Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Verenigde Staten

Uit Wikisage
(Doorverwezen vanaf Amerika)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Zie Verenigde Staten (doorverwijspagina) voor andere betekenissen van Verenigde Staten.

De Verenigde Staten, officieel de Verenigde Staten van Amerika, afgekort VS (Engels: United States of America, afgekort USA of US), zijn een federatie van 50 Staten en het district Columbia, grotendeels in Noord-Amerika gelegen. Twee van de vijftig staten, Alaska en Hawaï, liggen gescheiden en grenzen niet aan de andere staten. Tot het land behoren ook diverse eilandgebieden in de Caribische Zee en de Grote Oceaan. De Verenigde Staten zijn het op twee na grootste land ter wereld in bevolking, na China en India; en tevens het op drie na grootste land in oppervlakte, na Rusland, Canada en China. Er is nog discussie over wie groter is, de VS of China[1].

De VS wordt aan de noordkant begrensd door Canada en aan de zuidkant door Mexico en het Caribisch gebied, en wordt geflankeerd door de Grote Oceaan in het westen, de Atlantische Oceaan in het oosten en de Golf van Mexico in het zuiden. De grens met Rusland loopt tussen het Russische Diomedeseilanden, Groot-Diomede en Klein-Diomede, dat in Alaska ligt (de twee eilanden liggen maar enkele kilometers van elkaar verwijderd). Alaska heeft zijn noordgrens aan de Noordelijke IJszee. Washington D.C. is de hoofdstad en het politieke centrum, New York is de grootste stad en het economisch centrum.

Tot de afgelegen gebieden van de Verenigde Staten behoren:

De VS heeft vergaande samenwerkingsovereenkomsten met de onafhankelijke landen Marshalleilanden, Palau en Micronesia. Deze overeenkomsten, die bekend staan als de "Compacts of Free Association", regelen de financiële hulp en de defensie van de landen door de Verenigde Staten, alsook algemeen militair gebruik van gebieden erin. Bovendien is de VS met buurlanden Mexico en Canada verbonden in NAFTA.

Geschiedenis

Zie Geschiedenis van de Verenigde Staten voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het gebied, dat nu ingenomen wordt door het continentale deel van de Verenigde Staten, werd oorspronkelijk bewoond door talrijke inheemse Amerikaanse volken en werd gekoloniseerd vanaf de 16e eeuw door Spanje, Frankrijk, Nederland en Engeland. Als resultaat van de Franse en Indiaanse oorlog (1754 - 1763) nam Groot-Brittannië de Franse koloniën in Noord-Amerika over (het oostelijk deel van Canada en delen van het huidige Illinois en Ohio). Daarmee kwam het grootste deel van de oostkust onder Britse controle. De kolonisten hadden de bescherming van het moederland tegen de Fransen niet langer nodig, en begonnen zich te verzetten tegen de Britse belastingheffing. De dertien koloniën verklaarden hun onafhankelijkheid van Groot-Brittannië in 1776, waarop de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog begon. In 1783 erkende het Koninkrijk van Groot-Brittannië de onafhankelijkheid. Er werd een overheid gevormd die een nieuwe grondwet opstelde die na 1789 effectief werd. De natie begon spoedig zich westelijk uit te breiden. De groeiende spanningen over de kwestie van de zwarte slavernij verdeelden het land volgens geografische lijnen. Er volgde een burgeroorlog (1861-1865). De rest van de 19e eeuw werd gekenmerkt door verhoogde westelijke uitbreiding, industrialisatie, en de toevloed van miljoenen immigranten. In de 20e eeuw namen de Verenigde Staten deel aan beide Wereldoorlogen. Daarbij vielen vele slachtoffers. Na de Tweede Wereldoorlog, waar de Verenigde Staten in terecht kwamen na de Japanse aanval op Pearl Harbor in 1941, werden de Verenigde Staten een wereldmacht.

Geografie

Politieke geografie

Voor de achtergrond van de namen, zie: Staten van de Verenigde Staten

De volgende staten maken deel uit van de Verenigde Staten: Alabama - Alaska - Arizona - Arkansas - Californië - Colorado - Connecticut - Delaware - Florida - Georgia - Hawaï - Idaho - Illinois - Indiana - Iowa - Kansas - Kentucky - Louisiana - Maine - Maryland - Massachusetts - Michigan - Minnesota - Mississippi - Missouri - Montana - Nebraska - Nevada - New Hampshire - New Jersey - New Mexico - New York - North Carolina - North Dakota - Ohio - Oklahoma - Oregon - Pennsylvania - Rhode Island - South Carolina - South Dakota - Tennessee - Texas - Utah - Vermont - Virginia - Washington - West Virginia - Wisconsin - Wyoming. Het District van Columbia is geen staat maar een federaal district.

Bij de onafhankelijkheidsverklaring in 1776 waren er 13 staten.

