Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Adel

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

De adel is een sociaal of juridisch afgebakende groep mensen (edelen) die van oorsprong een bevoorrechte positie innam. De precieze inhoud van het begrip varieert naargelang van tijd en plaats.

De vooraanstaande positie van de adel leidde tot een hoog gecultiveerde levensstijl en een sterk standsbewustzijn. Tegenwoordig onderscheidt de adel zich in de meeste landen alleen nog door het voeren van een bepaalde familienaam en/of adellijke titel.

Adeldom en adellijke titels kunnen persoonlijk of erfelijk zijn en kunnen onder meer ontleend zijn aan bepaalde hoge ambten, grootgrondbezit of verlening door een soeverein vorst.

De adel kan op vele manieren worden ingedeeld. Zo is er bijvoorbeeld oeradel, oude adel en nieuwe adel, briefadel, ambtsadel en landadel, Empireadel, hoge en lage adel.

Definities

Marc Bloch noemde het begrip adel in La société féodale een aristocratie die op grond van geboorte of adelsverheffing bepaalde voorrechten of privileges genoot. Problematisch bij deze definitie is het uitsluiten van de vroeg-middeleeuwse nobilitas, aangezien hier geen sprake was van een formele adelsverheffing. Daarnaast kwam een deel van de privileges voort uit de functie die bekleed werd en niet uit de titel. Volgens Werner in Naissance de la noblesse was dan ook de uitoefening van publiek gezag het onderscheidende kenmerk van de adel, vergelijkbaar met de senatoriale adel uit het oude Rome.

Al in de middeleeuwen werd de adel gezien als tweede stand in het driestandenschema van bidders (geestelijkheid), strijders (adel) en werkers (boeren en overige burgers). De opvatting dat deugden als rechtvaardigheid en leiderschap aangeboren zouden zijn, werd gebruikt om de erfelijkheid van de hiërarchische verhoudingen te legitimeren. Hoewel deze opvatting wijdverbreid was, werd deze niet door iedereen aanvaard. In de praktijk bleek de tweede stand ook minder gesloten dan dit ideaalbeeld.

Desondanks maakte Johanna Maria van Winter in Ridderschap een onderscheid tussen de gesloten stand, slechts bereikbaar door geboorte, en de open sociale klasse, bepaald door geld en aanzien. Dit bleek moeilijk te rijmen met de ontwikkeling van de ridderschap, dat volgens deze definitie afwisselend een klasse en stand was, dan wel een klasse met standkenmerken.

Tegenwoordig wordt het driestandenschema dan ook steeds minder gebruikt om de middeleeuwse en vroegmoderne maatschappij te beschrijven. Moderne begrippen als klasse en stand zijn daarbij niet voldoende om de maatschappelijke structuur te beschrijven. Voor de moderne Europese adel van na de Franse Revolutie waarbij bijzondere voorrechten ontbreken, is het ook weinig zinvol om te spreken van klasse of stand.

Geschiedenis van de Europese adel

Prefeodale adel

De Germaanse en Keltische stammen die Europa op de Romeinen veroverden, vormden elk hun eigen adel. In het rijk van Karel de Grote was de adel een kaste van grootgrondbezitters die zich van de horigen en de vrijen in de schaarse steden onderscheidde door positie en invloed. Zij hielden hun grondgebied als allodium, dus niet in leen. Deze adel had geen adelbrief en kon het adeldom verliezen door geen herenleven te leiden. De vorsten deden een beroep op de adel om hen in het bestuur en in oorlogen bij te staan. Men is de afstammelingen van de edelen uit deze tijd, omdat zij geen adelsdiploma kunnen laten zien en hun adeldom teruggaat tot voorhistorische tijden, de "oeradel" gaan noemen.

Opkomst vanuit feodale functies

De feodale adel is ontstaan uit leenmannen en ministerialen. Toen de zware harnassen en kostbare stalen wapens hun intrede deden, ontwikkelde zich een feodaal stelsel waarin de edelen, in ruil voor wederzijdse steun een leengoed voor een hoger en machtiger edele beheerden. Deze edelen en vazallen waren op hun beurt steun verschuldigd aan nog hoger geplaatste adel. Zo ontstond een trap met steeds meer treden.

