Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Johann Albrecht Bengel: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 7: Regel 7:
Als kind had Johann Albrecht Bengel een zwakke gezondheid. Van in zijn jeugd zag hij slechts uit een oog.
Als kind had Johann Albrecht Bengel een zwakke gezondheid. Van in zijn jeugd zag hij slechts uit een oog.


In 1703 ging hij naar de Univeristeit van Tübingen. In zijn vrije tijd bestudeerde hij teksten van [[Aristoteles]], [[Baruch de Spinoza|Spinoza]], en de theologie van [[Philipp Spener]], [[Johann Arndt]] en [[August Hermann Francke|August Francke]]. Bengel werd in 1707 geordineerd tot predikant en toegewezen aan Metzingen. In de daarop volgende jaren werd hij teruggeroepen naar het seminarie van Tübingen om theologie te doceren. Hij bleef daar tot hij in 1713 benoemd werd tot hoofd van het nieuw opgerichte protestantse seminarie van Denkendorf. Daar bereidde hij twaalf- tot veertienjarigen voor op theologische studies aan de universiteit. Hij gaf les in de klassieke talen, wiskunde, geschiedenis en logica. Ook in 1813 trouwde hij met Regina Seeger. Er werden in hun gezin twaalf kinderen geboren, waarvan zes de volwassenheid bereikten.
In 1703 ging hij naar de Univeristeit van Tübingen. In zijn vrije tijd bestudeerde hij teksten van [[Aristoteles]], [[Baruch de Spinoza|Spinoza]], en de theologie van [[Philipp Jacob Spener|Philipp J. Spener]], [[Johann Arndt]] en [[August Hermann Francke|August H. Francke]]. Bengel werd in 1706 geordineerd tot predikant en toegewezen aan Metzingen. In 1708 werd hij teruggeroepen naar het seminarie van Tübingen om theologie te doceren. Hij investeerde veel tijd in theologische en taalkundige studies in de universiteitsbibliotheek. In 1713 werd hij benoemd tot hoofd van het nieuw opgerichte protestantse seminarie van Denkendorf. Daar bereidde hij twaalf- tot zestienjarigen voor op theologische studies aan de universiteit. Hij gaf les in de klassieke talen, wiskunde, geschiedenis en logica. Ook in 1713 trouwde hij met Regina Seeger. Er werden in hun gezin twaalf kinderen geboren, waarvan zes de volwassenheid bereikten.


In 1741 werd hij benoemd tot prelaat te Herbrechtingen, waar hij bleef tot in 1749. De prelaat was de wettelijke opvolger van de abt van de voormalige katholieke benedictijnenabdij van Alpirsbach, en zetelde ook in de Landsdag.
Na [[Philipp Jacob Spener|Spener]] en [[August Hermann Francke|Francke]] ontwikkelde het piëtisme zich in twee richtingen. Aan de ene kant was er de radicale groep rond Gottfried Arnold (1666–1714) en graaf [[Nikolaus Ludwig von Zinzendorf]] (1700–1760). De andere groep, de Württembergse piëtisten, concentreerde zich op christelijke zending, was geïnteresseerd in bijbelwetenschappelijk onderzoek en onderwijshervorming. Bengel wordt gezien als het beste voorbeeld van de Württembergse piëtisten.


In 1751 benoemde de Universiteit van Tübingen hem tot doctor in de theologie honoris causa.
In 1741 werd hij benoemd tot prelaat te Herbrechtingen, waar hij bleef tot in 1749, toen hij prelaat werd van de voormalige benedictijnenabdij van Alpirsbach. De prelaat was de wettelijke opvolger van de vroegere abt en zetelde ook in de Landsdag.
 
In 1751 benoemde de Universiteit van Tübingen hem tot doctor in de theologie honoris causa. Op 2 november 1753 ging hij met emeritaat.


Bengel geldt als de belangrijkste Württembergse piëtist uit de 18e eeuw. Hij was vooral bekend voor zijn [[exegese]] van het [[Nieuwe Testament]] en zijn [[eindtijd]]theorieën.  
Bengel geldt als de belangrijkste Württembergse piëtist uit de 18e eeuw. Hij was vooral bekend voor zijn [[exegese]] van het [[Nieuwe Testament]] en zijn [[eindtijd]]theorieën.  

Versie van 3 nov 2016 10:50

Johann Albrecht Bengel (Winnenden, Württemberg, 24 juni 1687Stuttgart, 2 november 1752) was een luthers theoloog en een belangrijke vertegenwoordiger van de Duitse piëtisme.

Leven

Johann Albrecht Bengel was de zoon van de lutherse predikant Albrecht Bengel. Zijn vader overleed op 21 april 1693 op 43-jarige leeftijd aan een koortsepidemie die toen de ronde deed. Slechts vier maanden later werd zijn ouderlijk huis, waar zijn moeder nog woonde, afgebrand tijdens een inval van Franse troepen.

De jonge Bengel werd opgevoed in Marbach door een vriend, David Wendelin Spindler, die later aan het gymnasium van Stuttgart onderwees. Als kind had Johann Albrecht Bengel een zwakke gezondheid. Van in zijn jeugd zag hij slechts uit een oog.

In 1703 ging hij naar de Univeristeit van Tübingen. In zijn vrije tijd bestudeerde hij teksten van Aristoteles, Spinoza, en de theologie van Philipp J. Spener, Johann Arndt en August H. Francke. Bengel werd in 1706 geordineerd tot predikant en toegewezen aan Metzingen. In 1708 werd hij teruggeroepen naar het seminarie van Tübingen om theologie te doceren. Hij investeerde veel tijd in theologische en taalkundige studies in de universiteitsbibliotheek. In 1713 werd hij benoemd tot hoofd van het nieuw opgerichte protestantse seminarie van Denkendorf. Daar bereidde hij twaalf- tot zestienjarigen voor op theologische studies aan de universiteit. Hij gaf les in de klassieke talen, wiskunde, geschiedenis en logica. Ook in 1713 trouwde hij met Regina Seeger. Er werden in hun gezin twaalf kinderen geboren, waarvan zes de volwassenheid bereikten.

Na Spener en Francke ontwikkelde het piëtisme zich in twee richtingen. Aan de ene kant was er de radicale groep rond Gottfried Arnold (1666–1714) en graaf Nikolaus Ludwig von Zinzendorf (1700–1760). De andere groep, de Württembergse piëtisten, concentreerde zich op christelijke zending, was geïnteresseerd in bijbelwetenschappelijk onderzoek en onderwijshervorming. Bengel wordt gezien als het beste voorbeeld van de Württembergse piëtisten.

In 1741 werd hij benoemd tot prelaat te Herbrechtingen, waar hij bleef tot in 1749, toen hij prelaat werd van de voormalige benedictijnenabdij van Alpirsbach. De prelaat was de wettelijke opvolger van de vroegere abt en zetelde ook in de Landsdag.

In 1751 benoemde de Universiteit van Tübingen hem tot doctor in de theologie honoris causa. Op 2 november 1753 ging hij met emeritaat.

Bengel geldt als de belangrijkste Württembergse piëtist uit de 18e eeuw. Hij was vooral bekend voor zijn exegese van het Nieuwe Testament en zijn eindtijdtheorieën.

Bengel was een van de grondleggers van de wetenschappelijke tekstkritiek van het Nieuwe Testament. Reeds tijdens zijn theologiestudie stoorde het hem dat de beschikbare versies van het Nieuwe Testament soms van elkaar afweken. Sinds 1715 gebruikte hij een groot deel van zijn onderzoek naar om tekstvarianten in verscheidene manuscripten onder de loep te nemen. Hij stelde hierbij het principe vast dat de moeilijkere variant de voorkeur heeft voor de gemakkelijkere, wat nu nog steeds een regel is in de tekstkritiek. Deze regel is afgeleid van het feit dat kopiisten, wanneer zij een moeilijk tekstgedeelte aantroffen, geneigd konden zijn om het iets gemakkelijker te formuleren, waardoor varianten ontstonden. Om de oudere en dus waarschijnlijk meer oorspronkelijke tekst te vinden, is het vaak goed om de moeilijkere variant de voorkeur te geven. Ook de methode om de manuscripten in te delen in groepen die nauw aan elkaar verwant zijn, stamt van Bengel.

In 1734 gaf hij een Grieks Nieuw Testament uit, waarin hij naast de traditionele tekst ook varianten aangaf.

In 1740 verscheen zijn Erklärte Offenbarung Johannis, waarin hij op basis van onder andere Openbaring 20 verklaart dat het eerste eschatologische millennium op 18 juni 1836 zou beginnen. Hij geloofde in een vorm van dischiliasme, d.w.z. hij geloofde dat twee millenia (perioden van duizend jaar) zouden voorafgaan aan de Wederkomst van Christus en de Oordeelsdag. Hij nam aan dat de „tijd, tijden en een halve tijd” uit Openbaring 12:14 in 1836 zouden eindigen en dat dan het millennium zou beginnen. In zijn berekeningen gebruikte hij het getal 666 (het getal van het Beest) als een aantal jaren.[1]

In 1742 verscheen zijn Gnomon Novi Testamenti, een doorlopende commentaar op het Nieuwe Testament, waarin de vroomheid van het piëtisme, levenservaring en wetenschappelijke diepte met elkaar verbonden waren. John Wesley gaf hiervan in 1755 een Engelse vertaling uit. Het werk werd tot in de 20e eeuw vaak herdrukt.

Bengels laatste werk was een letterlijke vertaling van het Nieuwe Testament met korte opmerkingen en gebeden, postuum uitgegeven in 1753.


  1. º (en) Mark D. Isaacs, Journal of Unification Studies Vol. 11, 2010, p. 137: The End-Time Calculation of Johann Albrecht Bengel
rel=nofollow