Alaska is de grootste staat (1.700.578 km²), en Rhode Island de kleinste (4003 km²). Californië heeft de grootste bevolking (33.871.648 in 2000), terwijl Wyoming de minste inwoners heeft (493.782 in 2000). In de late 20e eeuw ervaarden Nevada, Arizona, Florida, Colorado, Utah, Georgia en Texas het snelste tempo van bevolkingstoename. West Virginia, North Dakota en het District van Columbia hadden te maken met bevolkingsdalingen tijdens dezelfde periode.

De staten van de Verenigde Staten hebben ook bijnamen, die men meestal op de nummerplaten van auto's kan vinden.

Steden

Zie lijst van steden in de VS naar inwonertal voor een overzicht van de 100 grootste steden

De zes grootste steden van de Verenigde Staten zijn:

  1. New York
  2. Los Angeles
  3. Chicago
  4. Houston
  5. Philadelphia
  6. Phoenix

Een selectie van andere grote steden: Boston, Pittsburgh, Baltimore, Richmond, Virginia Beach, Charlotte, Atlanta, Jacksonville, Tampa, Miami, Cleveland, Columbus, Cincinnati, Detroit, Indianapolis, Milwaukee, Minneapolis, Saint Louis, Nashville, Memphis, New Orleans, Oklahoma City, Dallas, Austin, San Antonio, El Paso, Albuquerque, Denver, Salt Lake City, Washington D.C., Tucson, San Diego, Long Beach, Las Vegas, Seattle, Portland, Sacramento, San Francisco, San José, Fresno en Honolulu.

Fysische geografie

Het landschap van de Verenigde Staten varieert sterk. Het kan in zeven brede geografische gebieden worden verdeeld. Van het oosten naar het westen:

Het terrein van het noorden van de Verenigde Staten werd gevormd door een grote continentale ijskap die in Noord-Amerika tijdens de recente Cenozoïsche periode zijn ontstaan. De zuidelijke rand van de ijskap loopt ruwweg in een lijn die in het oosten door Long Island loopt en in het westen langs de rivieren Ohio en Missouri tot de Rocky Mountains. Het land ten noorden van deze lijn was bedekt met ijs. Alaska en de bergen in het noordwesten van Noord-Amerika hadden vroeger uitgebreide berggletsjers en werden zwaar geërodeerd. Great Salt Lake en andere meren in dit gebied zijn restanten van de ijstijd.

In het zuidwesten van de Verenigde Staten liggen woestijnen. Dit zijn de heetste en droogste plekken van het land. Langs de kust van de Grote Oceaan heeft het klimaat een mediterraan type (bijvoorbeeld in Zuid-Californië). Dit klimaat gaat geleidelijk over in het maritieme klimaat van de westkust. Het noordwesten is een van de natste delen van de Verenigde Staten en is dicht bebost. Rotsachtige bergen, bijvoorbeeld de Cascades en Sierra Nevada hebben typische hooglandklimaten en zijn ook dicht bebost. Naast de Grand Canyon in Arizona en Great Salt Lake in Utah, zijn er andere natuurwonderen in het land, zoals de Niagarawatervallen op de grens van Canada en de VS; de klippen van het Nationale Park van Bryce Canyon, in Utah; en de geisers van Nationaal Park Yellowstone, hoofdzakelijk in Wyoming (voor anderen, zie lijst van parken en reservaten en Werelderfgoed).

Zoals alle streken langs de rand van de Stille Oceaan is de westkust van de VS een aardbevingszone. San Francisco ligt precies op de San Andreas-breuk. In 1906 heeft dit tot een zware aardbeving geleid waarbij 3000 doden vielen; in 1989 was er een lichtere, waarbij 'slechts' enkele tientallen doden vielen. In de noordwestelijke staten Washington en Oregon liggen een aantal vulkanen, waarvan Mount Saint Helens in 1980 nog voor een spectaculaire uitbarsting zorgde.

Klimaat

De Verenigde Staten hebben een gevarieerd klimaat, variërend van tropisch regenwoud van Hawaï en tropische savanne van Zuid-Florida (Everglades) tot subarctisch en toendraklimaat in Alaska. Ten oosten van de honderdste meridiaan (de algemene scheidingslijn tussen de droge en vochtige klimaten) is het klimaat vochtig en subtropisch. Het noordoosten van de Verenigde Staten heeft een vochtig, continentaal klimaat. Uitgestrekte bossen worden gevonden in beide gebieden. Ten westen van de honderdste meridiaan is er sprake van een steppeklimaat.

Jaarlijks terugkerende rampen zijn de tornado's in het midden-westen en de nog verwoestender tropische orkanen in het zuid-oosten. Sinds de weersvoorspellingen d.m.v. satellietbeelden sterk verbeterd zijn kunnen mensen tijdig hun woningen dichtspijkeren en zich uit de voeten maken, maar de materiële schade kan toch enorm zijn, vooral als de bijbehorende vloedgolf de kust bereikt, zoals in het geval van Katrina, die in 2005 New Orleans onder water zette.

