Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Engelse literatuur

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

De term Engelse literatuur verwijst naar literatuur in de Engelse taal, inbegrepen de literatuur door schrijvers die niet noodzakelijk uit Engeland afkomstig zijn. Zo was Joseph Conrad Pools, Robert Burns was Schots, James Joyce was van Ierse afkomst, Dylan Thomas was Welsh, Edgar Allan Poe Amerikaans, Salman Rushdie Indisch, V.S. Naipaul werd geboren in Trinidad en Vladimir Nabokov in Rusland. Anders gezegd: Engelse literatuur is zo divers als de variëteiten en dialecten van het Engels die over de hele wereld worden gesproken. Dit artikel behandelt in de eerste plaats de literatuur zoals ze geschreven wordt in Groot-Brittannië. Voor andere Engelstalige literatuur zie "Lijst van Engelstalige literaire schrijvers".

Oudengels

De eerste in Oudengels opgeschreven teksten verschenen in de middeleeuwen. De oudste ons overgeleverde tekst is Cædmon's Hymn. In de vroege Britse cultuur was de mondelinge traditie nog zeer sterk en de meeste werken werden geschreven om opgevoerd te worden. Epische gedichten waren dus heel populair en vele ervan, Beowulf inbegrepen, zijn tot op heden bewaard in het rijke corpus van de Angelsaksische literatuur, nauw verwant aan de Noorse en vooral IJslandse literatuur. Heel wat van de Angelsaksische verzen in de voorhanden manuscripten zijn waarschijnlijk een "mildere" adaptatie van oudere Viking- en Germaanse oorlogsverzen van het Europese vasteland. Toen deze poëzie Engeland bereikte, gebeurde dat nog steeds door middel van mondelinge overlevering, van generatie op generatie. Het uitbundig gebruik van alliteratie en herhalen van medeklinkers was een techniek, bedoeld om de verzen beter te memoriseren. Deze rijmen zijn een kenmerk van Germaanse talen en onderscheiden zich van het in Romaanse talen gebruikelijke eindrijm en benadrukken van klinkers.

Middelengels

De term Middelengels verwijst naar de literatuur, geschreven in een vorm van de Engelse taal in de periode vanaf 1066 (de Normandische verovering) tot ongeveer 1470. Gedurende deze periode schreef Geoffrey Chaucer bijvoorbeeld zijn Canterbury Tales. De Chancery standard, een dialect gesproken in de omgeving van Londen werd toen de facto de standaardtaal, niet in het minst door de invoering van de drukpers in Engeland door William Caxton.

In deze periode ontstonden, vanuit de kerkelijke liturgie, vele religieus-getinte mysteriespelen en mirakelspelen. Een groot aantal daarvan is terug te vinden in bewaard gebleven cycli, die in verschillende Engelse steden werden opgevoerd, zoals onder meer de York-cyclus. Hieruit ontwikkelde zich de meer beschouwende en allegorische moraliteiten.

Vroegmodern Engels

Met deze term omschrijven we de periode in de ontwikkeling van de Engelse taal vanaf ongeveer het einde van de Middelengelse periode tot 1650. De eerste editie van de King James Bible valt hierin, alsook de werken van William Shakespeare.

Periodisering vanaf Vroegmodern Engels

Tudor literatuur (1485-1603)

Deze periode valt samen met de heerschappij van de Tudordynastie vanaf hun eerste koning Hendrik VII (1457–1509) tot de culturele hoogbloei onder Elizabeth I (1558– 1603). Deze periode wordt ook wel Engelse Renaissance genoemd.

Vooral onder koningin Elizabeth I kende Engeland een ongekende bloei van de literatuur, in het bijzonder op gebied van het drama. De Italiaanse renaissance had het oude Griekse en Romeinse theater herontdekt, wat een enorme stimulans betekende voor de ontwikkeling van nieuw eigentijds drama, dat hiermee uit het spoor trad van de middeleeuwse mysterie- en mirakelspelen. De Italianen lieten zich vooral inspireren door Seneca en Plautus, maar schuwden niet om hun drama's met meer spektakel en bloedvergieten te kruiden dan Seneca's ethiek het voorschreef. De Engelse toneelschrijvers waren geïntrigeerd door het Italiaanse model, geïntroduceerd in Londen door een groep Italiaanse acteurs. Giovanni Florio's invloed vernoemen we hier in het bijzonder, doordat hij de Italiaanse taal en cultuur naar Engeland bracht. Het valt ook niet te ontkennen dat het tijdperk van koningin Elizabeth I zeer gewelddadig was, zodat de Italiaanse plots met politieke moorden, belichaamd door Niccolò Machiavelli's werk, gretig gesmaakt werden door de Engelse toeschouwers. Het ten tonele voeren van dit soort geweld was waarschijnlijk ook een vorm van catharsis voor wie er naar keek. Als voorbeeld noemen we The Spanish Tragedy van Thomas Kyd, die meteen de aanzet gaf voor een nieuw genre: de wraaktragedie (revenge tragedy of revenge play) waarin het motief van wraak en bloedige vergelding de Engelse harten sneller deed slaan.

