Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Anna van Ranst

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Anna van Ranst (Wommersom, circa 1573 - Mechelen, 1638) was een slachtoffer van de heksenvervolging in Europa.

Voorgeschiedenis

Anna van Ranst was de dochter van Renier van Ranst, een landman uit Wommersom die omwille van de Reformatie-oorlog met zijn familie naar Luik vluchtte en later naar Sint-Truiden. Anna van Ranst trouwde met Godtgaff Van Loon uit Wommersom. Het paar ging in Wommersom wonen en kreeg er drie kinderen. Anna Van Ranst was al geruime tijd weduwe toen haar dorpsgenote Catlyn Fiermoing, die van hekserij beschuldigd was, haar naam noemde tijdens de ondervraging en haar foltering (1627). Toen ze dit vernam wachtte Anna van Ranst niet op haar zekere arrestatie en vertrok ze meteen. Ze logeerde in een herberg in Leuven tot haar zoon een veiliger onderkomen voor haar vond bij het begijntje Agneet Peeters in het Klein Begijnhof van Mechelen. Na de dood van het begijntje verbleef Anna van Ranst op verschillende andere adressen in Mechelen, onder andere bij Jenneken in de Kerkhofstraat. Jenneken was een geestelijke met wie ze twee jaar 'in hetzelfde bed sliep'.

Arrestatie

In Wommersom werd ondertussen het gerucht verspreid dat Anna Van Ranst dood was. Anna van Ranst bezocht Wommersom verschillende keren incognito maar ze werd er herkend en de officier van Wommersom ontdekte haar verblijfplaats in Mechelen. Op vraag van Sylvester Van Creeft, heer van Wommersom, werd Anna van Ranst 'met Lichtmis' 1638 (2 februari) door de Mechelse schout aangehouden. Ze werd opgesloten in het Steen, de Oude Brusselse Poort van Mechelen. Spontaan kwamen velen van haar buren en kennissen in haar voordeel getuigen.

Oude Brusselse Poort

Ondanks de overvloed aan gunstige getuigenissen werd Anna van Ranst na haar aanhouding ook in Mechelen beticht van toverij. Zij zou een kind hebben laten sterven in het Klein Begijnhof, ze zou het dochtertje van Anna Van Leuven kreupel gemaakt hebben met een 'gezoden' (gekookte) appel, ze zou nog andere kinderen ziek gemaakt hebben.

Ondertussen moest Anna van Ranst in erbarmelijke omstandigheden zien te overleven. In de Oude Brusselse Poort, de Mechelse gevangenis, 'verging ze van de vuiligheid en de miserie'. Er was geen verwarming. Omdat ze zelf niet kon schrijven liet ze op 23 maart 1638 een smeekschrift maken, gericht aan de stadsmagistratuur van Mechelen, waarin ze vroeg 'om overgeplaatst te worden naar een kamer met een schouw, waar ze op eigen kosten vuur kon maken.' Ze vroeg eveneens 'wekelijks proper lijnwaad te mogen ontvangen'.

Anna van Ranst stierf in de gevangenis op 4 mei 1638. Ondanks de folteringen waaraan ze werd onderworpen, gaf ze geen omgang met de duivel toe. Op 14 juni 1638 werd in de St.-Janskerk te Mechelen dan ook een zielendienst voor haar gehouden.

Zie ook

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

  • E. Raes, Hekserij en Exorcisme, Stichting Mens en Kultuur, Gent, 1993 (64 p.)
rel=nofollow