Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Pieter Geyl: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(tussenvoegen)
(+geschiedschrijving en Toynbee)
Regel 38: Regel 38:
== Wetenschappelijke loopbaan ==
== Wetenschappelijke loopbaan ==
In 1912–1913 werkte hij in [[Schiedam]] als gymnasiumleraar. Vanaf 1913 was hij buitenlandse correspondent te [[Londen]] van het grootste Nederlandse dagblad, de [[Nieuwe Rotterdamsche Courant]], tot hij in 1919 aan de Universiteit van Londen werd aangesteld tot professor in de Nederlandse cultuur. Intussen bouwde hij zich ook in Nederland een reputatie op door zijn publicaties vanuit Londen.  Hij concentreerde zich daarin op de Nederlands-Belgische verhoudingen, wat met veel controverse ontvangen werd en zowel in het Noorden als in het Zuiden resulteerde in een hevige aanval op de traditionele geschiedschrijving.
In 1912–1913 werkte hij in [[Schiedam]] als gymnasiumleraar. Vanaf 1913 was hij buitenlandse correspondent te [[Londen]] van het grootste Nederlandse dagblad, de [[Nieuwe Rotterdamsche Courant]], tot hij in 1919 aan de Universiteit van Londen werd aangesteld tot professor in de Nederlandse cultuur. Intussen bouwde hij zich ook in Nederland een reputatie op door zijn publicaties vanuit Londen.  Hij concentreerde zich daarin op de Nederlands-Belgische verhoudingen, wat met veel controverse ontvangen werd en zowel in het Noorden als in het Zuiden resulteerde in een hevige aanval op de traditionele geschiedschrijving.
Hij werd internationaal bekend wegens zijn debatten met de historicus [[Arnold J. Toynbee]]. Toynbee stelde dat hij bepaalde ’wetten’ van de geschiedenis had ontdekt in verband met de opkomst en ondergang van beschavingen. Geyl was het hiermee oneens, en liet dit blijken tijdens radiodebatten en in drukwerk. Hij beschuldigde Toynbee ervan selectief gebruik te maken van het bewijsmateriaal om een vooraf opgevatte mening te ondersteunen en van het negeren van bewijsmateriaal dat zijn stelling niet ondersteunde. Geyl beschouwde Toynbee’s theorie als te simplistisch: het hield geen rekening met de complexiteit van het verleden. Hij vond Toynbee’s idee van een „uitdaging en antwoord” te zeer veralgemeend. Geyl was ook niet akkoord met de mening die uit Toynbee’s werken bleek dat de westerse beschaving aan het ondergaan was.
In zijn boek ''Napoleon. Voor en tegen in de Franse geschiedschrijving'', stelde hij dat alle geschiedschrijvers beïnvloed waren door de huidige situatie, en bijgevolg al hun geschiedschrijving van voorbijgaande aard is. Het beste wat geschiedschrijvers kunnen doen is daarom hun opinie kritisch te onderzoeken en hun lezers aansporen om hetzelfde te doen.


Hij bleef in Londen tot de [[Universiteit van Utrecht]] hem in 1935 uitnodigde om daar de leerstoel Nederlandse Geschiedenis te bekleden. Deze functie vervulde hij tot zijn emeritaat in 1958. Aan het begin van de [[Tweede Wereldoorlog]] was hij actief als spreker voor de beweging ''Eenheid door Democratie'', die de gevaren van de [[NSB]] onder de aandacht wou brengen. Wegens zijn afwijzing van het [[nationaalsocialisme]] werden zijn activiteiten aan de universiteit werden tijdens de Duitse bezetting onderbroken. Hij werd overgebracht naar het [[concentratiekamp Buchenwald]], van waaruit hij pas tegen het einde van de oorlog werd bevrijd.
Hij bleef in Londen tot de [[Universiteit van Utrecht]] hem in 1935 uitnodigde om daar de leerstoel Nederlandse Geschiedenis te bekleden. Deze functie vervulde hij tot zijn emeritaat in 1958. Aan het begin van de [[Tweede Wereldoorlog]] was hij actief als spreker voor de beweging ''Eenheid door Democratie'', die de gevaren van de [[NSB]] onder de aandacht wou brengen. Wegens zijn afwijzing van het [[nationaalsocialisme]] werden zijn activiteiten aan de universiteit werden tijdens de Duitse bezetting onderbroken. Hij werd overgebracht naar het [[concentratiekamp Buchenwald]], van waaruit hij pas tegen het einde van de oorlog werd bevrijd.
Regel 48: Regel 52:
* Op 9 juni 1959 werd hij als buitenlands lid opgenomen in de Pruisische orde [[Pour le Mérite für Wissenschaft und Künste]].<ref>Orden Pour le Mérite für Wissenschaft und Künste: ''Die Mitglieder des Ordens.'' Deel 3 (1953–1992), Verlag Lambert Schneider, Geislingen 1994, p. 38.</ref>
* Op 9 juni 1959 werd hij als buitenlands lid opgenomen in de Pruisische orde [[Pour le Mérite für Wissenschaft und Künste]].<ref>Orden Pour le Mérite für Wissenschaft und Künste: ''Die Mitglieder des Ordens.'' Deel 3 (1953–1992), Verlag Lambert Schneider, Geislingen 1994, p. 38.</ref>


== Belangrijkste werken ==
== Bibliografie (selectie) ==
* ''De Groot-Nederlandsche Gedachte'', 1925.
* ''De Groot-Nederlandsche Gedachte'', 1925.
* ''Geschiedenis van de Nederlandsche Stam'', 2 delen, 1930-34.
* ''Geschiedenis van de Nederlandsche Stam'', 2 delen, 1930-34.
* ''Eenheid en Tweeheid in de Nederlanden'', 1946.
* ''Eenheid en Tweeheid in de Nederlanden'', 1946.
* ''Napoleon. Voor en tegen in de Franse geschiedschrijving'', 1946, 1947.
* ''Toynbee’s systeem'', 1947.
* ''Gebruik en misbruik der geschiedenis'', 1956.
* ''Oranje en Stuart 1641-72'', 1939, 2e uitgave 1963.
* ''Oranje en Stuart 1641-72'', 1939, 2e uitgave 1963.



