Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Collaboratie

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Collaboratie is samenwerking met de vijand. Het begrip is afgeleid van het Franse werkwoord collaborer dat samenwerken betekent.

De specifieke negatieve betekenis kreeg het woord tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen Frankrijk was bezet door Duitse troepen. Met collaborateur werden Fransen aangeduid die met de Duitse bezetter samenwerkten, of vrouwen die een verhouding met Duitse militairen hadden. In de laatste betekenis is het woord in het Nederlands nooit gebruikt; vrouwen die een verhouding met een Duitse militair hadden werden moffenhoer of moffenmeid genoemd. In Vlaanderen werden collaborateurs ook wel van incivieken of - meer denigrerend - zwarten genoemd. Het gaat bij collaboratie dus om samenwerking met een (buitenlandse) vijand, zich daarmee kerend tegen de eigen bevolking en overheid.

Het veroordelen van collaboratie hing samen met het feit dat de twintigste-eeuwse natiestaten een verregaande loyaliteit van hun burgers eisten. In 1814 daarentegen, na twee decennia Franse bezetting, was samenwerking met de Fransen nauwelijks een probleem geweest. Een fel aanhanger van het Franse bestuur, Surlet de Chokier, werd in 1816 zelfs opgenomen in de Nederlandse adel en werd in 1831 de eerste regent van België.

Vormen van collaboratie

Verschillende vormen van collaboratie worden aangemerkt, waarbij sommigen als ernstiger dan anderen werden beschouwd. De lijn een passieve opstelling was uitermate vaag, en soms was het ook erg moeilijk niet te collaboreren. Dwang werd vaak toegepast, en soms betekende het alternatief ontslag of gevangenisstraf.

Bestuurders en bedrijfskopstukken haalden vaak het argument aan dat de bezetter, indien men niet tenminste minimaal meewerkte, iemand zou aanstellen die ideologisch 'zuiverder' was en wellicht een extremistischer beleid zou voeren of incompetent zou zijn. Voor een bedrijf zou het wellicht kunnen betekenen dat de bezetter de zaak dicht gooide en de werknemers elders te werk zou stellen. In een gemeente zou dit kunnen leiden tot zuivering van het ambtenaren- en politieapparaat, repressie, en inniger samenwerking met de bezetter. Door aan te blijven, zo redeneerde men, kon men tenminste de eigen ingezetenen of werknemers enigszins beschermen en voor erger behoeden. Het tegenargument was echter dat het gevaar hiervan was dat men op een 'hellend vlak' terecht kon komen.

Als collaboratie kon worden aangemerkt:

  • Het tekenen van een loyaliteitsverklaring;
  • Het verklikken van onderduikers of verzetsactiviteiten, al dan niet tegen betaling;
  • In een gevoelige positie (burgemeester, staatssecretaris, politieman) meewerken aan maatregelen van de vijand;
  • Media die de door de vijand opgelegde censuur toepassen en/of positief berichten over de vijand;
  • Dienst nemen in het vijandelijke leger;
  • (Seksuele) relaties met vijandelijke soldaten;
  • Vrijwillige hand-en-spandiensten aan de vijand.

Economische collaboratie zoals verkoop van goederen en het verrichten van economische diensten tegen betaling aan de vijand kan men eveneens als collaboratie zien, want het steunt het vermogen van de vijand om oorlog te voeren. Aangezien bij hantering van deze definitie het vrijwel onmogelijk is om niet te collaboreren, maakt men ook wel onderscheid tussen militaire en civiele producten. Wie op vrijwillige basis militaire producten en wapens produceert voor de vijand collaboreert sowieso, bij civiele diensten en leveringen collaboreert men in principe niet. Uiteraard bestaat hier ook een groot grijs gebied, met name bij grondstoffen en halffabricaten die voor zowel militaire als civiele doelen kunnen worden gebruikt. Men kan hier enig onderscheid in aanbrengen in wat men weet of behoort te weten, en dit kan door de omstandigheden worden ingevuld, zoals de afnemer van de producten, de plaats waar de producten moeten worden afgeleverd, geschreven documentatie of de context van de prestatie.