In eerste instantie waren er baronnen, graven, hertogen, prinsen en zo meer van streek tot streek verschillende titels. De laatsten waren ambtenaren van de keizers die hun positie erfelijk hadden weten te maken. De titel van hertog (Heerzog = legerleider), graaf, markgraaf (of markies, zijnde de bestuurder van een grensgebied) en vorst waren in de vroege middeleeuwen geen erfelijke, maar vooral bestuurlijke aanduidingen.

In de 12e eeuw werd de adel een werkelijk gesloten kaste. De edelen bewaakten hun aanzien en hun voorrechten. Zij lieten geen burgers toe op hun toernooien en monopoliseerden alle hogere functies in het leger en in het bestuur. Pogingen om ook de kerk in hun macht te brengen, mislukten omdat zij geen monopolie op kennis bezaten. Desondanks waren veel posities als abt, abdis of bisschop voor de jongere, niet-ervende zonen en de dochters van edelen gereserveerd. Er ontstonden ook kloosters die alleen door adellijke nonnen werden bewoond. Zo ontstond het begrip "stiftsadel" voor edellieden met 16 kwartieren oude adel.

Consolidatie van de oude adel

De adel ontwikkelde regels om vast te stellen of iemand tot hun kaste behoorde. Om hun veronderstelde superieure bloed zuiver te houden werd het huwen met niet-adellijke partners ontmoedigd. Zelfs wanneer de kinderen uit een dergelijk huwelijk tot de adel behoorden, hadden zij minder voorrechten dan hun verwanten met meer "kwartieren". In het adellijk zelfbeeld waren de edelen de dragers van superieure overerfde eigenschappen die anderen misten. De edelen hadden "blauw bloed" dat niet vermengd mocht worden. Zij ontwikkelden ook een eigen cultuur en taalgebruik waarin zij zich van anderen onderscheidden. Het woord "adel" werd een synoniem voor "voortreffelijk".

De adel liet met adelproeven vaststellen of kandidaten voor functies en zelfs opleidingen wel van adel waren.

De huwelijkspolitiek van de adel was een efficiënt middel om het bloed "zuiver" te houden, ebenbürtigkeit was in sommige families verplicht. Het resultaat is een soort adellijk kweekprogramma van de zgn. "gens nés", bijvoorbeeld: Elisabeth, Markiezin Pallavicini, née d'Udekem d'Acoz. Sommige mensen doen beroep op hun kwartieren, dat wil zeggen dat zij beschikken over een bepaald aantal generaties voorouders van zuivere adel. Deze kwartieren zijn een bewijs van zuiver bloed en waren een vereiste voor het lidmaatschap voor tal van ridderordes. Prins Amedeo van België kan een stamboom voorleggen met kwartieren van enkel de allerhoogste bloed- en grootadel. In zijn kwartieren zitten verschillende koningen, keizers, prinsen en aartshertogen.

Het recht om een wapen te voeren is nooit het voorrecht van de adel geweest.

In de late middeleeuwen werd de adel in economisch belang overvleugeld door de handeldrijvende burgers. De steeds uitdijende koninklijke bureaucratie kon wel worden geleid door de edelen, maar zij had gestudeerde burgerzonen nodig met kennis van het recht. Aan het einde van de middeleeuwen waren de hofhouding, het leger en het bestuur van het platteland nog het domein van de adel.

Creatie van nieuwe adel

De koningen hebben steeds een beroep gedaan op de ontwikkelde burgers om, onafhankelijk van de vaak onhandelbare en onafhankelijke edelen, hun landen te besturen. Zij speelden adel en burgers tegen elkaar uit. Als fons honorum verleenden de koningen ook adeldom. Deze nieuwe adel werd en wordt de briefadel genoemd naar de adelsdiploma's die zij ontvingen. Met een zekere logica bedachten de burgers die een ambt vervulden waarvoor men een edelman moest zijn, dat zij "dus" edelen waren. Ook deze aanspraak op adeldom werd erkend en leverde een ambtsadel op die zich dan in het spraakgebruik onderscheidt van de oudere edele geslachten die men zwaardadel of bloedadel noemt.

Men kan de adel ook in hoge en lage adel indelen. Een aantal edelen had bijzondere voorrechten in het bestuur en honderden edelen bestuurden de graafschappen en vorstendommen van het Heilige Roomse Rijk van de Duitse Natie. Ook in het Spaanse Rijk werd een onderscheid gemaakt tussen de hoge adel, de "Grande van Spanje", en de overige edellieden.

