Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Sociaal darwinisme

Uit Wikisage
Versie door Mendelo (overleg | bijdragen) op 9 feb 2012 om 22:11 (defintie aanpassen met http://www.philolex.de/sozidarw.htm)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Met sociaal darwinisme bedoelt men het toepassen van begrippen en principes uit de evolutiebiologie op de menselijke maatschappij en de onderdelen ervan: de economie, politiek, wetenschap, cultuur, enz.<(de) Peter Möller, Sozialdarwinismus, op Philolex (vertaal via: Vertaal via Google translate)</ref> Principes als de struggle for life („strijd om het bestaan”) en de survival of the fittest (overleven van de geschiktste), werden in het sociaal darwinisme gezien als essentiële verschijnselen die ook in de menselijke maatschappij noodzakelijk en zinvol zijn.[1]

Over hoe dit praktisch zou moeten worden toegepast ontstonden sterk uiteenlopende, elkaar vaak tegensprekende ideeën. Sommige van deze ideeën gingen uit van vrije markt-kapitalisme, waarin personen die meer geld verdienen een grotere kans op overleven hebben. Andere ideeën veronderstelden een strijd om het bestaan tussen verschillende rassen of etnische groepen. De verschillende varianten van het sociaal darwinisme stemmen volgens Franz Wuketits overeen in de volgende drie punten:

  • Darwins selectietheorie wordt in sociaal, economisch en moreel opzicht van doorslaggevend belang voor de menselijke ontwikkeling.
  • Er bestaat goed en slecht erfgoed.
  • Goede erfelijke factoren dienen bevorderd te worden, slechte moeten uitgeroeid worden.

Het sociaal darwinisme kwam sterk op aan het einde van de 19e eeuw. Huidige evolutionisten distantiëren zich van het sociaal darwinisme.

Achtergrond

De term sociaal darwinisme is afgeleid van de term darwinisme, die op zijn beurt verwijst naar de Engelse bioloog Charles Darwin (1809 - 1882).

Een vroege vermelding van het begrip „sociaal darwinisme” is te vinden in een artikel van Oscar Schmidt in Popular Science in 1879. Een jaar later, in 1880, gebruikte Émile Gautier de term in zijn in Parijs gepubliceerd anarchistisch pamflet Le darwinisme social. In Italië werd de term in 1882 gebruikt door Giuseppe Vadalà-Papale in zijn in Darwinismo naturale e Social Darwinism.[2] Volgens G. M. Hodgson werd de term tot in de jaren 30 van de twintigste eeuw slechts sporadisch en in alleenstaande gevallen gebruikt, en werd het begrip door hen die tot de sociaal darwinisten gerekend worden nooit gebruikt om zichzelf te beschrijven te beschrijven, maar was het eerder een door hun levensbeschouwelijke tegenstanders denigrerend en polemisch gebruikt etiket.[3]

De klassieke vertegenwoordigers van het evolutionisme: Herbert Spencer, Edward Tylor en Lewis Henry Morgan, gingen ervan uit, dat menselijke maatschappijen en biologische soorten een opeenvolgende evolutie ondergaan, die zich uitbreidt over verschillende trappen van ontwikkeling.[4]

De Britse filosoof en socioloog Herbert Spencer nam reeds in 1852 in A Theory of Population de natuurlijke selectie aan als een factor in de evolutie[5] en op de menselijke bevolking toegepast, maar pas Darwin had het principe van de natuurlijke selectie op de hele biologie uitgebreid. Anders dan bij Darwin, bij wie de natuurlijke selectie het belangrijkste bestanddeel van de evolutie is, speelt deze bij Spencer slechts een ondergeschikte rol binnen een context, die door evolutionaire vooruitgang en Lamarckisme wordt gekenmerkt.[6][7]

De statisticus Francis Galton (1822 - 1911) stelde in 1883 dat door vroege huwelijken tussen leden van de sociale bovenklasse te stimuleren, de bevolking als geheel ’verbeterd’ kon worden. Het idee van kunstmatige selectie bij menselijke populaties noemde hij eugenetica. Het had veel prominente aanhangers in het begin van de 20e eeuw, zoals de Amerikaanse president Theodore Roosevelt. Het idee vormde in de jaren 30 de basis voor racistische politieke doeleinden. De nazi’s ondersteunden hun gedachtegoed ondermeer met elementen uit de eugenetica en het sociaal darwinisme, met als gevolg de genocide van door hen als ongewenst beschouwde groepen tijdens de holocaust. De associatie met nazisme bracht eugenetica en sociaal darwinisme sterk in diskrediet. Desondanks zou selectief gebruik van sociaal darwinistische ideeën voor politieke doeleinden ook na de Tweede Wereldoorlog nog tot gedwongen sterilisatieprogramma’s in onder andere Australië en India leiden.