Collaboratie tijdens de Eerste Wereldoorlog

Zie activisme (Vlaanderen) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog

In de Tweede Wereldoorlog was collaboratie of vermeende collaboratie voornamelijk afkomstig van de volgende groepen:

  • Duitse of Duitstalige minderheden, de zogenaamde Volksduitsers, plus Duitsers die op niet- of semi-permanente grondslag in het buitenland waren (Rijksduitsers);
  • Inheemse fascistische of nationaalsocialistische groeperingen, die zich met het nationaalsocialistische gedachtegoed identificeerden, zoals de NSB in Nederland, het Vlaams Nationaal Verbond en Rex in België, de IJzeren Garde in Roemenië en Nasjonal Samling in Noorwegen;
  • Niet-fascistische ideologische tegenstanders van de regering, zoals sommige Russische monarchisten;
  • Individuen en bedrijven, die er economisch of qua carrière op vooruit willen gaan door te collaboreren;
  • Naar onafhankelijkheid of zelfbestuur strevende minderheden, zoals de Kroaten en bepaalde volkeren binnen de Sovjet-Unie;
  • Zij die door middel van foltering, hersenspoeling, chantage, bedrog, bedreiging, misbruik van omstandigheden of andere redenen gedwongen worden te collaboreren;
  • Anderen, die om uiteenlopende persoonlijke redenen collaboreerden.

Vaak werd gecollaboreerd omdat men meende dat men de bevolking erger kon besparen door minimaal samen te werken met de bezetter. Daarbij wilde men de openbare orde handhaven en een machtsvacuüm voorkomen. Ook bestond er in Europa een zekere wil om met Duitsland tot overeenstemming te komen. Men besefte dat andere wereldmachten als Japan, de V.S. en (met name) de Sovjet-Unie de Europese hegemonie konden bedreigen. De Europese bevolkings- en economische groei bleef achter bij deze landen, en het leek niet denkbeeldig dat Europa spoedig economisch en militair overvleugeld zou worden. Men meende dat men daarom gebaat was bij een verenigd Europa, zelfs als de prijs daarvoor Duitse nazi-overheersing was, met name omdat de angst voor de Sovjet-Unie en het communisme er bij veel mensen diep in zat. Daarbij leek in 1940 de oorlog door Duitsland zo goed als gewonnen, en meende men dat men er maar beter het beste van kon maken. Men hoopte dat na verloop van tijd de scherpe kantjes van het nazisme zouden slijten.

Typologie van Rings

In zijn boek Leben mit dem Feind (1979) onderscheidt de Zwitserse historicus en journalist Werner Rings (1910-1998) vier grote modellen van collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog, al naargelang de motieven en de bereidwilligheid om met de Duitse bezetter samen te werken. Deze vormen van collaboratie zijn de neutrale, de onvoorwaardelijke, de voorwaardelijke en de tactische collaboratie.[1]

  • Neutrale collaboratie: deze niet-ideologische, apolitieke vorm van collaboratie kan ingegeven zijn door 'instinctief zelfbehoud' (overlevingsdrang) of de continuïteit van de economie veilig te stellen. Voorbeelden hiervan zijn de vrijwillig tewerkgestelde arbeiders in Duitsland, ambtenaren, zakenlui en ondernemers (in België : de 'Galopin-doctrine').
  • Onvoorwaardelijke collaboratie: lokale Groot-Germaanse of Nieuwe Orde-gezinde partijen en bewegingen collaboreren om zuiver ideologische, solidaire redenen met de Nazi-bezetter. Al zijn ook hier opportunistische motieven zeker niet uitgesloten. Voorbeelden zijn het VNV (ten tijde van Staf De Clerq) en de DeVlag in Vlaanderen, Rex in Wallonië, de NSB in Nederland of Jonas Lie, stichter van de Noorse SS.
  • Voorwaardelijke collaboratie: bij deze politieke collaboratie neemt het bezette land of gebied zelf het initiatief om onder bepaalde voorwaarden met de bezetter samen te werken teneinde een zekere politieke zelfstandigheid te behouden of te veroveren. Voorbeelden zijn Generaal Vlasov en het Russisch Bevrijdingsleger in de Sovjet-Unie, de Vichy-regering in Zuid-Frankrijk.
  • Tactische collaboratie: bij deze defensieve, eenzijdig opgelegde schijncollaboratie hoopt men door te doen alsof men samenwerkt met de Duitse bezetter de schade te beperken en toch nog iets uit de brand te slepen. Voorbeelden: de Joodse Raden in Nederland en Warschau, de Deense regering o.l.v. Erik Scavenius, Emil Hacha in Tsjechoslovakije, enz.