Andere belangrijke figuren in het Elizabethaans theater zijn Thomas Dekker en Christopher Marlowe. Was Christopher Marlowe (1564-1593) niet op 29-jarige leeftijd doodgestoken, zegt Anthony Burgess, dan zou hij Shakespeare mogelijk hebben kunnen evenaren.[1] Marlowe werd op een paar weken na ongeveer gelijk met Shakespeare geboren en moet hem goed gekend hebben. Marlowe's onderwerpen waren echter verschillend. Hij richtte zich meer op de tragiek van de renaissancemens, op de nieuwe wetenschappen en Germaanse mythen, zoals die over de wetenschapper en magiër Doctor Faustus.

De belangrijkste dichters uit deze periode zijn Edmund Spenser en Sir Philip Sidney. En natuurlijk mogen we koningin Elizabeth I niet vergeten, die zelf gelegenheidsgedichten schreef zoals "On Monsieur’s Departure". Dichters die wat in de schaduw van Shakespeare werkten, maar niettemin belangrijk waren, zijn Francis Beaumont en John Fletcher die met grote waarschijnlijkheid Shakespeare hebben geholpen bij het schrijven van sommige van zijn drama's.

William Shakespeare (1564-1616)

Voortbouwend op vroege Elizabethaanse drama's zoals Gorboduc van Thomas Sackville en Thomas Norton,[2] en "The Spanish Tragedy" van Kyd - dat het materiaal leverde voor Hamlet - rijst de figuur op van Shakespeare als dichter en toneelschrijver. Hij ontbeerde de universitaire opvoeding die andere tijdgenoten van hem wel hadden genoten, maar dat belette hem niet om zijn talent te ontplooien. Zijn drama's kenden veel succes, maar het zijn vooral de stukken die hij op rijpere leeftijd schreef die hem eeuwige literaire roem bezorgden: Hamlet, Romeo and Juliet, Othello, King Lear, Macbeth, Antony and Cleopatra en The Tempest. Shakespeare populariseerde ook het Engels sonnet dat verschilde van de klassieke Italiaanse sonnetvorm.

De 17e eeuw (1603-1674)

Na Shakespeares dood werd de dichter en toneelschrijver Ben Jonson de leidende literaire figuur. Jonson is een meesterlijke stylist en briljante satireschrijver. Navolgers van Jonsons stijl zijn onder meer Beaumont en Fletcher, die de knappe komedie "The Knight of the Burning Pestle" schreef.
Het revenge play - geïntroduceerd door Thomas Kyd en John Webster - bleef ook in deze periode heel populair. Ook George Chapman oogstte succes met zijn subtiele drama's met wraakmotief. De King James Bible die in 1611 verscheen, zou bekend blijven als een van de grootste literaire meesterwerken in het Engels. Behalve Shakespeare, die de vroege 17e eeuw domineerde, waren de belangrijkste dichters uit deze periode John Donne en andere metaphysical poets.

Bestand:JohnDonne.jpg
John Donne

Midden 17e eeuw, onder koning Karel I, was Engeland verscheurd door een burgeroorlog. Als gevolg daarvan kende het schrijven van politieke pamfletten door symphatisanten van beide partijen (koningsgezinden tegenover aanhangers van Oliver Cromwell) een grote bloei. Leviathan van Thomas Hobbes werd een van de belangrijkste werken van de Britse politieke filosofie. In dezelfde periode verschenen heel wat nieuwe boeken en werd er ook een begin gemaakt met voorlopers van het Britse dagblad. Journalisten als Henry Muddiman, Marchamont Needham en John Birkenhead gaven hierin de standpunten van de strijdende partijen weer. Auteurs van dergelijke werken werden echter vaak vervolgd en gearresteerd, zodat de drukpersen noodgedwongen ondergronds gingen. John Milton wierp zich met zijn schitterend politieke pamflet Areopagitica op als verdediger van de persvrijheid. Aan het begin van die burgeroorlog (1642) werden alle theaters gesloten, om pas een generatie later in 1660 terug open te gaan in de veranderde samenleving van de Engelse restauratie.

