Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Dialect

Uit Wikisage
Versie door Mendelo (overleg | bijdragen) op 17 mrt 2014 om 22:15 (titeltjes, Grieks)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Het woord dialect komt van het Griekse διαλέγεσθα / dialegesthai, "converseren", waarvan ook dialoog en dialectiek zijn afgeleid. De term kan op minstens drie verschillende manieren worden gebruikt:

Definities

De volksaardige betekenis

In het dagelijks taalgebruik worden variëteiten met een klein aantal sprekers vaak als dialect beschouwd van een standaardtaal waar ze nauw mee verwant zijn. Bepalend voor de 'mate' van dialectisch zijn van een variëteit gelden doorgaans sociale criteria als de mate van verschriftelijking, het sociale aanzien, de mate van politieke zelfstandigheid van het gebied waarin de variëteit wordt gesproken en de afwijkendheid van een standaardtaal.

In de taalkunde wordt het begrip dialect in deze betekenis liever vermeden, omdat het gebruik ervan het wijdverbreide misverstand voedt dat er een natuurlijk verschil tussen 'hogere' variëteiten ('talen') en 'lagere' variëteiten ('dialecten') zou bestaan. De term die in de taalkunde voor variëteiten met een klein geografisch bereik wordt gehanteerd, is streektaal. Men spreekt dan ook over een andere tongval.

Als subvariëteit

Het begrip dialect kan worden gebruikt om een variëteit (taalkunde) aan te duiden die enerzijds zoveel onderscheidende kenmerken heeft, dat ze als apart concept wordt beschouwd, anderzijds echter als variant van een grotere variëteit wordt beschouwd. Het Standaardnederlands heeft op deze manier allerlei dialecten of streektalen, die soms niet eens een eigen naam hebben, maar worden gekarakteriseerd door regionale eigenaardigheden, zonder dat men ze buiten het Standaardnederlands wil rekenen. Voorbeelden zijn het Gronings, Poldernederlands, Zeeuws, Brabants en Vlaams. Evenzo zijn het Standaardnederlands, het Engels, het Standaardhoogduits, het Limburgs, het Nederduits, het Elzassisch, het Zwitserduits en de in Berlijn gesproken variant van het Duits allemaal dialecten van het Westgermaans. Het Fries is daar ook mee verbonden, doch heeft zich dat wel tot een taal ontwikkeld (naast het Nederlands is het Fries de enige andere taal), wat niet zo is bij het Stadsfries. Het Westgermaans is dan op zijn beurt samen met het Noord-Germaans en het Oost-Germaans een van de dialecten van het Oergermaans, dat op zijn beurt een van de dialecten is van het Proto-Indo-Europees.

Als niet-gestandaardiseerde variëteit

Standaardtalen zoals het Standaardnederlands, het Standaardfrans en het Standaardzweeds zijn kunstmatige variëteiten die (althans in Europa) vanaf de 17e eeuw, maar met name in de 19e eeuw, zijn gevormd. Vaak fungeren ze als standaard voor een groot (meestal door nationale grenzen afgescheiden) gebied, waarin ook vaak verwante variëteiten worden gesproken, maar hebben lang niet alle verwante variëteiten binnen dat gebied elementen aan de standaardtaal geleverd. Zo is het Standaardnederlands gebouwd op de taal die gebruikt werd in de Statenbijbel, een construct met Frankische (Hollandse en Brabantse) en wat Saksische elementen. Vanwege de grote overeenkomsten tussen de huidige streek- of plaatsgebonden variëteiten in Holland en Brabant kan men die onder de hierboven beschreven (Als subvariëteit) als dialecten van het Standaardnederlands beschouwen. Gedefinieerd als een niet-gestandaardiseerde variëteit echter gelden alle vanouds in Nederland en Vlaanderen gesproken variëteiten als dialecten van dat Standaardnederlands, met uitzondering van de Friese en Franse variëteiten in dat gebied, daar die zich naar andere standaardtalen richten (resp. het Standaardfries en het Standaardfrans). Soms spelen bij de bepaling van dialectstatus onder deze definitie geen taalkundige maar politieke factoren een rol. Zo wordt de variëteit van het in de provincie Groningen gelegen dorp Nieuweschans onder deze definitie een Nederlands dialect genoemd, terwijl het daarvan nauwelijks afwijkende dialect van buurdorp Bunde, in het Duitse Reiderland een Duits dialect genoemd wordt. Thans worden de standaardtalen door veel mensen als moedertaal gesproken.

Geschiedenis

Over het ontstaan van dialecten in de streken van België en Nederland is niet zoveel bekend. Er zijn wel teksten uit de middeleeuwen (tussen 1200 en 1300 na Chr.) in het Brabants, Limburgs en Vlaams gevonden. Een probleem is dat het vooral gaat om verschillen in woordgebruik en taal in het bijzonder bij het gesproken woord. Elke plaats of regio sprak in die tijd al een variant van deze drie 'talen'. Tussen 1500 en 1600 was het nette Amsterdamse dialect het belangrijkste. Het werd de basis voor het Nederlands. De overigen plaatselijke talen werden toen dialecten. Er drongen echter wel woorden en taalgebruiken, afkomstig uit de dialecten, door in het Standaardnederlands, (vroeger bekend als het A.B.N., het Algemeen Beschaafd Nederlands).

Zie voor meer Nederlandse dialecten bij dialecten van de wereld.

Verwante begrippen

Het begrip dialect is verwant aan regiolect, sociolect en etnolect, minder aan idiolect en helemaal niet aan straattaal, argot, patois of jargon. Deze laatste zaken betreffende verschillende stijlen en/of registers binnen dezelfde taal die niet of nauwelijks streekgebonden zijn.

Zie ook

Externe links