Nederland in en na de Tweede Wereldoorlog

Bestand:Ssnederland.jpg
SS-wervingsposter

Collaboratie heeft in Nederland veel vormen gekend en was vooral in het begin van de oorlog wijdverbreid. Voor het uitbreken van de oorlog kende Nederland al de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) die na de Duitse inval politiek met Duitsland ging samenwerken. Andere politieke organisaties van collaborateurs waren het Zwart Front, en de Nederlandsche Unie. Daarnaast bestond er grootschalige economische collaboratie. In 1940 werd het Nationaal Comité voor Economische Samenwerking opgericht.

Politiek, leger en ambtenarenapparaat

Hoewel samenwerking met de vijand strafbaar was, werd in 1937 in een geheime instructie bepaald dat ambtenaren waren gehouden om mee te werken aan maatregelen van een bezettende macht. Het Nederlandse ambtenarenapparaat werkte tijdens de Duitse bezetting dan ook mee met de Duitsers. De secretarissen-generaal bleven aan, ook na het gedwongen ontslag van generaal Winkelman, die de Duitsers te oncoöperatief vonden. Dat gold ook voor de overheidsbedrijven zoals de NS en de gemeentelijke bedrijven zoals het plaatselijk openbaar vervoer.

Hendrikus Colijn bracht na de Duitse inval een brochure uit getiteld "Op de grens van twee werelden" waarin hij de vlucht van het Nederlandse koningshuis naar Engeland veroordeelde en onomwonden koos voor samenwerking met de nazi's.[2][3] Colijn stelde in zijn brochure dat de democratie had gefaald, dat de leden van het Nederlandse koningshuis nooit meer een voet op Nederlandse bodem zouden zetten en dat de Nederlandse bevolking zich niet moest verzetten maar zich moest schikken naar de wil van de nieuwe machthebbers. Omdat Colijn sinds 1920 politiek leider en partijvoorzitter van de ARP was en voor de oorlog minister-president in vijf kabinetten geweest was, legde zijn oordeel voor conservatieve en gezagsgetrouwe Nederlandse protestanten veel gewicht in de schaal. Bovendien was zijn invloed binnen de Gereformeerde Kerken en de NCRV groot. Het aan de ARP gelieerde dagblad De Standaard probeerde zich neutraal tegenover de bezetter op te stellen. De publicatie van Colijns brochure "Op de grens van twee werelden" moet Arthur Seyss-Inquart als een geschenk uit de hemel ervaren hebben.

Bestand:Halt. 23 en 24 januari Straatcollecte. Winterhulp Nederland..jpg
Affiche voor een Winterhulp-collecte uit 1940

De Nederlandse luitenant-generaal Hendrik Seyffardt deed in 1941 een dringend beroep op Nederlandse jongemannen om zich aan te sluiten bij het Vrijwilligers Legioen Nederland om aan het oostfront tegen "het oprukkende bolsjewisme" te strijden. Seyffardt deed zijn eerste oproep toen Hitlers troepen nog maar net aan de uitvoering van Operatie Barbarossa waren begonnen. Op dat moment rukten de nazi's snel op richting Moskou en Leningrad terwijl de "bolsjewieken" zich, deels om tactische redenen, halsoverkop terugtrokken.

De Nederlandse bevolking werd door secretaris-generaal Frederiks, de bedenker van het Plan-Frederiks, vanaf het eerste oorlogsjaar opgeroepen gul te geven aan de collectanten van Winterhulp Nederland. Winterhulp Nederland hield in het laatste oorlogsjaar, het jaar voor de hongerwinter, inzamelingsacties voor de Nederlandse SS'ers die als vrijwilliger aan het oostfront tegen de Sovjets vochten. Aan het eind van dat jaar werden in de Nederlandse steden de grootste razzia's voor de Arbeitseinsatz gehouden, maar Winterhulp Nederland hield geen inzamelingsacties voor de hongerende Nederlandse dwangarbeiders in Duitsland.[4]

Bedrijfsleven en vervoerssector

Grote delen van het Nederlandse bedrijfsleven voerden orders uit voor Duitse organisaties. Bedrijven als Philips en DAF, maar ook de centrale werkplaats van de PTT hebben voor de Duitsers gewerkt. Vrijwel alle bedrijven in de Rotterdamse havens (evenals die in de andere havens) gingen voor de Duitsers werken. Ook defensiebedrijven als Fokker, de Rijks Artillerie Inrichtingen en de werf De Schelde deden mee. Opmerkelijk is dat zelfs bedrijven van Joodse eigenaren zoals Van Leers Vatenindustrie en de regenjassenfabriek Hollandia Kattenburg Duitse orders aanvaardden.

Men moet hierbij wel denken dat er negatieve consequenties van Duitsers dreigden, als deze Nederlandse bedrijven collaboratie gingen weigeren. De Duitsers hadden altijd als stok achter de deur de mogelijkheid kopstukken te vervangen door NSB'ers, hoewel ze, gezien het beperkte aanbod aan geschikte kandidaten dat de NSB bood, dat zelf ook liever niet deden. Om het bedrijf en personeel zoveel mogelijk te beschermen en er toch het beste van te maken, werd dan vaak besloten toch dergelijke orders te aanvaarden. Eigenbelang en winstbejag zal hier echter ook niet vreemd aan zijn geweest: men wilde de eigen positie behouden en zag mogelijkheden voor een concurrentievoorsprong ten opzichte van Belgische en Franse concurrenten, daar eind mei 1940 Nederland zich al had overgegeven maar de oorlog in België en Frankrijk nog in volle gang was.

Een bijzondere rol speelde de Nederlandse Spoorwegen (NS). Zonder de medewerking van de NS, die bestond uit het leveren van diensten en spoorwegmaterieel, was de deportatie van Joden niet mogelijk geweest. De treinen die iedere dinsdag van Westerbork naar de werk- en vernietigingskampen in Duitsland en Polen vertrokken, werden tot de grens bemand door Nederlands personeel. In 2005 heeft de huidige directie van de NS hiervoor haar verontschuldigingen aangeboden.

Gekoppeld aan de collaboratie was vaak de sabotage. Deze kwam echter pas geleidelijk op, en kreeg pas omvangrijker vormen na de Februaristaking, toen de terroristische kant van de nazi's duidelijk was geworden. Bij de Philipsfabriek van zenders in Hilversum, bekend als de NSF, leidde dat er bijvoorbeeld toe, dat onderdelen van machines of apparaten verdwenen waardoor deze niet meer functioneerden. Bij de Rotterdamse Droogdok Maatschappij was een onderzeeër in aanbouw, die tijdens de oorlog werd afgebouwd, maar bij zijn tewaterlating meteen zonk. Dr. L. de Jong verklaart deze omvang van de collaboratie deels uit de verrassende inval van de Duitsers, het ontbreken van een duidelijke afwijzende stellingname van de regering, en aan de aanvankelijk voorzichtige manier waarop de Duitsers met Nederlanders omgingen.