Invloed op sociale politiek

De term „sociaal darwinisme” werd voor het eerst gebruikt door de Duitser Oscar Schmidt in 1877. Schmidt stelde dat hoewel socialisten tegen Darwins theorie waren, ze elementen eruit opnamen in hun gedachtegoed. Het idee dat de lagere sociale klassen niet simpelweg lui waren, maar ondanks hard werken niet uit hun positie omhoog konden komen, kwam rond 1900 op. In het Verenigd Koninkrijk zouden politici als David Lloyd George en Winston Churchill van de Liberal Party een omslag veroorzaken door gelijke kansen voor talentvolle individuen van alle sociale klassen te promoten. In de Verenigde Staten sloeg het idee minder aan bij de bovenklasse, die meer zag in filantropie (waarbij de hele onderklasse op gelijke wijze wordt gesteund).

Sociale verandering

Het idee dat de maatschappij zich ontwikkelt was niet nieuw in Malthus’ tijd: filosofen van de Verlichting, zoals Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770 - 1831), stelden al dat de maatschappij zich ontwikkelde in opeenvolgende, steeds ’hogere’ stadia. Het idee van een strijd om het bestaan werd al door Thomas Hobbes (1588 - 1679) beschreven als onderdeel van de natuurtoestand van de mens. Dit leidde ertoe dat er tot in de eerste helft van de 20e eeuw in de Westerse wereld sterk werd neergekeken op de islamitische, Afrikaanse, Indiaanse en Aziatische culturen, die zich in een ’lager’ stadium van ontwikkeling zouden bevinden en als ’primitief’ gezien werden.

Nieuw aan het sociaal darwinisme was het idee van een continue selectie van de ’sterkeren’ in de maatschappij, waardoor de maatschappij zich naar de ’hogere’ stadia kon ontwikkelen.

Sommige van zulke sociaal darwinistische concepten vormen tegenwoordig onderdeel van de sociale wetenschap, zoals de ideeën over sociale evolutie en culturele evolutie.

Zie ook

Bronnen, noten en/of referenties

Weblinks

Bronvermelding

Noten en verwijzingen

  1. º Citefout: Onjuist label <ref>; er is geen tekst opgegeven voor referenties met de naam philolex
  2. º D. C. Bellomy, “Social Darwinism” Revisited. In: Perspectives in American History. Vol. 1, 1–129. 1984
  3. º G. M. Hodgson, Social Darwinism in Anglophone Academic Journals: A Contribution to the History of the Term. In: Journal of Historical Sociology. 17, 2004 [1]
  4. º B. Balasz: Warten auf den neuen Steward. Ökologische Anthropologie und der Neoevolutionismus. In: Acta Ethnologica Danubiana 7 (2005), S. 23 ff., 26.
  5. º For as those prematurely carried off must, in the average of cases, be those in whom the power of self-preservation is the least, it unavoidably follows, that those left behind to continue the race are those in whom the power of self-preservation is the greatest – are the select of their generation”, in: H. Spencer: A Theory of Population, Deduced from the General Law of Animal Fertility. S. 499ff
  6. º David Weinstein, Herbert Spencer. The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Fall 2008 Edition), Edward N. Zalta (Hrsg.), URL = <http://plato.stanford.edu/archives/fall2008/entries/spencer/>.
  7. º De betekenis die het Lamarckisme voor Spencer had, kan men bijvoorbeeld opmerken in zijn in 1886 gepubliceerd essay „The Factors of Organic Evolution” —een apologie voor het Lamarckisme— en aan zijn discussie met August Weismann (David Duncan, „The Life and letters of Herbert Spencer“ D. Appleton & Co, New York, 1908). Weismann had door zijn onderzoek het Darwinisme van de laatste lamarckistische ideeën bevrijd.
rel=nofollow