In het koninkrijk Frankrijk onderscheidde men naar het voorrecht van de edelen met 16 kwartieren (vier generaties edele voorouders), om aan het hof te verkeren een "hofadel". Deze edelen hadden toegang tot de koning, maar voor Lodewijk XIV waren al zijn onderdanen, met uitzondering van de hertogen, min of meer gelijk.

In het koninkrijk Engeland ontstond de adellijke groep van de "Peers" of "Lords of Parliament" met een zetel in het Hogerhuis. Indien niet zelf geboren in een adellijke familie zijn hun echtgenoten geen edelvrouwen. In het maatschappelijk verkeer delen zij in het aanzien van hun families.

Heerlijkheden (met titels "heer van...", "vrijheer van...") zijn niet adellijk, ook al werden ze in het verleden door edelen gedragen. Zie: heerlijkheid. Het Britse Lord of the Manor (heer van de heerlijkheid) bevindt zich in het zogenaamde grijze gebied, waarvan men niet zeker weet of men het wel of niet tot de adel moet rekenen. Het Duitse en Oostenrijkse "herr auf..." behoort niet tot de adel, maar verwijst eveneens naar een heerlijkheid.

Wanneer men voor de Franse Revolutie een heerlijkheid bezat of kocht, verwierf men ook de bijbehorende titel. Dit noemt men wel "grondadel".

Na de Franse Revolutie

De standenmaatschappij waarin de geestelijkheid de eerste stand, de adel de tweede stand en de burgerij de derde stand was, heeft tot aan de Franse Revolutie bestaan, maar pogingen om deze standenindeling daarna te restaureren mislukten.

Om de tientallen families die in het Heilige Roomse Rijk een eigen staatje hadden bestuurd schadeloos te stellen, en het reservoir van huwbare partners voor de kinderen uit regerende families groot genoeg te houden, werden de oude rijksgrafelijke families op het Congres van Wenen en in de jaren daarna "ebenbürtig" verklaard. Zij werden "standesherren" met bepaalde voorrechten, maar gezag oefenden deze hoge edelen niet meer uit.

De hoogste Europese adel, de na 1815 regerende families, de ebenbürtige families en de hertogelijke families zijn in de Almanach de Gotha opgenomen en zij vormen ook nu nog een hecht netwerk. De eis dat de telgen van deze families alleen binnen de eigen kring huwen, wordt steeds minder nageleefd. De adel gaat nu familieverbanden aan met de groten uit de industrie en de handel. Lieden die men spottend wel de "geldadel" noemt.

Omdat in Oostenrijk en Duitsland geen adel meer bestaat, zijn de huwelijksregels die ooit in familiewetten werden vastgelegd, niet meer verbindend. Cadetten (jongere zoons en dochters) die een burger of iemand van lage adel willen huwen en hun naam (de titel is nu volgens Duits burgerlijk recht de naam) en het predicaat "Koninklijke Hoogheid" willen behouden, vinden de Duitse rechter aan hun kant. De oude regels kunnen er niet meer worden afgedwongen.

Alleen in de oude Europese Ridderlijke Orden worden de adellijke kwartieren nog streng geteld. Maar ook daar verloopt het tij. De Nederlandse Duitse Orde in de Protestantse Balije van Utrecht laat alleen edelen met 16 kwartieren "oude" adel toe, maar zij heeft de Hoge Raad van Adel gevraagd om een advies over nieuwe statuten. Ook de Maltezer Orde kent steeds meer burgers in haar rangen.

Adel in Europese landen

Nederland

In Nederland bestaat naast de ongetitelde adel, die het predicaat jonkheer mag voeren, de getitelde adel. Deze kunnen, van laag naar hoog, de volgende titels voeren: ridder, baron, burggraaf, graaf, markies, hertog, prins. Er vindt geen verheffing in de adelstand meer plaats, met uitzondering van (voormalige) leden van het Koninklijk huis.


België

In België bestaan de volgende titels: jonkheer, ridder, baron, burggraaf, graaf, markies, hertog en prins. Het staatshoofd draagt de titel van koning. In België verblijven heel wat geslachten die van oorsprong niet Belgisch zijn. De adel in België bloeit nog steeds, en de uitvoerende macht (koning en regering) verleent jaarlijks adeldom.