Individuen en zelfstandigen

Op individueel niveau hebben zich tal van vormen van collaboratie voorgedaan. Van vrijwillig gaan werken in Duitsland (in tegenstelling tot gedwongen tewerkstelling), of collaboratie in een overheidsdienstbetrekking, tot personen die zich geheel vrijwillig bij de Duitsers hebben aangemeld als handlanger, bijvoorbeeld voor jodenvervolging. Daarnaast zijn circa 20.000 Nederlanders toegetreden tot de Waffen-SS. Ongeveer 100.000 Nederlanders hebben meegewerkt aan de grote vliegveldaanleg die de Duitsers hier opzetten, en aan de vele honderden bunkers en andere versterkingen voor de Atlantik Wall. Ook hebben vele duizenden Nederlanders als chauffeur dienst genomen in het NSKK, het nationaal-socialistische 'Kraftfahrer Korps'. De Duitsers betaalden hun werknemers in Nederland over het algemeen beter dan Nederlandse bedrijven dat deden.

Omroepen en nieuwsmedia

Bestand:Bonte Radioavond, Uitzending door den Nederlandschen Omroep (1942).jpg
Affiche van een "Bonte Radioavond", uitzending door de Nederlandsche Omroep in 1943

Typerend voor de Nederlandse houding kan zijn een foto van een Duitse radioploeg van de Wehrmacht, die op 16 mei 1940 midden in Hilversum beleefd de weg vraagt naar de AVRO-studio, en ook keurig de weg gewezen wordt - geen van de omstanders had kennelijk enig bezwaar tegen deze vorm van 'hulp aan de vijand', of misschien zelfs enig besef dat het dit was. Het Polygoonjournaal en sommige omroepen collaboreerden overigens volop, vooral de AVRO, die zonder dat het werd gevergd, zijn Joods personeel ontsloeg, zoals Han Hollander. Een paar andere omroepen, onder wie de NCRV, weigerden mee te werken met de Duitse bezetter.

In mei 1940 waren in Nederland ca. 1,2 miljoen radiotoestellen en 350.00 aansluitingen op het netwerk van de draadomroep. Voormalig marine-officier en voormalig NSF-medewerker, ir. Antoine Dubois, kreeg in het najaar van 1940 van een medewerker van de Rundfunkbetreuungsstelle de opdracht om een plan te schrijven voor de reorganisatie van omroepen.[5] De Duitsers wilden de bestaande omroepen opheffen en hun activiteiten onderbrengen in een nieuwe omroeporganisatie.

Aanvankelijk dachten Dubois en de bestuurders van de omroepverenigingen dat ze over de samenstelling en de taken de nieuwe omroeporganisatie konden meebeslissen, maar dat bleek niet het geval te zijn. Zo probeerde Willem Vogt bij de Rundfunkbetreuungsstelle een wit voetje te halen door de joodse AVRO-medewerkers de deur te wijzen. Het bestuur van de VARA probeerde, tegen het advies van Koos Vorrink en Willem Drees, nog met Meinoud Rost van Tonningen te onderhandelen. Het plan voor de nieuwe omroeporganisatie werd door Dubois uitgewerkt en in december 1940 aan de omroepen gepresenteerd. Op 9 maart 1941 ging de nieuwe omroeporganisatie van start onder als Rijksradio Omroep. De bestaande omroepen konden hun programmablad nog een tijdje uitbrengen maar alle zendtijd werd hen ontnomen.

Dubois was beslist geen aanhanger of bewonderaar van de NSB of het nationaalsocialisme. De door de Rundfunkbetreuungsstelle gelijkgeschakelde Rijksradio Omroep werd vanaf mei 1941 door de NSB-gemachtigde Willem Herweijer geleid en tot Nederlandsche Omroep (NO) omgedoopt. De NO viel onder de verantwoordelijkheid van de fanatieke nazi Willem van der Vegte, de nieuwe voorzitter van de Radioraad, die tevens adviseur was van de autoritaire secretaris-generaal Tobie Goedewaagen van het nieuwe Departement van Volksvoorlichting en Kunsten.