Restauratie en 18e eeuw (1660-1780)

De literatuur geschreven tijdens de periode van de Restauratie correspondeert met de laatste jaren van het regime van de Stuarts in Engeland, Schotland, Wales en Ierland. In het algemeen kunnen we zeggen dat het gaat om een vrij homogeen geheel van teksten en stijlen als reactie tegen of verdediging van de terugkeer van het koningschap onder Karel II. Bekend uit deze periode zijn onder meer de komedies van John Dryden, William Wycherley en George Etherege over het leven aan het hof. John Dryden, die Cromwells dood nog had bezongen in heroïsche stanza's (1659), evoceerde in zijn gedicht Astrae Redux de terugkeer van de koning per schip. Ook bij Edmund Waller, die voordien Cromwell prees, zien we iets gelijkaardigs. Karel II's terugkeer bracht heel wat dichterlijke pennen in beweging. In deze periode verscheen ook John Miltons epische gedicht Paradise Lost (1667).

Jonathan Swift publiceerde zijn klassiek geworden Gulliver's Travels in 1726. Proza tijdens de Restauratie werd gedomineerd door christelijke schrijvers, er werd echter ook een begin gemaakt met twee nieuwe genres die latere periodes zouden gaan domineren: fictie en journalistiek.[3] Het begin van de Engelse roman valt moeilijk precies te bepalen. Hoe dan ook verschenen heel wat langere fictieverhalen en fictieve biografieën die zich duidelijk onderscheidden van andere vormen. Uit Frankrijk en Spanje kwam de populaire romance overgewaaid naar Engeland. Veelal beschouwd als een "vrouwelijke" vorm, werd het lezen van romances door vrouwen zelfs als een zonde veroordeeld. Een van de belangrijkste figuren van het genre is ongetwijfeld Aphra Behn. Zij was niet alleen de eerste vrouwelijke romanschrijver, maar ze slaagde er als een van de eersten ook in om van het schrijven haar beroep te maken.

Lijst van andere belangrijke literaire figuren uit deze periode:Samuel Pepys, Samuel Butler, Daniel Defoe, John Bunyan, Alexander Pope ...

Romantische periode (1780-1830)

De schrijvers uit de laatste jaren van 18e eeuw en de eerste decennia van de 19e eeuw noemden zichzelf geen "romantici". Het is pas veel later dat August Wilhelm von Schlegel in zijn lezingen te Wenen in 1808-1809 onderscheid zou maken tussen een aantal schrijvers uit de romantische beweging en hun classicistische opvolgers. De superioriteit van natuur en gevoel boven beschaving was in zekere zin al verkondigd door Jean Jacques Rousseau en zijn boodschap werd door de meeste Europese dichters opgepikt. De eersten in Engeland waren de Lake Poets, een groepje bevriende dichters waaronder William Wordsworth en Samuel Taylor Coleridge. De tweede generatie Romantische dichters omvatte Lord Byron, Percy Bysshe Shelley, Mary Shelley en John Keats. In deze periode schreef Jane Austen haar roman Pride and Predudice (1813) en ook William Blake wordt met zijn wat apart visionair werk gewoonlijk tot de Engelse Romantiek gerekend. Andere belangrijke figuren waren Sir Walter Scott en de dichters Thomas Moore en Thomas Lovell Beddoes. Een genre dat in de romantische periode veel succes kende was de Gothic novel, zoals bijvoorbeeld Mary Shelley's Frankenstein.

Hoog Victoriaanse literatuur (1830-1880)

Rol van tijdschriften en dagbladen
Charles Dickens

De periode 1830-1880 is een bloeitijdperk voor periodiek verschijnende bladen. Wilkie Collins (uitgever van Dickens' Household Words), merkte op dat hij in Het tijdperk van de dagbladen leefde. De dagbladen kregen een ongekende populariteit en wogen sterk door in de publieke opinievorming. De pers was een macht geworden om rekening mee te houden. Het gevolg was ook dat de zogenaamd lagere klassen gemakkelijker toegang kregen tot kennis die voorheen voorbehouden leek aan de rijkere bevolking. Weekbladen, dagbladen, maandbladen en goedkope romannetjes kenden een enorm succes en werden in grote oplagen verkocht. Bovendien was drukken door de modernere techniek veel goedkoper en sneller geworden. Charles Dickens speelde handig in op deze trend en liet sommige van zijn boeken als een serie verschijnen in zijn eigen tijdschriften.[4] Het tijdschrift "The Cornhill" publiceerde ook Charlotte Brontës (onafgewerkte) roman "Emma." Andere schrijvers die werden aangetrokken door dit medium waren onder meer Anthony Trollope, Elizabeth Gaskell, George Eliot en George Meredith. Dickens grootste rivaal was mogelijk William Makepeace Thackeray (1811-1863), die echter moest wachten op het succes van zijn roman Vanity Fair (1847) om soortgelijke erkenning te krijgen.

De roman als dominante literaire vorm

Het was tijdens de Victoriaanse periode dat de roman het voortouw nam in de Engelse literatuur. De schrijvers richten zich nu niet meer uitsluitend op de aristocratie maar vooral op de nieuwe klasse enthousiaste lezers uit de burgerij. De bekendste romans uit deze periode zijn de emotioneel geladen boeken van de gezusters Brontë, het satirische Vanity Fair van William Makepeace Thackeray, de realistische verhalen van George Eliot, en Anthony Trollopes inzichtrijke portretten van landeigenaars en beter gestelden.

Qua thematiek kregen de situatie op het platteland en de veranderende sociale en economische omstandigheden meer aandacht in de romans van Thomas Hardy, Elizabeth Gaskell en anderen.

Poëzie

Leidende dichters van hun generatie waren onder meer Alfred Tennyson, Robert Browning, Elizabeth Barrett Browning, Matthew Arnold, Dante Gabriel Rossetti en Christina Rossetti.

Laat Victoriaanse tot Moderne literatuur (1880-1930)

Met de dood van Dickens kwam het Victoriaanse tijdperk in de Engelse literatuur stilaan tot een eind. De uitdrukking Fin de siècle omschrijft een algemeen gevoel dat er er een verandering op til was bij het naderen van de nieuwe eeuw. [5] Zowel poëzie als proza speelde in op dit Fin de siècle-gevoel en bood een wereld van verbeelding aan, een vlucht uit de realiteit.

Vernieuwde poëzie

Jonge dichters als Gerard Manley Hopkins en William Butler Yeats gaven met hun poëzie expressie aan dit Fin de siècle-gevoel en doorbraken ook de conventionele rijmpatronen van hun voorgangers. Beiden exploreerden ook 'exotische bronnen' in hun poëzie. Bij Yeats zijn mythologie, magie en theosofie onlosmakelijk verbonden met zijn poëzie.

Vernieuwd drama

De twee opmerkelijkste Ierse tijdgenoten van Yeats waren Oscar Wilde (1854-1900) en Bernard Shaw (1856-1950), de meesters van de geestige paradox. Samen leverden ze een aanzienlijke bijdrage aan het Engelse drama.

Vernieuwde fictie

Robert Louis Stevenson wierp zich op als verdediger van fictieve romans die hij superieur achtte tegenover de realistische romans die 'het ware leven' trachten te vatten. Hij schreef meesterlijke avonturenromans zoals "Treasure island" (1883) en "The Strange Case of Dr. Jeckyll and Mr. Hyde" (1886). In de volgende eeuw zou Henry James (1843-1916) heel andere romans schrijven die terug de gewone wereld met gewone mensen als onderwerp hadden. James focust zich in zijn romans op de avonturen van Amerikanen in Europa en vice versa zoals in "The Europeans" (1878), waarbij hij deze confrontatie voorstelt als een botsing tussen Europese ervaring en Amerikaanse onschuld, bijvoorbeeld in "The Portrait of a Lady" (1881).
Andere belangrijke literaire figuren uit deze periode zijn onder meer Thomas Hardy, Arnold Bennett, H.G. Wells, Rudyard Kipling en Joseph Conrad.

De modernisten

De beweging die nu bekendstaat onder de naam Engels literair modernisme ontstond uit een gevoel van onvrede met het Victoriaanse conservatisme, dat objectieve waarheid en zekerheid claimde. Dat modernisme werd vooral beïnvloed door de ideeën van de Romantiek, de politieke geschriften van Karl Marx en de psychoanalytische theorie van het onbewuste van Sigmund Freud. Eveneens belangrijke invloeden voor modernistische schrijvers waren het impressionisme, en later het kubisme.

De Eerste Wereldoorlog (1914-1918) bracht dramatische veranderingen teweeg in het leven en denken van de mensen uit die tijd, en dat liet ook zijn sporen na in de Engelse literatuur. Vooral in de poëzie, geschreven door jonge mannen aan het front, is dat duidelijk: Rupert Brooke (1887-1915) was zo een van de "war poets". Hij stierf in de lente van 1915, maar kende postuum veel succes met zijn bundel sonnetten "1914". Ook Wilfred Owen (1893-1918) werd als jonge officier gedood aan het front, een week voor wapenstilstand, en de gesneuvelde joodse soldaat Isaac Rosenberg (1890-1918) kreeg pas na zijn dood waardering voor de oorlogsgedichten die hij had geschreven.

"If I should die, think only this of me: That there's some corner of a foreign field That is for ever England" (Geschreven door Rupert Brooke, kort voor zijn dood in 1915) [6]

De jaren tussen 1910 en 1930 vormen een van de rijkste periodes in de Engelse literatuur, te vergelijken met het einde van de 16e eeuw of het begin van de 19e eeuw. De meest radicale continentale modernistische school was die van Filippo Marinetti, die Londen vaak bezocht en lezingen gaf over zijn ideeën. Hij wilde een radicale breuk met het verleden, zowel in beeldende kunst en muziek als in poëzie. Zo ver gingen de Engelse schrijvers niet, maar ze toonden zeker interesse in de futuristische theorie en praktijk. Getuige daarvan is het werk van Ezra Pound [7], Wyndham Lewis en D.H. Lawrence. De in Europa verblijvende Amerikaan Ezra Pound was van grote invloed op het stimuleren van vernieuwende schrijvers zoals James Joyce en T.S. Eliot. In deze periode schreef ook Virginia Woolf die in haar werk voluit experimenteerde met taal.

Midden 20e eeuwse literatuur

Postmodernisme

De term postmoderne literatuur beschrijft bepaalde tendensen in de literatuur van na de tweede wereldoorlog. Deze periode kent een voortzetting van het experimentele dat schrijvers uit het modernisme hadden geïntroduceerd met middelen als aanwending van paradoxen, gefragmenteerd schrijven, wisselende vertelstandpunten enzovoort).

Postmoderne literatuur is, net als het modernisme, moeilijk te definiëren als een samenhangend geheel, want er is weinig consensus over haar precieze karakteristieken. Auteurs die tot deze richting in de literatuur worden gerekend zijn onder meer: Henry Miller, William S. Burroughs, Joseph Heller, Kurt Vonnegut, Hunter S. Thompson, Truman Capote, Thomas Pynchon.

Hedendaagse literatuur

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

  • The Oxford Illustrated History of English Literature (Oxford University Press, 1987)
  • The Story of Old English (door McCrum, Cran & MacNeil, BBG Books, 1991)
  • The Norton Anthology of English Literature VOL I and II (6th Edition, 1993)
  1. º "A Dead Man In Deptford" - Anthony Burgess
  2. º Thomas Sackville en Thomas Norton maakten in Gorboduc (1561-62) als eersten in de Engelse toneelgeschiedenis gebruik van het blanke vers.
  3. º The Tatler verscheen in april 1709, The Spectator in 1711
  4. º Zo verscheen "Great Expectations" bijvoorbeeld in 1860 in Household Words.
  5. º John Gross omschreef het in The Rise and Fall of the Man of Letters als "...by the 1880's, werd een kentering duidelijk in het Victoriaanse zelfvertrouwen. Een nieuwe onzekerheid over de toekomst... bracht heimwee teweeg, en terughoudendheid, exotisme en belles-lettres..."
  6. º vertaling: "Als ik zou sterven, gedenk me aldus: dat ergens op een vreemd stuk grond er een plekje is dat eeuwig Engeland zal toebehoren."
  7. º Amerikaan van geboorte, maar definitief naar Europa verhuisd in 1908
rel=nofollow
rel=nofollow