Groot-Brittannië

In Groot-Brittannië bezat de adel voorheen relatief grote macht, omdat hij per definitie over het recht beschikte om deel uit te maken van het Britse Hogerhuis (House of Lords). Thans heeft de Britse adel niet meer het recht om louter op grond van afkomst zitting te nemen in het House of Lords. De meeste Lords in het Hogerhuis ten heden dag zijn voor het leven benoemd.

In Groot-Brittannië wordt men tegenwoordig in de adelstand verheven op grond van verdienste (bijvoorbeeld musici, kunstenaars, politici), als beloning voor geldelijke bijdragen aan de partij van de premier of om een werkbare meerderheid in het Hogerhuis te garanderen voor de regeringspartij. Dit noemt men een Life Peerage. Al deze "life peers" zijn baronnen en baronessen. Ook kan men nog in hoge uitzondering baronet worden; deze lage adellijke titel is wel erfelijk en vergelijkbaar met de Nederlandse titel (erf)ridder.

Het is een misverstand dat adeldom en peerage in Engeland samenvallen. Binnen de hogere adel is alleen het hoofd van de familie een "peer". Zijn echtgenote en de kinderen zijn geen peers en dragen pro forma "courtesy" titels. Desondanks kan men deze families in hun geheel als adellijk beschouwen. Wie een hoge onderscheiding ontvangt wordt als "Sir" of "Lady" in de adelstand verheven, dat geldt ook voor de "Knights Bachelors" en "Dames" die zonder een onderscheiding te ontvangen in de adelstand worden opgenomen.

In Groot-Brittannië zijn, van laag naar hoog, de volgende titels in gebruik: sir (als predicaat), Baronet (uitsluitend mannelijk), Baron, Viscount (burggraaf), Earl (Engelse graaf), Marquess (markies), Duke (hertog), Prince (prins), King (koning), (Emperor) (keizer).

Het begrip Count wordt in het Engels vrijwel uitsluitend gebruikt als de titel graaf als deze betrekking heeft op een graaf van op het Europese continent. Voor uitleg van de Britse adel zie peerage. Men kan ook adeldom verwerven wanneer men een ridder-companion in een ridderorde wordt. De ridders- en dames-companions mogen zich "Sir" of "Lady" noemen. Deze titels zijn niet overerfbaar. Er zijn ook - uitsluitendend mannelijke - ridders die Knights Bachelor worden genoemd.


Spanje

In Spanje bloeit de adel nog weelderig. In 2005 waren er in Spanje 1361 markiezen, waarvan 140 zich "grandes de España" mogen noemen. Daarnaast zijn er 153 hertogdommen en ruim 123 graafschappen. In totaal zijn er ruim 2100 edelen waarvan 300 grandes. Grandes worden aangesproken als Uwe Illustere Hoogheid.


Duitsland

In Duitsland kent men sinds de Weimarrepubliek geen adellijke voorrechten meer. Deze zijn destijds afgeschaft. Edelen mochten hierna hun titels en het predicaat "von" blijven voeren, als onderdeel van hun familienaam. Niet iedereen die in Duitsland het voorzetsel "von" als onderdeel van zijn naam heeft, is overigens van adel. Het is de gewoonte van de aristocratie om het woord "von" af te korten tot v. zodat een naam als "v. Moltke" op adeldom duidt. Het predicaat "von" heeft niet noodzakelijkerwijs een relatie met een geografische aanduiding. Het predicaat geeft alleen aan dat een bepaalde familie tot de adel behoort. Voorbeelden van niet-geografische aanduidingen zijn "von Schmidt" en "von Ledebur". In de DDR werden niet alleen de adeltitels afgeschaft, maar verdween ook vaak de 'von' uit de familienaam.

Mocht de adel als juridisch en staatkundig begrip dan niet meer bestaan, zij heeft wel een maatschappelijke rol van betekenis. Er bestaan verschillende verenigingen waarvan alle leden tot adel behoren, zodat zij nog steeds in elkaars gezelschap kunnen verkeren.

Een bijzondere consequentie van het Duitse burgerlijke recht is dat een door een prins geadopteerde man de naam, dat is de oude titel, van de adoptiefvader krijgt. Er zijn gevallen bekend waarbij men zich juist vanwege de klinkende naam liet adopteren. Toegang tot het sociale netwerk van de adel krijgt men daardoor natuurlijk niet.