De AVRO had haar joodse medewerkers niet hoeven ontslaan.

Vervolging na de bevrijding

Na de Tweede Wereldoorlog begon een grootschalige zuivering, maar tot teleurstelling van veel oud-verzetsstrijders werden voornamelijk relatief kleine overtredingen hard aangepakt. De directies van collaborerende bedrijven gingen over het algemeen vrijuit, evenals bijvoorbeeld het merendeel van de top van het Nederlandse ambtenarenapparaat.

In totaal zijn 6806 Nederlanders veroordeeld omdat zij in dienst waren getreden bij de Duitse krijgsmacht. Daarnaast zijn 3283 personen veroordeeld ter zake van hulpverlening aan de vijand, en 1344 personen wegens verraad. Er werden in totaal 163 doodvonnissen uitgesproken.

Bestand:Ssvlaanderen.jpg
Recruteringsaffiche voor het Vlaams Legioen

België in en na de Tweede Wereldoorlog

Evenals in Nederland, kende België allerlei vormen van collaboratie. Op 10 mei 1940 was een wet van kracht geworden die bepaalde dat de secretarissen-generaal het landsbestuur moesten overnemen, als de hogere gezagsdragers waren weggevallen. Omdat de Belgische regering naar Londen was gevlucht deed deze situatie zich inderdaad voor. Deze overname van leiding kan echter niet als collaboratie sensu strictu worden aangemerkt, gezien de Belgische wet deze situatie voorzag. Daarnaast vond economische collaboratie plaats, zowel door het bedrijfsleven als door vrijwilligers die in Duitsland gingen werken. De meerderheid van de bevolking hield zich eerder afzijdig, een passiviteit of pacifisme die ook de houding van koning Leopold III en Kardinaal Van Roey kenmerkte.

Actieve steun voor het fascisme was er van de vóór de oorlog al bestaande Franstalige partij Rex van Léon Degrelle, en het Vlaams Nationaal Verbond (VNV) onder leiding van Staf de Clercq. Rex noemde zich vooral om tactische redenen Waals, ze was in feite Franstalig-Belgisch, veel aanhangers kwamen uit Brussel (dat niet tot Wallonië behoort) of waren Franstalige Vlamingen. De collaboratie in Wallonië was minder van ideologische en/of religieuze aard dan in Vlaanderen.

Aan Vlaamse zijde was de politieke collaboratie vervlochten met het anti-Belgisch Vlaams-nationalisme. Eén van de drijfveren voor de collaboratie was de realisatie van een Vlaamse staat. Met de zogenaamde Flamenpolitik waarmee allerlei vooroorlogse Vlaamse eisen ingewilligd werden slaagde de Duitse bezetter er in delen van de Vlaamse bevolking voor zich te winnen. Hitler beschouwde Vlamingen als Germaans en wilde ze bevoordelen ten opzichte van de Walen. Er werd een tactisch bondgenootschap met het VNV gesloten: het VNV werd ingeschakeld in de Duitse Ruhe und Ordnung-politiek en collaboreerde in ruil voor invloed in de Belgische staatsstructuur.

In mei 1941 ontstond de Eenheidsbeweging-VNV. Het werd voorgesteld als een fusie van het VNV, het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (Verdinaso) en Rex-Vlaanderen maar feitelijk ging het om een inkapseling van Rex-Vlaanderen en het Verdinaso door het VNV onder druk van de Duitse bezetter.[6]

Daarnaast was er nog de radicaal nationaalsocialistische en Groot-Germaanse DeVlag (Duits-Vlaamse Arbeidsgemeenschap), geleid door Jef van de Wiele. Ook bij sommige socialisten, zoals voorzitter Hendrik de Man, was er bereidheid tot samenwerking met de Duitsers. Vlaamse en Waalse vrijwilligers traden toe tot diverse paramilitaire organisaties, en ook tot het Vlaams Legioen (later de Sturmbrigade Langemarck en de Langemarckdivisie) en het Légion Wallonie, onderdelen van de Waffen-SS. Zij streden aan het oostfront tegen de Sovjet-Unie. Toen België in het najaar van 1944 werd bevrijd, vluchtten enige duizenden collaborateurs naar Duitsland waar enkelen een regering in ballingschap formeerden. De divisie Langemarck werd tijdens het Ardennenoffensief in reserve gehouden, maar nooit ingezet tegen de geallieerden.