Versie van 27 jan 2014 10:36

rel=nofollow

Pieter Geyl (Pieter Catharinus Arie Geyl, Dordrecht, 15 december 1887Utrecht, 31 december 1966) was een Nederlands historicus.

Pieter Geyl werd geboren te Dordrecht als zoon van de huisarts Arie Geyl en Alida van Erp Taalman Kip. Toen de vader wegens ziekte zijn beroep moest opgeven, verhuisde het gezin naar Den Haag. Daar ging Pieter naar het stedelijk atheneum. Van 1906 tot 1911 studeerde hij Nederlandse letteren en geschiedenis aan de universiteit van Leiden. In 1909 slaagde hij voor het kandidaatsexamen en in 1911 gradueerde hij cum laude als doctor. Hetzelfde jaar trouwde met Maria Cornelia van Sloten (geb. 1884).

In zijn studietijd kwam hij door een medestudent, H. W. De Reu, en door ds. Johannes Domela Nieuwenhuis in contact met de Vlaamse problematiek. Toen hij in 1911 een studentencongres te Gent bijwoonde, werd hij overtuigd van de Vlaamse zaak.

Wetenschappelijke loopbaan

In 1912–1913 werkte hij in Schiedam als gymnasiumleraar. Vanaf 1913 was hij buitenlandse correspondent te Londen van het grootste Nederlandse dagblad, de Nieuwe Rotterdamsche Courant, tot hij in 1919 aan de Universiteit van Londen werd aangesteld tot professor in de Nederlandse cultuur. Intussen bouwde hij zich ook in Nederland een reputatie op door zijn publicaties vanuit Londen. Hij concentreerde zich daarin op de Nederlands-Belgische verhoudingen, wat met veel controverse ontvangen werd en zowel in het Noorden als in het Zuiden resulteerde in een hevige aanval op de traditionele geschiedschrijving.

Hij werd internationaal bekend wegens zijn debatten met de historicus Arnold J. Toynbee. Toynbee stelde dat hij bepaalde ’wetten’ van de geschiedenis had ontdekt in verband met de opkomst en ondergang van beschavingen. Geyl was het hiermee oneens, en liet dit blijken tijdens radiodebatten en in drukwerk. Hij beschuldigde Toynbee ervan selectief gebruik te maken van het bewijsmateriaal om een vooraf opgevatte mening te ondersteunen en van het negeren van bewijsmateriaal dat zijn stelling niet ondersteunde. Geyl beschouwde Toynbee’s theorie als te simplistisch: het hield geen rekening met de complexiteit van het verleden. Hij vond Toynbee’s idee van een „uitdaging en antwoord” te zeer veralgemeend. Geyl was ook niet akkoord met de mening die uit Toynbee’s werken bleek dat de westerse beschaving aan het ondergaan was.

In zijn boek Napoleon. Voor en tegen in de Franse geschiedschrijving, stelde hij dat alle geschiedschrijvers beïnvloed waren door de huidige situatie, en bijgevolg al hun geschiedschrijving van voorbijgaande aard is. Het beste wat geschiedschrijvers kunnen doen is daarom hun opinie kritisch te onderzoeken en hun lezers aansporen om hetzelfde te doen.

Hij bleef in Londen tot de Universiteit van Utrecht hem in 1935 uitnodigde om daar de leerstoel Nederlandse Geschiedenis te bekleden. Deze functie vervulde hij tot zijn emeritaat in 1958. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog was hij actief als spreker voor de beweging Eenheid door Democratie, die de gevaren van de NSB onder de aandacht wou brengen. Wegens zijn afwijzing van het nationaalsocialisme werden zijn activiteiten aan de universiteit werden tijdens de Duitse bezetting onderbroken. Hij werd overgebracht naar het concentratiekamp Buchenwald, van waaruit hij pas tegen het einde van de oorlog werd bevrijd.

Hij was een voorstander van het verenigen van de Nederlanders en Vlamingen in een Groot-Nederlandse staat. Typerend hiervoor is zijn boek Eenheid en Tweeheid in de Nederlanden. Hij was één van de stichters van het genootschap Nederlanden in Europa (1957–1964) en werd er in 1858 algemeen voorzitter van.

Erkenningen

Bibliografie (selectie)

  • De Groot-Nederlandsche Gedachte, 1925.
  • Geschiedenis van de Nederlandsche Stam, 2 delen, 1930-34.
  • Eenheid en Tweeheid in de Nederlanden, 1946.
  • Napoleon. Voor en tegen in de Franse geschiedschrijving, 1946, 1947.
  • Toynbee’s systeem, 1947.
  • Gebruik en misbruik der geschiedenis, 1956.
  • Oranje en Stuart 1641-72, 1939, 2e uitgave 1963.

Verwijzingen

rel=nofollow