Tussen "von", "von und zu" en "zu" als tussenvoegsels bestaat thans geen rangverschil meer. Volgens sommige bronnen heeft er ook nooit een onderscheid bestaan. Met de woordgroep "von und zu" wordt wel aangeduid dat men nog in het bezit is van het landgoed waaraan men zijn naam ontleent. De nuance vindt zijn oorsprong in de gradatie waarin men tijdens het Ancien Régime een heerlijkheid bezat.

Een landsheer genoemd, Herr ZU..., bezat veelal slechts de middelbare jurisdictie van de heerlijkheid en bewoonde veelal ook een slot of burcht dat als leengoed aan de heerlijkheid verbonden was. Boven hem stond er evenwel nog een heer die de hogere jurisdictie over de heerlijkheid bezat en die men dan heer VAN... noemde. Wanneer een edelman erin slaagde de twee titels in één hand te verenigen (wat in principe slechts een financiële transactie betrof), werd hij soms VAN en TOT... genoemd.

In Duitsland waren, van laag naar hoog, de volgende titels in gebruik: ongetituleerde adel (von / junker), Edler, Ritter (ridder), Freiherr (eq. baron), Baron (baron), Burggraf (burggraaf), Graf (graaf), Fürst (vorst), Raugraf, Rheingraf (rijngraaf), Wildgraf (wildgraaf), Pfalzgraf (paltsgraaf), Markgraf (markies), Landgraf (landgraaf), Kurfürst (keurvorst), Herzog (hertog), Prinz (prins), Großherzog (groothertog), König (koning), Kaiser (keizer).

Keurvorst is eerder een functie dan een adellijke titel. De keurvorsten waren tegelijkertijd ook paltsgraaf, markgraaf, hertog, koning of zelfs aartsbisschop. Voor de volledigheid wordt de keurvorst hier genoemd.

Oostenrijk

In Oostenrijk werd de Oostenrijkse adeldom volledig afgeschaft tijdens de beginjaren van de republiek. Het voeren van een titel is strafbaar. Het predicaat 'von' heeft zijn adellijke betekenis geheel verloren. De bekende Oostenrijkse dirigent Herbert von Karajan mocht zich "von" blijven noemen, omdat zijn familie van Duitse oorsprong was en de titel "Freiherr von Karajan" een titel in de adel van het Heilige Roomse Rijk van de Duitse Natie was. Een republikeinse wet van 1919 ontnam de edelen hun titel voor de Oostenrijkse republiek. Daar echter Burgenland eerst in 1921 bij Oostenrijk gevoegd werd (voordien een deel van Hongarije) geldt die wet niet voor Burgenland. Oostenrijk is het enige land dat de adel niet erkent. Oostenrijk moet zich voor het Europese Gerecht verantwoorden omdat het een minderheid binnen zijn landsgrenzen vervolgt door haar de eigen identiteit te ontnemen.

In het keizerrijk Oostenrijk-Hongarije waren er, van laag naar hoog, de volgende titels: ongetituleerde adel (von / junker), Edler, Ritter, Freiherr, Graf, Fürst, Herzog, Prinz, Erzherzog, König, Kaiser


Frankrijk

In Frankrijk werd de adel met bijbehorende titels en privileges totaal afgeschaft in 1789, bij het begin van de Franse Revolutie. Een groot deel van de adellieden emigreerde tijdens de revolutie. Keizer Napoleon voerde in 1806 opnieuw adellijke titels in, die in bepaalde gevallen erfelijk konden zijn. Met de restauratie van het koningschap in 1814 werden zowel de oude als de Napoleontische adel erkend, zonder dat de privileges terugkwamen.

De adel werd later niet uitdrukkelijk afgeschaft, maar in de huidige Franse Republiek bestaat er formeel geen adel meer, omdat dit in strijd is met de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger. Toch zijn adellijke titels nog altijd wettelijk erkend en beschermd. Sinds 1974 worden die titels niet meer gebruikt bij het protocol op het Élysée. Er bestaat ook een vereniging van de Franse adel.

De titel van prins was in het Franse Ancien Régime geen echte, door de koning erkende adellijke titel, maar wees erop dat de drager ooit een min of meer vorstelijk gezag uitoefende. Alleen Napoleon verleende de titel van prins. Overigens was anciënniteit in de Franse adel belangrijker dan de titel: hoe ouder de familie, hoe meer aanzien. Aan de top stonden families die beweerden van de Merovingers af te stammen.

Hoewel veel Franse edelen het tussenvoegsel "de" in hun familienaam droegen (die altijd met een kleine letter wordt geschreven), betekent het bestaan van dit tussenvoegsel nooit dat men van adel was. Wel hebben nogal wat burgerlijke families adellijk klinkende namen met "de" aangenomen, zodat er een soort schijn-adel "noblesse d'apparence", ontstond. Zo zijn oud-president Valéry Giscard d'Estaing, oud-premier Dominique de Villepin of Bernadette Chodron de Courcel (de vrouw van oud-president Chirac), niet van adel.

In Frankrijk waren, van laag naar hoog, de volgende titels in gebruik: ongetituleerde adel (écuyer/sieur) (jonkheer), chevalier (ridder), sire (heer), baron (baron, baron de l'empire), vicomte (burggraaf), comte (graaf, comte de l'empire), marquis (markies), prince (prins), duc (hertog), roi (koning), empereur (keizer).


Vaticaanstad

Aangezien de paus van oudsher de status van soeverein heeft, kan ook hij adeldom en adellijke titels verlenen. Van dit recht werd in de tijd dat hij nog heerser over de Pauselijke Staten was, veelvuldig gebruikgemaakt en ontstond een uitgebreide pauselijke adel. Aan vele geslachten in Frankrijk en Zuid-Europa is pauselijke adeldom met de titel prins, hertog, markies, graaf, baron, patriciër of edelburger verleend.

Daarnaast zijn krachtens de bul Urbem Romam van paus Benedictus XIV ook de broers en neven en al hun mannelijk nageslacht van de ambterende paus Romeinse edelen. De kardinalen zijn "prinsen van de Kerk" en hebben protocollair gezien de status van prins-van-den-bloede.

Toen het Koninkrijk Italië de Kerkelijke Staat in 1871 annexeerde, koos een deel van de adel de zijde van de koning. Deze noemt men de "witte adel". De adel die de paus trouw bleef wordt de "zwarte adel" genoemd. Zij weigerden het koninklijk paleis te bezoeken. Nog steeds vervullen leden van deze zwarte adel enkele erefuncties aan het pauselijk hof.

Na de ondergang van de Kerkelijke Staat in 1870 hadden de pausen tot aan het Verdrag van Lateranen in 1929 weliswaar geen land meer, maar zij bleven adellijke titels verlenen. In 1929 werd bij het Verdrag van Lateranen dit recht van de paus als hoofd van de Staat Vaticaanstad erkend. Pauselijke adelverlening geschiedde op voordracht en werd na betaling van taxa bij Pauselijke Breve toegekend. In Nederland is in 1924 aan Willem Dreesmann pauselijke adeldom verleend met de kwalificatie nobilis en in 1926 de erfelijke titel van graaf bij eerstgeboorte. Volgens de Nederlandse grondwet had voor het aanvaarden van deze buitenlandse adelverlening toestemming gevraagd moeten worden. In België werden personen na pauselijke adelverlening middels inlijving ook nationaal als adel erkend. Adeldomsverlening was het hoogste pauselijke eerbetoon.[1]

Italië

Nobile, barone (baron), visconte (burggraaf), conte (graaf), Marchese (markies), duca (hertog), principe (prins), re (koning).

Liechtenstein

In Liechtenstein kan men wegens verdienste nog steeds in de adelstand verheven worden. De Vorst van Liechtenstein kan de titels graaf en baron creëren en iemand verheffen tot de ongetituleerde adel door het toekennen van het tussenvoegsel 'von'.

Luxemburg

Luxemburg was ooit in een personele unie met Nederland en België verbonden. Er wordt in Luxemburg nog een actief adelbeleid gevoerd.

Monaco

In Monaco heeft de Vorst het recht amnestie en Monegaskische burgerschap te verlenen, tevens verleent hij nog steeds ordes, titels en andere rangen van onderscheiding.

Adel buiten Europa

Amerika

In de Verenigde Staten kent men geen wettelijk erkende adel en kan de regering geen adellijke titels toekennen. Het is echter niet verboden om een adellijke titel te voeren. In 1810 werd een amendement op de grondwet die het voeren van adellijke titels strafbaar zou stellen, goedgekeurd door de Senaat en geratificeerd door 12 staten, wat echter niet genoeg is om definitief goedgekeurd te worden. In theorie is het mogelijk dat, wanneer nog eens 26 staten het amendement zouden ratificeren, het amendement alsnog in de grondwet terechtkomt, maar daar sinds 1812 geen enkele staat meer heeft gestemd over het artikel, is het niet waarschijnlijk dat dat ooit nog zal gebeuren.

In Latijns-Amerika werd door de Europese kolonisatoren het Europese adellijk systeem overgenomen, en na de onafhankelijkheid kenden onder andere Mexico en Brazilië adel in de tijd dat deze landen een keizerrijk waren. Tegenwoordig wordt nergens in Latijns-Amerika nog adeldom erkend door de overheid en in Mexico is het voeren van adellijke titels zelfs grondwettelijk verboden.

Azië en Afrika

In Japan heeft men tijdens de Meiji-restauratie, de grote hervorming aan het eind van de 19e eeuw, een adelstand naar Europees model ingesteld. De feodale heren die de titel van Daimo voerden, werden bedacht met traditionele Europese titels, zoals graaf en markies. Al deze Japanse edellieden verloren in 1946 tijdens de Amerikaanse bezetting hun titel. Maar deze vroegere adel neemt heden ten dage nog prominente plaatsen in de maatschappij en het Keizerlijk Hof in.

In China voerden de prinsen van het regerende keizerlijke huis titels. Er vigeerde een degradatiesysteem. Zonen dragen steeds een titel lager dan die van hun vader. De zoon van een prins was een hertog. Diens zoon was een markies en zo zakte men generatiegewijs steeds verder in de adellijke rangorde. In het thans communistische China is de adel volledig afgeschaft en zelfs taboe. Zie het artikel Adel in China.

In Japan, China en enkele andere landen bestaan, in volgorde van minst tot meest belangrijk, de volgende adellijke en vorstelijke titels:

  • China: Enqiwei (ridder), Nan (男 baron), Zi (子 burggraaf), Bo (伯 graaf), Hou (侯 markies), Mingong (民公 hertog), Guogong (國公 aartshertog), Junwang (郡王 prins uit de tweede lijn), Qinwang (親王 prins uit de eerste lijn), Wang (王 koning), Huangdi (皇帝 keizer).
  • Ethiopië: Balambaras (baronet), Gerezmach (baron), Kenyazmach (baron), Fitawrari (burggraaf), Dejazmach (graaf), Bitwoded (graaf), Ras (hertog), Leul (prins), Negus (koning), [Nəgusä nägäst]? (keizer).
  • Japan: Danshaku (男爵 baron), Shishaku (子爵 burggraaf), Hakushaku (伯爵 graaf), Koushaku (侯爵 markies), Koushaku (公爵 prins of hertog), Tennou (天皇 keizer).
  • Korea: Chusa (준남작 baronet), Chamise (남작 baron), Pansoh (자작 burggraaf), Poguk (백작 graaf), Champan (후작 markies), Kung (공작 hertog), Gun (황태자 prins), Wang (임금 koning), Je (황제 keizer).
  • India: Thakur (Prins, in eigen recht, aristocratisch), Raj Kumar (Prins, zoon van een Koning), Raja (Koning), Maharaja (Hoge Koning)
  • Turkije: Bey (Heer), Aga (Landheer), Pasa (Ridder), Defterdar, Kazasker, Vezir (Hertog),Vezir-i Azam (Groot Hertog), Padisah (Keizer)

Trivia

  • Cayetana Fitz-James Stuart, 18de hertogin van Alba had het wereldrecord titels voeren: ze voerde 8 hertogelijke titels; 15 markiezaatstitels; 19 grafelijke titels en was 20 keer Grande de España. De hertogin was lid van het Huis van Alba, in het Nederlands Alva genoemd.

Literatuur

  • Janse, A., Ridderschap in Holland: portret van een adellijke elite in de late Middeleeuwen, Verloren, 2001

Zie ook: Alfabetische lijst van Nederlandse adellijke geslachten

Wikisource  Wet op de adeldom op Wikisource

Wikimedia Commons  Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Nobility op Wikimedia Commons.

rel=nofollow

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
  1. º Houte de Lange, C.E.G. ten en V.A.M. van der Burg (2010) Pauselijk eerbetoon. Een inleiding over Pauselijke onderscheidingen, ridderorden, Pauselijke adel en Nederlanders aan het Pauselijk hof (Verloren Hilversum)
rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow