Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Nederlandse gulden

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Nederlandse gulden
Nederlandse guldens (1980, koningin Beatrix,
1968, koningin Juliana,
en een latere 'gulden' van koningin Beatrix).
Munteenheid
naam Gulden
land NL tot 2002, BE tot 1832, AN tot 1940, AW tot 1940 en SR tot 1962
verdeling 100 cent, 160 duiten tot 1816
ISOcode NLG
afkorting ƒ
wisselkoers EUR 1 = NLG 2,20371

De gulden was vanaf de Middeleeuwen tot januari 2002, een Nederlandse munteenheid en wettig betaalmiddel. Op 1 januari 2002 werd de gulden vervangen door de munteenheid van de EU, de euro. De waarde van de gulden was 0.453780216 euro.

Het muntgeld (dubbeltjes, kwartjes, vijfjes, etc.) verloor op 1 januari 2007 alle waarde. Na de invoering van de euro kon het oude muntgeld worden ingeleverd bij de banken, gedurende een periode van 5 jaar. Papiergeld in guldens blijft nog tot 1 januari 2032 inwisselbaar bij De Nederlandsche Bank.

Geschiedenis

De benaming gulden komt van gulden florijn (gouden florijn) genoemd naar de Florentijnse munt fiorino d'oro. Daarmee is ook de herkomst verklaard van het altijd gebruikte ƒ-teken voor de gulden. In 1378 kwam de Hollandse gulden van graaf Willem V in omloop. Daarna voerden verschillende vorsten en heersende edellieden hun eigen gulden in. De naar keizer Karel V genoemde munt werd de carolus genoemd. Na de gouden carolus van 1521 kwam in 1582 de zilveren carolus, die tot 1680 gold als (eerste) eenheidsmunt voor de Zeventien Provinciën. Deze munt was de eerste met een 'kop' (van de keizer). In 1694 kwam de generaliteitsgulden in omloop, met de Nederlandse maagd-met-lans.

Vanaf 1818 (koning Willem I) heeft elke Nederlandse vorst of vorstin één of meer 'eigen' guldens gekregen, met kop, omcirkeld door de tekst 'koning(in) der Nederlanden'. Ook werd in 1818 het kantschrift God zij met ons ingevoerd.

(Zie ook : geschiedenis van de Nederlandse gulden)

Zie voor het verloop van de waarde van de gulden van 1450 tot heden de externe link.

(Voormalige) koloniën

Nederlands-Indië had zijn eigen gulden. Deze bestond tot 1949. In dat jaar werd de Nederlands-Indische gulden door de Indonesische roepia vervangen. Op 30 maart 1950 werd de Nederlands Nieuw-Guineese gulden ingevoerd. De Nederlandse Antillen en Aruba hebben ook eigen munteenheden: Antilliaanse gulden en Arubaanse gulden. Deze munteenheden bestaan nog steeds. In Suriname bestond de Surinaamse gulden tot 1 januari 2004. Sinds de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 verminderde de waarde van de Surinaamse gulden sterk. Daarom besloot de Surinaamse regering de Surinaamse gulden door de Surinaamse dollar te vervangen.

Devaluatie van de gulden

(Zie ook :Devaluatie van de gulden)

In 1949 besloot minister Piet Lieftinck de Nederlandse gulden met dertig procent te devalueren.

Papiergeld

De gulden verscheen als muntgeld, muntbiljetten en bankbiljetten. Het 25-guldenbiljet van 1860 (tot 1923) was geel van kleur, en werd daarom al snel het geeltje genoemd. Die bijnaam is tot 2002 in zwang gebleven, ondanks anders gekleurde ontwerpen. Ook de bijnaam 'rooie' of 'rooie rug' voor een biljet van duizend gulden vindt zijn oorsprong in de 19e eeuw, toen deze biljetten een rode achterzijde hadden. Bekende ontwerpers van het naoorlogs Nederlandse bankpapier zijn R. Oxenaar (de eerste felgekleurde biljetten) en Jaap Drupsteen. De meeste bankbiljetten droegen portretten van historisch bekende Nederlanders, zoals Baruch Despinoza (1000 gulden, 1973-2002), de componist Jan Pieterszoon Sweelinck (25 gulden 1971-1995), schilder Frans Hals (10 gulden, 1971-2002) en Joost van den Vondel (5 gulden, 1976-1988).

(Zie ook : Geschiedenis van de Nederlandse bankbiljetten)

Muntgeld

De cent werd in 1817 voor het eerst geslagen en in 1980 officieel afgeschaft, maar was tot 1983 in omloop. De overige munten die vanaf 1945 circuleerden, waren de stuiver (5 cent), het dubbeltje (10 cent), het kwartje (25 cent), de gulden (100 cent) en de rijksdaalder (twee en een halve gulden, ook wel riks of knaak genoemd). In 1988 werd het vijf-guldenbiljet van 1973 vervangen door een munt met dezelfde waarde. De laatste gulden, ontworpen door de destijds twaalfjarige Tim van Melis, beleefde van 21 juli t/m 31 december 2001 nog een kort bestaan.

Vóór de rijksdaalder bestond er ook een "gewone" daalder en die was geen ƒ 2,50 maar ƒ 1,50 waard. De daalder was vooral bekend van de reclameslogan: "Op de markt daar is je gulden een daalder waard".

Aan de gulden gerelateerd muntgeld

In de loop van de eeuwen is de gulden regelmatig opnieuw onderverdeeld in verschillende muntstukken. Het decimale stelsel werd in Nederland op 18 september 1816 ingevoerd.

Hier volgt een opsomming, waarbij de stuiver steeds als referentie is gebruikt:

Voor 1816:

  • 10 gulden-munt = (200 stuivers)
  • tot 2002: 5 gulden-munt = (100 stuivers)
  • 1 goudgulden = 65 stuivers
  • 1816 - 1840: 3 gulden-munt = (60 stuivers)
  • tot 2002: 1 rijksdaalder = 50 stuivers
  • tot 1816: 1 daalder = 30 stuivers
  • 1601 - 1846: 1 zilveren florijn = 28 stuivers
  • tot 2002: 1 gulden = 20 stuivers
  • 1 halve gulden = 1/2 gulden = (10 stuivers)
  • 1 schelling = 6 stuivers
  • tot 2002: 1 kwartje = 1/4 gulden = (5 stuivers)
  • tot 2002: 1 dubbeltje = 2 stuivers
  • tot 2002: 1 stuiver = (1/20 gulden)
  • 1 halve stuiver = 1/2 stuiver (2 1/2 cent-munt of vierduitenstuk)
  • 1 oort = 1/4 stuiver
  • tot 1816: 1 duit = 1/8 stuiver
Nederlandse munten 1817-2002
Decimaal stelsel: 1 gulden = 100 cent
Informatie
Waarde (gulden) waarde (cent) Naam in omloop van in omloop tot
ƒ 0,005 0,5 Halfje 1818 1948
ƒ 0,01 1 Cent 1817 1983
ƒ 0,025 2,5 2½ Cent
Halve stuiver
1877 1948
ƒ 0,05 5 Stuiver 1818 2002
ƒ 0,10 10 Dubbeltje 1818 2002
ƒ 0,25 25 Kwartje 1817 2002
ƒ 0,50 50 Halve gulden 1818 1948
ƒ 1 100 Gulden 1818 2002
ƒ 2,50 250 Rijksdaalder 1840 2002
ƒ 3 300 Drie gulden 1817 1839
ƒ 5 500 Vijfje 1826 1912
1988 2002
ƒ 10 1000 Gouden tientje 1818 1933
Zilveren tientje 1970 2002
ƒ 50 5000 Vijftig gulden 1982 2002

Opmerking: de naoorlogse 10 en 50 gulden munten waren speciale uitgiften die wel wettig betaalmiddel waren, maar nauwelijks in omloop waren.

Volksnamen van de munten en bankbiljetten

De munten en bankbiljetten van de gulden hebben volkse namen gekend, die met de komst van de euro grotendeels zijn verdwenen. Alleen de termen dubbeltje en stuiver worden tegenwoordig ook gebruikt voor de munten van 10 en 5 eurocent.

  • stuiver (5-centmunt)
  • dubbeltje (duppie) (10-centmunt)
  • kwartje (maffie[1], heitje (waarnaar de uitspraak: heitje voor 'n karweitje)) (25-centmunt)
  • gulden (piek, pegel, pop) (Nederlandse 1 gulden)
  • rijksdaalder (knaak, riks, achterwiel) (2½-guldenmunt)
  • vijfje (5-guldenmunt)
  • vijfje (5-guldenbiljet)
  • tientje, joetje (10-guldenbiljet)
  • geeltje (25-guldenbiljet; een eerdere versie van 1861-1909 had een gele kleur)
  • zonnebloem, bram, brammetje (50-guldenbiljet)
  • meier, mutje, snip, bank(ie)/bankje (100-guldenbiljet)
  • vuurtoren (250-guldenbiljet, met een afbeelding van een vuurtoren)
  • rooie rug of rug (1000-guldenbiljet, dat later echter groen werd)

Externe links

rel=nofollow

Wikimedia Commons  Vrije mediabestanden over Dutch gulden op Wikimedia Commons


Nederlandse gulden
Euro
Hoofdpagina's : Euro · Euromunten · Eurobankbiljetten · Eurozone · Euroteken · Euro-herdenkingsmunt · Herdenkingsmunten van € 2 · Meerwaardeherdenkingsmunten

Gerelateerde pagina's : Ding Flof Bips · Eonia · Euribor · ECB · Stabiliteitspact
Geschiedenis : Europees Monetair Systeem (I: ECU, II: WKM, III: WKM II, IV: EMU) · Europees Monetair Instituut · Invoering van de euro
Eurozone : EU : België · Cyprus · Duitsland · Finland · Frankrijk · Griekenland ·
Ierland · Italië · Luxemburg · Malta · Nederland · Oostenrijk · Portugal · Slovenië · Slowakije · Spanje
Niet-EU : Monaco · San Marino · Vaticaanstad
EU-lidstaten die euro gaan invoeren : Bulgarije · Estland · Hongarije · Letland · Litouwen · Polen · Roemenië · Tsjechië · Zweden
Overige : EU : Denemarken · Verenigd Koninkrijk
Niet-EU : Andorra · Kosovo · Montenegro
Pre-Euro munteenheden : ECU · Belgische frank · Cypriotische pond · Duitse mark · Finse markka · Franse frank · Griekse drachme · Ierse pond · Italiaanse lire · Luxemburgse frank · Maltese lire · Monegaskische frank · Nederlandse gulden · Oostenrijkse schilling · Portugese escudo · San Marinese lire · Sloveense tolar · Slowaakse kroon · Spaanse peseta · Vaticaanse lire
Resterende munteenheden ERM II : Deense kroon · Estse kroon · Letse Lats · Litouwse Litas
Resterende munteenheden EU : Britse Pond · Bulgaarse lev · Hongaarse forint · Poolse złoty · Roemeense leu · Tsjechische kroon · Zweedse kroon