Overheid

De Verenigde Staten van Amerika zijn een op de constitutie gebaseerde federale republiek met een sterke democratische traditie. Elke vier jaar worden er presidentsverkiezingen gehouden. De president van de Verenigde Staten wordt niet direct gekozen, maar door getrapte verkiezingen. Men volgt hierbij het volgende proces:

  • allereerst worden voorverkiezingen gehouden, waarbij de presidentskandidaten van elke partij gekozen moeten worden (er zijn slechts twee partijen van betekenis: de Republikeinen en de Democraten).
  • Bij de eigenlijke verkiezingen worden de stemmen geteld per staat. Elke staat heeft een op het inwonertal gebaseerd aantal kiesmannen in het kiescollege. Wie in een staat de meeste stemmen krijgt, 'krijgt' in principe ook alle kiesmannen van die staat (het principe van het districtenstelsel).

Wie de meeste kiesmannen heeft, wint de verkiezingen en wordt president. Kiesmannen kunnen echter het stemadvies van de burgers naast zich neerleggen. In 1988 stemde bijvoorbeeld een Democratische kiesman niet op Michael Dukakis, de officiële kandidaat, maar op Lloyd Bentsen, de kandidaat voor vicepresident. In 1876, 1888 en 2000 kreeg de kandidaat met de minste stemmen toch het grootste aantal kiesmannen. Een gekozen president kan maximaal twee periodes dienen (acht jaar).

De presidentskandidaten kiezen al voor de verkiezingen hun running mate, de beoogde vicepresident, uit.

De president van de Verenigde Staten sinds 20 januari 2001 is George W. Bush. Hij werd op 20 januari 2005 geïnaugureerd voor zijn tweede ambtstermijn. Op 20 januari 2009 loopt die af en kan hij niet herkozen worden volgens de wet.

Het Congres (U.S. Congress) is de volksvertegenwoordiging en bestaat uit de Senaat en het Huis van Afgevaardigden.

Politieke partijen

De federale en staatsoverheden worden overheerst door twee belangrijke politieke partijen, de Republikeinen en de Democraten. De Republikeinse Partij is conservatiever en de Democratische Partij is progressiever. Er zijn verscheidene andere, kleinere partijen, maar zij hebben zeer weinig invloed in de nationale politiek.

De politieke partijen in de Verenigde Staten hebben geen formele 'leiders' zoals veel andere landen, hoewel er complexe hiërarchieën binnen de politieke partijen zijn die diverse uitvoerende commissies vormen. Beide grote partijen zijn ideologisch zeer divers; zo zijn er binnen een partij meestal zowel gematigden als radicalen en kunnen er forse meningsverschillen zijn over bijv. de doodstraf, abortus of de mate van autonomie van de deelstaten tegenover het federale gezag.

Maatschappelijke groeperingen, organisaties en rijke particulieren verlenen financiële steun aan beide belangrijke partijen. De Republikeinen ontvangen over het algemeen meer financiering en steun van commerciële groepen, belijdende christenen en Amerikanen op het platteland, terwijl de Democratische partij meer steun van vakbonden en etnische minderheidsgroepen ontvangt. Omdat de Amerikaanse federale verkiezingen vrijwel geheel via gekochte zendtijd in de massa-media wordt uitgevochten, behoren die tot de duurste van de wereld. De totale kosten van de presidentiële campagnes van alle kandidaten bij elkaar loopt in de honderden miljoenen dollars. Toegang tot fondsen is dus essentieel in het politieke systeem. Bedrijven, vakbonden en andere georganiseerde groepen die fondsen en politieke steun aan partijen verlenen, spelen dus een zeer grote rol in het bepalen van politieke agenda's en overheidsbesluitvorming.

Het politieke systeem van Verenigde Staten heeft historisch catch-all-partijen eerder dan coalitieoverheden gesteund.

Buitenlandse relaties

Vanwege de enorme omvang van het land, een mate van autarkie en de geografische ligging ervaren veel gewone Amerikanen het buitenland als een 'ver van mijn bed' show. Niet zelden voert een presidentskandidaat (Clinton, Bush) campagne met de belofte zich op binnenlandse problemen te gaan concentreren. Bij het betreden van het Witte Huis blijkt dan meestal al snel dat het buitenlandse beleid naar de voorgrond treedt.

Als gevolg van het militaire, economische en culturele overwicht van de Verenigde Staten in de wereld besteedt de politiek in de VS veel aandacht aan dit onderwerp. Sinds het einde van de koude oorlog, in het begin van de jaren 1990 is de VS meer dan ooit het machtigste land ter wereld, een situatie waarmee het zelf ook moet leren omgaan. Aan de ene kant wekt het enorme overwicht wantrouwen, aan de andere kant wordt er door degenen in een noodsituatie zitten (Koeweit, Rwanda, voormalig Joegoslavië) al snel een beroep op de Verenigde Staten gedaan, omdat het de beste middelen voor krachtige interventie waar ook ter wereld heeft.

Het buitenlandse beleid van de VS is in de geschiedenis meerdere keren heen en weer geslingerd tussen isolationisme en interventionisme. Het meest dramatische voorbeeld van isolationisme was de weigering om na de Eerste Wereldoorlog toe te treden tot de Volkenbond, tot teleurstelling van president Woodrow Wilson, die er de vurigste pleitbezorger van was. John F. Kennedy, die president werd toen de koude oorlog de wereld in zijn greep hield, was een uitgesproken interventionist, die vond dat geen prijs te hoog was om de zaak van de vrijheid wereldwijd te verdedigen.

Als resultaat van de reusachtige politieke en culturele invloed zijn de reacties op het Amerikaanse beleid vaak heftig en soms irrationeel. Het varieert van bewondering van alle dingen die 'Amerikaans' zijn tot anti-Amerikanisme. Bewondering van de VS komt vaak voort uit het feit dat veel mensen het als het land van de vrijheid zien. Zij bewonderen de Verenigde Staten als de oudste moderne democratie en hebben respect voor de American Dream. Voor veel Europeanen komt daar nog altijd de dankbaarheid voor de bevrijding van het Nazi-Duitsland en Italië onder Mussolini tijdens de Tweede Wereldoorlog bij. Tegenstanders van het buitenlandse beleid van de VS daarentegen vinden dat de VS gedurende hun geschiedenis weinig respect hebben getoond voor de vrijheid en soevereiniteit van veel andere volkeren. Amerika zou er een handje van hebben om foute regimes te steunen. Critici wijzen onder andere op de Vietnamoorlog of de Amerikaanse bemoeienissen in Latijns-Amerika, dat zich behandeld voelt als Amerika's achtertuin. In de hele islamitische wereld is Amerika's voortdurende steun aan Israël de steen des aanstoots en ook de invasie van Afghanistan en de Irakoorlog worden door critici onrechtvaardig geacht. Een extreem voorbeeld van anti-Amerikanisme, het bestempelen door de Iraanse Ayatollah Khomeini van de VS als 'Grote Satan', ter onderscheiding van de 'kleine Satan', Irak ten tijde van Saddam Hoessein. Dit leidt bij Amerikanen weer tot irritatie; zij bestempelen het misbaar over Amerika wel eens als een blame America first syndroom. Zij wijzen er op dat er wereldwijd erg veel mensen naar Amerika willen, juist uit landen waarvan de regimes Amerika overal de schuld van geven.

Bevolking

In 2006 overschreed het land de grens van 300 miljoen inwoners. In 1776 telden de oorspronkelijke staten amper drie miljoen inwoners, in 1915 al 100 miljoen en in 1968 200 miljoen miljoen inwoners. [2].

Meer dan 79% van de bevolking woont in de stad (en meer dan de helft daarvan in voorsteden). Ongeveer 70% van de inwoners is van Europese oorsprong (Census Bureau, 2004), maar dit percentage heeft een dalende trend door uitbreiding van andere groepen door immigratie en geboorten. Volgens de volkstelling van 2000 bestond de grootste groep minderheden uit Latino’s, die 35.305.818 mensen, 12,5% van de bevolking, vertegenwoordigden. Dit cijfer omvat mensen van Mexicaanse, Puerto Ricaanse en Cubaanse oorsprong. De Afrikaans-Amerikaanse bevolking bedroeg 34.658.190, of 12,3% van de bevolking, hoewel een extra 0,6% van de bevolking van gedeeltelijk Afrikaans-Amerikaanse oorsprong was. De Aziatische bevolking bedroeg 10.242.998 in 2000, of 3,6%, en bestond hoofdzakelijk uit mensen van Chinese, Filipijnse, Indiase, Vietnamese, Koreaanse of Japanse oorsprong. De inheemse Amerikaanse bevolking van de Verenigde Staten, zoals Eskimo's in Alaska en op de Aleoeten, had een bevolking van 2.475.956, ofwel 0,9%. Ruwweg een derde van de inheemse Amerikanen leefde in reservaten, vertrouwensland, of ander land onder inheemse Amerikaanse jurisdictie. Er waren 398.835 Hawaïanen en andere Oceaniërs in 2000. Dat is 0,1% van de bevolking.

Immigratie

Naast de oorspronkelijke groep Britse kolonisten in de talrijke kolonies van de Atlantische kust, werden andere nationale groepen geïntroduceerd door immigratie. De grote aantallen Afrikanen werden vervoerd onder hopeloze omstandigheden ten behoeve van slavenarbeid, met name op de aanplantingen van het Zuiden. Toen de Verenigde Staten regelingen trof met het Westen (waaronder sommige vroegere groepen Franse en Spaanse kolonisten), stroomde de immigranten uit Europa het land binnen. Een belangrijke groep waren de Schotten en Ieren. Vlak voor het midden van de 19e eeuw waren de Ierse en Duitse immigranten overheersend.

Na de burgeroorlog kwamen de immigranten hoofdzakelijk uit de naties uit Zuid- en Oost-Europa: Italië, Griekenland, Rusland, het deel van Polen dat toen tot Rusland behoorde, en uit Oostenrijk-Hongarije en de Balkan. Tijdens deze periode kwamen er ook grote aantallen immigranten uit China. Tijdens de piekjaren van immigratie tussen 1890 en 1924 kwamen meer dan 15 miljoen immigranten in de Verenigde Staten aan. Na de immigratiewet van 1924 werd de immigratie zwaar beperkt tot midden de jaren '60. Sinds de jaren '80 zijn er grote aantallen nieuwe immigranten bijgekomen. De cijfers wijzen erop dat het aandeel niet-inheemse mensen 11,1% is (2000), het hoogste percentage sinds de telling van 1930; meer dan 40% meer dan de 31 miljoen buitenlanders in 1990. Meer dan de helft van alle immigranten in de Verenigde Staten komt uit Latijns-Amerika en meer dan een kwart komt uit Azië. De VS heeft te kampen met vele illegale immigranten die vanuit Mexico de grens overkomen. In 2006 werd aangenomen dat het aantal illegalen circa 12.000.000 zou zijn. Redenen voor illegale immigratie zijn te vinden in de grote welvaartsverschillen tussen Noord-Amerika met Midden- en Zuid-Amerika, illegalen kunnen vrij simpel werk vinden dat hen zwart en onderbetaald wordt aangeboden.

Sociale klassen

Het bruto nationaal product van de Verenigde Staten is het hoogste ter wereld en de gemiddelde Amerikaan staat qua welvaart op de negende plaats van de wereldranglijst. Desondanks leeft 12,1% van de bevolking onder het officiële nationale armoedeniveau. De sociale structuur van de Verenigde Staten is enigszins gelaagd, de extreem rijken hebben echter een onevenredige culturele en politieke invloed. De coëfficiënt van Gini (die inkomensongelijkheden aangeeft) bedraagt 40,8% en is de op twee na hoogste van alle ontwikkelde naties (na Zuid-Afrika en Mexico).

De Amerikaanse sociale mobiliteit is echter groot: de American dream, waarbij een in armoede geborene zich omhoogwerkt, is geen mythe.

Godsdienst

Er is godsdienstvrijheid in de Verenigde Staten. De meerderheid van de Amerikanen is christen. Binnen het christendom is de Protestantse Kerk het meest vertegenwoordigd. Ongeveer 55% van alle Amerikanen is protestants. Dat komt neer op zo'n 165 miljoen protestanten (census 2005). Echter binnen de Verenigde Staten zijn er vele verschillende stromingen binnen de protestantse gemeenschap die geen hechte eenheid vormen zoals dat bij de katholieken het geval is. 65 miljoen inwoners zijn rooms-katholiek (2005). De Oosters-Orthodoxe Kerk wordt ook vertegenwoordigd echter hun aandeel is miniem. Bovendien hangen ruwweg 1,5% (2005) van Amerikanen het Jodendom aan, en 0,6% (2005) is moslim (census 2005). Het boeddhisme wordt door 0,5% (2005) als geloof aangehangen.

Onderwijs

Het onderwijs in de Verenigde Staten wordt voornamelijk beheerd door de afzonderlijke staten. Elk van de 50 staten heeft een kosteloos openbaar schoolsysteem (public school system). Er zijn ook meer dan 3500 instellingen van hoger onderwijs, gesteund door de individuele staten. Het openbare schoolsysteem is gebaseerd op 13 jaar onderwijs voor iedere leerling, beginnend met Kindergarten voor vijfjarigen, en eindigend met de twaalfde klas, waarna leerlingen hun High school diploma behalen. Daarom wordt het systeem ook wel "K through 12", of kortweg "K12", genoemd. Meestal doorlopen kinderen achtereenvolgens drie verschillende scholen: Elementary School, Middle School (in sommige staten Junior High School genoemd) en High School. Als men hierna nog een opleiding wil volgen komt men vaak uit in een College. Hier kan men een Bachelor Degree (vierjarige opleiding), of voor sommige studierichtingen een lagere associate degree (twee jaar). Ook universiteiten bieden een programma aan om een Bachelor Degree te behalen. Hierna kan men eventueel nog een studie op een universiteit volgen om een Masters Degree of het diploma van Doctor of Philosophy te behalen.

Cultuur

Hoewel algemeen beschouwd als typisch en duidelijk verschillend van de Europese cultuur moet de Amerikaanse cultuur beschouwd worden als behorende tot het West-Europese culturencomplex. Het culturele erfgoed van de verschillende groepen kolonisten is gewoonlijk nog overduidelijk te herkennen in datgene wat wij nu als "typisch Amerikaans" herkennen, al is het wel gemuteerd. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de vele vormen van het christendom die in de Verenigde Staten worden beleden: de theologische grondslagen zijn vaak herkenbaar Engels, maar met de Anglicaanse Kerk hebben deze genootschappen weinig meer te maken. Ook de Afro-Amerikaanse cultuur, zelf trouwens al voor een groot deel Westers van karakter, heeft zwaar zijn stempel gedrukt op het Amerikaanse erfgoed. De culturele indrukken die de oorspronkelijke bewoners, de Indianen, hebben achtergelaten zijn te verwaarlozen. In topografische namen komen wel veel Indiaanse woorden voor.

Ditzelfde geldt voor de taal. Een grote meerderheid (82,1% bij de volkstelling van 2000) van de Amerikanen spreekt Engels, in een vorm die men algemeen herkent als Amerikaans Engels. De lagere sociale lagen van de zwarte bevolking spreken Afro-Amerikaans Engels, een sociolect dat sterk van het Amerikaans der blanken afwijkt. De grootste taalminderheid is de Spaanstalige (10,7%; uiteraard spreken haar leden Latijns-Amerikaans Spaans); andere talen scoren alle minder dan één procent: Chinees (0,771%; in alle varianten, die feitelijk talen op zich zijn), Frans (0,627%; inclusief een aantal creolen en dialecten) en Duits (0,527%; vaak in varianten als Pensylvaans, wat tegenwoordig meestal als aparte taal geldt) zijn nog de grootste. De grootste van de Inheemse Amerikaanse talen, het Navajo, vindt men behoorlijk ver onderaan de lijst van Amerikaanse talen geordend naar aantal sprekers: het wordt gesproken door 0,068% van de bevolking. De rest van de inheemse talen nemen nog eens 0,078% voor hun rekening (Navajo is dan ook met voorsprong de grootste Indianentaal). De meeste Indianentalen zijn inmiddels uitgestorven, bijna uitgestorven of sterk bedreigd.

De Amerikaanse cultuur heeft een grote invloed op de rest van de wereld, vooral de westerse wereld. Deze invloed wordt soms bekritiseerd als cultureel imperialisme. De muziek van de VS wordt gehoord over de hele wereld en het is de vader van muziekvormen zoals blues en jazz. Vele grote westelijke klassieke musici en forums zijn gevestigd in de stad New York, een hub voor internationale opera en instrumentale muziek evenals het wereldberoemde theater Broadway voor musicals. New York en San Francisco zijn wereldwijd leiders in grafisch ontwerp en New York en Los Angeles concurreren met belangrijke Europese steden in de mode-industrie. De films uit de VS (hoofdzakelijk opgenomen in Hollywood) en televisieprogramma's kunnen bijna overal worden gezien. Het Amerikaanse fast-foodprincipe is overal ter wereld neergestreken. Dit is in grimmig contrast met de vroege dagen van de republiek, toen het land door Europeanen als landbouwland werd gezien.

Verdere typische Amerikaanse cultuursymbolen zijn de appeltaart, de honkbalknuppel, de Amerikaanse vlag die bij sommige huizen 365 dagen per jaar wappert en de fastfoodketens als McDonald's, Burger King, Kentucky Fried Chicken, Taco Bell en Wendy's.

Vervoer

Om het grote gebied te verbinden, beschikken de Verenigde Staten over een groot netwerk van infrastructuur, waarvan het Interstate Highway System een belangrijk aspect is. Amerikanen zijn sterk afhankelijk van de auto voor vervoer over korte en middellange afstand. Met enkele uitzonderingen (bij voorbeeld New York City, San Francisco) is het openbaar vervoer onvoldoende om een alternatief te bieden. Steden zoals Los Angeles zijn volledig op de auto georiënteerd.

Voor afstanden langer dan 500 km wordt meestal de voorkeur gegeven aan het vliegtuig als vervoermiddel.

Er is ook een transcontinentaal spoorwegsysteem dat voor het vervoeren van vracht wordt gebruikt, hoewel Amtrak een succesvolle snelle passagiersverbinding onderhoudt van Boston, via New York City naar Washington D.C. (North East Corridor). Deze treinverbinding kan concurreren met vlieg- en autoverbindingen omdat de trein direct van stadscentrum naar stadscentrum rijdt.

Economie

Zie: economie van de Verenigde Staten voor het hoofdartikel over dit onderwerp

De Verenigde Staten zijn rijk aan delfstoffen. De Verenigde Staten bezitten ongeveer 20% van de kolen, 13% van de aardolie, en 24% van de aardgas reserves in de wereld. De olie wordt voornamelijk gewonnen aan de Golf van Mexico, en in de staten Alaska en Texas.

Vanwege de grote grondoppervlakte en het gunstige klimaat is landbouw altijd erg belangrijk geweest voor de Verenigde Staten. De Verenigde Staten zijn marktleider in de productie van kaas, graan, sojabonen en tabak. Andere belangrijke landbouwproducten zijn rundvee, varkens, koemelk, boter, katoen, haver, tarwe, gerst en suiker; het is de belangrijkste exporteur van de wereld van tarwe en graan en derde van de wereld in de rijstuitvoer. In 1995 was de visserij van de VS vijfde in de wereld in totale productie. Tegenwoordig werkt nog maar 3% van de beroepsbevolking in de landbouw. Dankzij het vlakke terrein in de Mississippivlakte en de Great Plains, bij elkaar ongeveer de helft van het Amerikaanse grondgebied, en het hoge technologische ontwikkelingsniveau is de landbouw vérgaand gemechaniseerd en is de productiviteit hoog. Ook door de bosbouw worden veel producten geëxporteerd.

Hoewel het land in het verleden vrijwel zelfvoorzienend was, blijft de stijgende consumptie, vooral van energie, het van bepaalde invoer afhankelijk maken. De energieconsumptie per hoofd van de bevolking is ongeveer 7,8 ton olie-equivalent per jaar, na Canada de op acht na hoogste ter wereld. Het leidt alle naties in de productie van vloeibaar aardgas, aluminium, zwavel, fosfaten en zout. Het is ook een belangrijke producent van koper, goud, steenkool, ruwe olie, stikstof, ijzererts, zilver, uranium, lood, zink, mica, molybdeen en magnesium. Hoewel de output is gedaald, zijn de Verenigde Staten wereldleiders in de productie van ruwijzer en ferrolegeringen, staal, motorvoertuigen en synthetisch rubber.

De belangrijkste exportproducten van de VS zijn motorvoertuigen, vliegtuigen, voedsel, ijzer en staalproducten, elektronische apparatuur, industriële en energiegenererende machines, chemische producten en consumptiegoederen. Belangrijke invoerproducten zijn onder andere ertsen en metaalschroot, aardolie en aardolieproducten, machines, vervoersapparatuur (vooral auto's) en kantoorproducten. De belangrijkste handelspartners van de VS zijn Canada (de grootste tweezijdige handelsverhouding van de wereld), Mexico, Japan, het Verenigd Koninkrijk, Zuid-Korea en Duitsland. Het volume van de handel is gestaag gestegen. Het bruto binnenlands product is blijven toenemen en vandaag de dag bedraagt het $11750 miljard dollar (11,75 biljoen), met afstand het grootste van de wereld. De ontwikkeling van de economie is aangespoord door de groei van een complex communicatienetwerk. Dit bestaat niet alleen uit spoorwegen, wegen, binnenwateren en luchtvaart maar ook telefoon, radio, televisie, computer (waaronder internet) en de faxmachine. Deze infrastructuur heeft niet alleen de landbouw bevorderd en productiegroei verhoogd. maar ook bijgedragen aan de toerisme-inkomsten en de verschuiving naar een op diensten gebaseerde economie. In 1996 werkte ongeveer 74% van Amerikanen in de dienstensector. Onder landen met een ontwikkelde economie is dit bijna het hoogste percentage, slechts Canada heeft percentueel een grotere dienstensector.

De Verenigde Staten hebben al met al een werelddominerende economie, en het gemiddeld inkomen per persoon is hoog. Dit betekent niet dat iedereen een hoog inkomen heeft. De rijkdom is namelijk onevenwichtig verdeeld. 1% van de bevolking bezit meer rijkdom dan 90% van de rest van de bevolking bij elkaar. En deze kloof lijkt groter te worden: bij de 25% armen daalde het inkomen tussen 1979 en 1995 met 9%, terwijl dat van de rijkste 25% met maar liefst 26% steeg.

Er is een groot verschil in de economische status van de verschillende bevolkingsgroepen. Blanke en Aziatische gezinnen (excl. Hispanics) verdienen gemiddeld zo'n anderhalf tot twee keer zo veel als zwarte of Hispanic gezinnen[3].

De Verenigde Staten heeft de grootste absolute staatsschuld ter wereld. Op 3 juni 2008 hadden de Verenigde Staten een staatsschuld van $9.395 miljard[4] (€6.044 miljard[5]). De staatsschuld als percentage van het bruto binnenlands product werd in 2007 geschat op 36,8% (positie 65). [6]

Defensie

De strijdkrachten van de Verenigde Staten van Amerika bestaan uit:

De US Coast Guard is formeel geen onderdeel van de strijdkrachten, maar valt onder het Department of Homeland Security. In tijd van oorlog valt de kustwacht echter onder het Department of the Navy. De kustwacht kent wel een min of meer militaire hiërarchie en haar schepen zijn bewapend.

Zowel land- als luchtmacht kennen (Air) National Guard Units: actief dienende reservisten. Vrijwilligers die een deel van hun vrije tijd besteden aan actief dienen in het leger, vergelijkbaar met het Korps NATRES in Nederland. Anders dan de NATRES, zijn de militairen van de National Guard ingedeeld in gevechtseenheden en kunnen ze worden uitgezonden naar het buitenland.

De constitutie bepaalt dat de president de opperbevelhebber (Commander in Chief) van de krijgsmacht is. De dagelijkse leiding is in handen van de minister van defensie (Secretary of Defense) en een plaatsvervangend minister (Deputy Secretary of Defense). Zij worden bijgestaan door een aantal assistent-ministers (Assistent Secretary of Defense) voor materieelzaken, personeelaangelegenheden, financiën enz. De overkoepelende organisatie is het United States Department of Defense (DoD), ook het Pentagon genoemd naar het gebouw waarin het departement is gehuisvest. Onder het Defense Department vallen drie departementen voor de afzonderlijke krijgsmachtdelen: US Department of the Navy, Department of the Air Force en het Department of the Army. Elk wordt geleid door een minister (Secretary) en een onderminister (Under Secretary). Zowel de marine als het marinierskorps vallen onder het Department of the Navy.

De krijgsmacht telt 1,4 miljoen actieve dienstnemers (zonder Coast Guard en National Guard). Er zijn nog enkele honderdduizenden beschikbaar in de reserves en de National Guard. De dienstplicht is na de Vietnam-oorlog afgeschaft. De uitgaven voor defensie bedroegen in 2003 370,7 miljard dollar (3,3 % van het BNP), dat is bijna de helft van de werelduitgaven aan defensie.

De defensie van de Verenigde Staten is een hiërarchische organisatie, met een systeem van militaire rangen om niveaus van gezag binnen de organisatie aan te duiden. De legerdienst is verdeeld in een professioneel ambtenarenkorps samen met een groter aantal aangeworven personeel dat de militaire handelingen van dag tot dag uitvoert. In tegenstelling tot bepaalde andere landen, wordt het de ambtenarenkorps van Verenigde Staten niet beperkt door de maatschappijklasse of onderwijs.

Het leger van de VS handhaaft een aantal militaire toekenningen en onderscheidingen om de kwalificaties en de verwezenlijkingen van militair personeel aan te duiden.

Op 26 juli 1948 ondertekende de Amerikaanse president Harry Truman de Executive Order 9981 die raciaal de scheiding ophief tussen de militairen van de Verenigde Staten. Homoseksuelen wordt het echter nog niet toegelaten om openlijk te dienen in het leger (het beleid van "Don't Ask, Don't Tell" - vraag er niet naar, spreek er niet over).

Symboliek

De vlag van de Verenigde Staten, de Star-Spangled Banner of stars and stripes, bestaat uit 13 strepen en 50 sterren op een blauw vlak. De 13 strepen staan voor de oorspronkelijke 13 koloniën. De sterren staan voor de huidige 50 staten. Het wit in de vlag staat voor de waarheid, het rood voor moed en het blauw voor gerechtigheid. Voor de vlaggen van de deelstaten, zie: Lijst van vlaggen van Amerikaanse deelgebieden.

Er zijn meerdere ontwerpen geweest voordat de vlag die vandaag de dag wordt gebruikt het licht zag. Zo was er een ontwerp dat de sterren en strepen 'andersom' had, dus 13 kleine streepjes linksboven en een groot blauw vak met sterren, en een vermeerdering van het aantal strepen met elke staat die er bij kwam.

Het huidige ontwerp werd in 1795 goedgekeurd door het congres. In 1813 gaf het Congres de opdracht aan vlaggenmaakster Mary Pickersgill voor het maken van de eerste officiële "Star-Spangled Banner", de vlag van 10 bij 14 meter die moest gaan wapperen boven fort McHenry. Het was deze vlag die amateurdichter Francis Scott Key inspireerde tot het schrijven van het gelijknamige volkslied.

Het grootzegel, waarop de Amerikaanse zeearend is afgebeeld, dateert uit 1782. Het wordt nog steeds 2000 tot 3000 keer per jaar gebruikt om officiële documenten te verzegelen.

Nationale Feestdagen

De individuele staten bepalen wat de officiële feestdagen zijn voor hun staat. Al zijn de openbare instellingen op die dagen meestal gesloten, volgen bedrijven niet altijd de aanbeveling van de staat en werken gewoon door.

De belangrijkste feestdagen, waarop bijna alle bedrijven gesloten zijn, zijn: New Year's Day, Memorial Day, Independence Day, Labor Day, Thanksgiving Day, en Christmas Day.

Nationale Parken

Zie ook

Externe links

WikiWoordenboek
WikiWoordenboek

.

Wikimedia Commons  Vrije mediabestanden over Verenigde Staten op Wikimedia Commons

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow
 
rel=nofollow