Na de oorlog werden in het kader van de repressie (zuivering) door de Belgische justitie meer dan 40.000 veroordelingen uitgesproken, waarvan 242 doodsvonnissen. Circa 7700 personen werden berecht wegens hun lidmaatschap van de Waffen-SS. De bekendste terdoodveroordeelden die ook werkelijk geëxecuteerd werden, waren Leo Vindevogel, August Borms en Irma Laplasse.

Andere landen

In Frankrijk werd het regime van Vichy gesticht door maarschalk Philippe Pétain. Dit hield zich op grote schaal bezig met collaboratie met de nazi's. In Italië bleven fascisten de Duitsers ook na de val van Mussolini steunen, en stichtten de Italiaanse Sociale Republiek, die gezien werd als een marionettenregime. In Noorwegen trachtte Vidkun Quisling een marionettenregering op te zetten, die echter nooit op brede steun kon rekenen.

Volksduitsers werden door het naziregime gepaaid in een poging hen te gebruiken in een toekomstige oorlog. In Polen, Danzig en Joegoslavië werkten zij met de Duitsers samen door hen o.a. de juiste richting te wijzen en spionage. Soms keerden Volksduitse soldaten in het Joegoslavische leger zich tegen hun Joegoslavische bevelhebbers, en hielpen de Duitsers.

In de Sovjet-Unie collaboreerden veel inwoners van de Oekraïne en de Baltische republieken, die hoopten dat de Duitsers hun streven naar onafhankelijkheid zouden steunen. Sommige moslims uit de Sovjet-Unie en de Arabische wereld steunden de Duitsers omdat die de tegenstanders waren van de Russische, Engelse en Franse overheersers.

Berichten over collaboratie en spionage leidden tot een paniekreactie en een heksenjacht, waarbij duizenden onschuldigen werden vastgezet en mishandeld op vage of helemaal geen aanklachten. Geruchten werden opgeblazen en gingen een eigen leven leiden. Na de oorlog kwam het in veel landen die bezet waren geweest door de Duitsers tot een nieuwe heksenjacht en Bijltjesdag. Ook hiervan werden vele onschuldigen het slachtoffer.

Literatuur

  • H. Grevers, Van landverraders tot goede vaderlanders: de opsluiting van collaborateurs in Nederland en België 1944-1950, Uitgeverij Balans, 2014, ISBN 9789460037009
  • Ismee Tames, Doorn in het vlees: foute Nederlanders in de jaren vijftig en zestig, uitgeverij Balans, 2013, ISBN 9789460036996
  • Gerhard Hirschfeld, Bezetting en Collaboratie. Nederland tijdens de oorlogsjaren 1940 -1945, Uitgeverij Becht, 1990, ISBN 9023007077

Zie ook

rel=nofollow

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
  1. º Blikopde wereld.nl, Geschiedenis, Werner Rings leben mit dem feind
  2. º van der Heijden, Chris, Grijs verleden, Nederland en de Tweede Wereldoorlog, Uitgeverij Contact
  3. º Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 4, tweede helft, pag 22.
  4. º Karel Volder: Werken in Duitsland, 1940-'45, uitgeverij Profiel, Bedum, 1997, ISBN 9789052940137
  5. º Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 4, tweede helft, pag 667.
  6. º Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945 Uitgeverij Lannoo, Tielt 1994. Auteur Bruno de Wever
rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow