Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Renaissance

Uit Wikisage
Versie door Jules (overleg | bijdragen) op 8 jul 2011 om 18:58 (Al wat snoei: 1)Italiaanse renaissance wordt in een apart artikel behandeld 2) omslachtig geformuleerde gedeelten ingekort)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

De renaissance (letterlijk: wedergeboorte) is een overgangsperiode in de Europese geschiedenis tussen middeleeuwen en nieuwe tijd die gekenmerkt wordt door een op de klassieke oudheid geïnspireerde bloei van kunsten en letteren.[1] Belangrijke ontwikkelingen in deze periode waren onder meer de teloorgang van het feodale stelsel, de ontdekking van nieuwe continenten, het copernicaanse stelsel in de astronomie en de uitvinding of introductie in Europa van drukpers, papier, kompas en buskruit. De Italiaanse humanisten die de term renaissance introduceerden, meenden dat na een periode van verval, de Middeleeuwen, een nieuwe gouden eeuw was aangebroken, die niets minder was dan een 'wedergeboorte' van de verworvenheden van de Klassieke oudheid. De renaissance begon in Italië in de veertiende eeuw en verspreidde zich in de volgende eeuwen over de rest van Europa.

Gebruik van de term renaissance

De term 'renaissance' wordt in meer algemene zin ook gebruikt voor andere perioden van culturele heropleving in de geschiedenis, zoals de Karolingische renaissance in de negende eeuw (een heropleving van de West-Europese cultuur onder de Karolingers) of de renaissance van de twaalfde eeuw, voor een heropleving van het culturele leven in de hoge middeleeuwen. Ook is het de benaming voor een stroming in de beeldende kunst en de letteren die volgde op de gotiek.

Problematisch periodebegrip

'Renaissance' als periodebegrip werd slechts in de loop van de 19e eeuw gebruikelijk, vooral naar aanleiding van Jacob Burckhardts in 1860 verschenen boek 'Die Kultur der Renaissance in Italien'. De Italiaanse renaissance zag hij in dat werk als een breuk met de middeleeuwen en het begin van de Nieuwe Tijd. Deze historiografische visie werd door latere historici, mediëvisten en in het bijzonder de historicus Johan Huizinga bekritiseerd. Hedendaagse historici beschouwen de term voor een (min of meer afgegrensde) periode in de geschiedenis veeleer als problematisch.

Het problematische van het hanteren van 'renaissance' als periode wordt door de Britse historicus Norman Davies [2] aldus verwoord: "Er is een sterk gevoel van onwerkelijkheid over de renaissance. De wijze van denken die geacht wordt om een onderscheid te maken tussen de moderne Europese beschaving en zowel de middeleeuwse christelijke als andere niet-Europese beschavingen zoals de islam had geen duidelijk begin en geen einde..."

Kenmerken

'Wedergeboorte' van de Klassieke Oudheid

Bestand:M. Tullii Ciceronis De oratore liber.jpg
Eerste pagina van een vroeg 15e-eeuws handschrift van Cicero's "De oratore", Noord-Italië. Cicero was het grote voorbeeld van de humanisten.

De bewondering en navolging van de antieke cultuur is wellicht het meest in het oog springende kenmerk van de renaissance. Een bewondering voor de politiek van het oude Rome had geleid tot een bewuste 'nabootsing' van zijn cultuur.
Overigens viel het de Italiaanse kunstenaars niet zwaar de gotische traditie af te wijzen: die was er sowieso nauwelijks geworteld. Wel bleven er veel meer invloeden van het christendom een rol spelen dan men bij oppervlakkige beschouwing zou denken. Christelijke motieven blijven tot ver in de moderne tijd de kerken en privé-kapellen sieren, en in de filosofie is het humanisme nog lange tijd niet gewapend tegen het bastion van de scholastiek.

In werkelijkheid was de renaissance in veel opzichten zowel een voortzetting van als een breuk met de Middeleeuwen. In Italië in het algemeen, en in de stad Florence in het bijzonder, wordt in de 15e eeuw een levenshouding manifest die duidelijk afwijkt van de op het hiernamaals gerichte mentaliteit van de Middeleeuwen. Het is tijdens diezelfde 15e eeuw, ook wel Quattrocento genoemd, dat de Italiaanse renaissance haar hoogtepunt bereikt.
De betekenis van de renaissance moet overigens niet worden overschat. De politieke structuur van Europa, zijn talen en nationale culturen, het recht en zijn economische organisatie zijn alle het product van de Middeleeuwen.

Secularisering

De invloed van de renaissance deed zich vooral gelden waar het ging om het denken en voelen van de elite. De intellectuele elite ontwikkelde een levenssfeer die zich aan het religieuze onttrok. Dit proces wordt secularisering genoemd. De nieuwe, seculiere levenssfeer werd vooral zichtbaar gemaakt in de kunsten en de letteren. Centraal stonden vragen op het gebied van de moraal en de vraag naar de plaats van het individu in de samenleving. De betekenis van de renaissance wordt hoofdzakelijk zichtbaar in de sterk veranderende opvattingen op het gebied van smaak en stijl, fatsoen en decorum, opvoeding en onderwijs.

Vele middeleeuwse - christelijke - waarden werden in twijfel getrokken. Waar de middeleeuwers armoede, contemplatie en kuisheid hadden verheerlijkt, spoorde de renaissance aan om bezit te verwerven, actief deel te nemen aan het maatschappelijk leven en van het leven te genieten. Het middeleeuwse mensbeeld was negatief: de mens was zondig en afhankelijk van de genade Gods.
De renaissance plaatste hier een positief mensbeeld tegenover. De vrijwel onbegrensde mogelijkheden van het menselijk vernuft werden benadrukt. De afhankelijkheid van de clerus wat betreft het zielenheil was geen vanzelfsprekendheid meer. Dit verschil kan duidelijk worden gezien in de verschillende levensmotto's. Zo is het levensmotto van de mensheid in de middeleeuwen: "memento mori" een Latijnse spreuk die ruw vertaald kan worden naar: "gedenk te sterven." Middeleeuwers hielden zich veel bezig met de dood, ze moesten goed leven en veel biechten zodat als de tijd zou komen ze volledig waren voor bereid op de dood en in de hemel terecht zouden komen. Hiertegenover staat het motto van de renaissance: "Carpe diem" vertaald naar: "Pluk de dag": een mens moest proberen het beste van zijn leven te maken.

Zoals altijd bestonden het oude en het nieuwe naast elkaar. Dit kon leiden tot conflicten tussen bevolkingsgroepen en - op individueel niveau - tot psychische spanningen.

Individualisme; virtù

Binnen de relatief kleinschalige Italiaanse stadstaten speelden individuele burgers een belangrijke rol. Vooral in steden met een republikeins karakter, zoals Florence, waren welgestelde burgers actief bij de politiek betrokken. De opvattingen van Cicero, die de nadruk legde op de plicht van individuele burgers om de gemeenschap te dienen, waren in deze context van grote invloed.

Van mannen werd verwacht dat zij het lot naar hun hand zetten. Er ontstond een verering van het individu, van 'grote mannen', die zichzelf onderscheidden van hun omgeving. Een dergelijke man, die zijn rivalen overtrof, bezat virtù (= deugd) in de ogen van zijn tijdgenoten. Het werd als een typisch mannelijke kwaliteit beschouwd. Een goed voorbeeld van dit nieuwe individualisme was Benvenuto Cellini, een veelzijdig kunstenaar met een uitgesproken karakter.
Deze verering van het unieke individu was geheel nieuw; ook de Oudheid kende een dergelijk verschijnsel nauwelijks.

Realisme in de beeldende kunst

Bestand:Piero della Francesca Ideal City.jpg
Piero della Francesca: "De ideale stad". De ideale wereld van de renaissance voldeed aan de mathematische wetten van het lineair perspectief.

De toenemende aandacht voor het hier en nu ten koste van de nadruk op het eeuwige en transcendente blijkt ook uit het toenemend realisme in de beeldende kunst. Vanaf de renaissance werd van westerse kunst verwacht dat deze de werkelijkheid op een objectieve manier vormgaf en als zodanig herkenbaar was.

De ruimte was niet langer onpeilbaar en onkenbaar, maar werd als geordend beschouwd, zichtbaar en meetbaar.

Economie

De Late Middeleeuwen waren een periode van economische depressie die tot ~1475 duurde. Het is opmerkelijk dat juist tijdens een periode van economische neergang kunsten en letteren bloeiden. Wat wellicht een rol heeft gespeeld voor het scheppen van een gunstig klimaat voor de kunsten in deze 'gouden eeuw' is de afwezigheid van oorlogsgeweld, waarbij de vrede vanaf het verdrag van Lodi.[3](1454) veertig jaar lang standhieldCitefout: Na het label <ref> ontbreekt het afsluitende label </ref>

Het humanisme zou door de uitvinding van de boekdrukkunst over heel Europa bekend geraken en een sterke invloed uitoefenen op het intellectuele klimaat. De invloed liet zich ook gelden in de gekozen thematiek van de beeldende kunsten. Hoewel religieuze onderwerpen nog steeds belangrijk bleven (ook doordat de kerk een belangrijke opdrachtgever bleef), kreeg nu ook het wereldlijke meer aandacht, en werd vaak - in navolging van de klassieke Griekse en Romeinse kunst - gekozen voor de uitbeelding van mythologische taferelen.

Belangrijke humanisten waren

15e eeuw
16e eeuw

Filosofie

Zie Renaissancefilosofie voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De filosofie van de renaissance wendt zich van de middeleeuwse scholastieke studie van Aristoteles af. Marsilio Ficino (1433-1499) vertaalde het werk van Plato en schreef daar commentaren bij die sterk bijdroegen aan de verspreiding van Plato's leer. Veel denkers van de renaissance zijn dan ook aanhangers van het neoplatonisme, dat behalve door Ficino ook door het werk van Georgios Gemistos Plethon en Giovanni Pico della Mirandola bekend geraakte in intellectuele kringen rond Florence.
Een filosofisch bastion in het denken van Aristoteles bleef de universiteit van Padua. Daar bestudeerde Pietro Pomponazzi (1462–1524) de teksten van Aristoteles zonder bemiddeling van het Thomisme en Averroes. In het algemeen kan gezegd worden dat het theocentrisme van de Middeleeuwen plaatsmaakte voor een antropocentrische wereldbeschouwing. Een wijdverbreide houding onder de geleerden van de renaissance werd het humanisme. Enkele bekende filosofen uit de periode van de renaissance waren:

Wetenschap

Zie Wetenschap in de Renaissance voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Leonardo da Vinci's Vitruvische mens, een voorbeeld van de synthese van kunst en wetenschap tijdens de renaissance.

Vóór de renaissance was de wetenschap vrijwel geheel gebaseerd op een relatief klein aantal traditionele boeken en schrijvers. Dat was in de eerste plaats natuurlijk de Bijbel, maar daarnaast ook een aantal Griekse en Romeinse schrijvers zoals Plato, Aristoteles en Galenus. Het werk van de geleerden bestond uit het geven van commentaren op deze boeken en het toepassen van deze werken op actuele situaties.

De humanisten vormden de eerste groep die zich tegen dit strakke corpus verzette. Ze braken niet met de traditie van het zich baseren op klassieke werken, maar stelden dat op bepaalde punten fouten zaten in de vertaling vanuit het Grieks (of voor het Oude Testament het Hebreeuws) in het Latijn. Om dit te omzeilen diende men bronnen te raadplegen die zo dicht mogelijk bij de originele tekst stonden. Latere toevoegingen en uitleggingen werden als veel minder belangrijk beschouwd. Daarnaast wilden de humanisten ook andere schrijvers en geleerden aan het gezaghebbende corpus toevoegen.

Maar hiermee hield de vernieuwing in de wetenschap niet op. Andreas Vesalius sneed zelf in lijken ter onderzoek van de anatomie, en kwam tot de conclusie dat Galenus op bepaalde punten fout was geweest. Copernicus introduceerde het heliocentrisch wereldbeeld. Galilei gebruikte de telescoop om meer over de hemel te weten te komen. Cartografen maakten kaarten die nauwkeuriger waren dan die van Ptolemeus, en toonden het in de Oudheid onbekende werelddeel Amerika.

Desondanks was de invloed van de renaissance op het ontstaan van de moderne wetenschap niet alleen bepalend geweest. De wortels daarvan moeten al eerder bij de middeleeuwse wetenschap en de middeleeuwse universiteiten gezocht worden die, in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, veel aanzetten gaven tot kritisch onderzoek en nieuwe theorievorming bevorderden.

Beeldende kunst en architectuur

Zie renaissance (stijlperiode) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het woord 'renaissance' duidt zowel een periode, een culturele beweging als een bepaalde stijl aan. Lang niet alle kunst die ten tijde van de renaissance werd geproduceerd vertoont de stijlkenmerken van 'typische renaissancekunst'.
Ons beeld van de renaissance wordt nog altijd in hoge mate bepaald door het werk van de Italiaanse kunstenaars uit de hoogrenaissance. De belangrijkste meesters waren Leonardo da Vinci, Michelangelo, Rafaël, Donato Bramante, Giorgione en Titiaan.

Schilderkunst

Bestand:Benozzo Gozzoli, Cappella dei Magi, le tre sorelle di Lorenzo.jpg
Benozzo Gozzoli: "De tocht van de drie koningen" (detail), Palazzo Medici-Riccardi, Florence.
De Medici lieten zich te midden van een groot gevolg afbeelden als de drie koningen op weg naar het Christuskind. Te paard zitten drie zusters van Lorenzo de Medici.

De schilderkunst in renaissancestijl kan worden onderverdeeld in:

Tussen hoogrenaissance en maniërisme is in Italië duidelijk een stijlbreuk waarneembaar.

Terwijl in de beeldhouwkunst duidelijk de invloed blijkt van Griekse en Romeinse sculpturen, is dit bij de schilderkunst niet het geval. Dit kon ook niet, want de Italianen hadden van de schilderkunst geen antieke voorbeelden beschikbaar om zich aan te spiegelen. Pas door de opgraving van Pompeii in de 18e eeuw werden fresco's daterend uit de oudheid bekend. Aan die Romeinse wandschilderingen in Pompeii is trouwens te merken dat zij de theorie van het perspectief niet zo ver ontwikkeld hadden of beheersten als de kunstenaars in de renaissance.

Vaak wordt het werk van de kunstenaar Giotto di Bondone (1266/7-1337) uit Florence als het begin van de renaissance gezien. Giotto maakte fresco's die een illusie schiepen die al eeuwen niet gemaakt was, de illusie van de ruimte op een plat oppervlak. Als we kijken naar een van zijn fresco's in de Cappella degli Scrovegni in Padua (Noord-Italië), fides gemaakt omstreeks 1306, dan lijkt het net of we naar een beeldhouwwerk kijken, een gotisch beeldhouwwerk. Deze illusie wordt onder andere versterkt door het toegepaste verkort in de arm en de modellering van het gezicht en het gewaad.
Giotto paste niet zomaar een bepaalde techniek toe. Het was zijn bedoeling een geheel nieuwe en eigen voorstelling te schilderen, zoals hij voor ogen had dat het gebeurd moest zijn. Hij doorbrak de traditie van overname, van schilderingen als Bijbel voor de ongeletterden. Een ander uniek element van Giotto is het feit dat zijn naam bekend is. Tot ver in zijn tijd waren kunstenaars niet bij naam bekend. Het was een ambacht, dat je als je dagelijkse werk vooral anoniem uitvoerde.

Giotto was een tijdgenoot van Dante, en na zijn dood verviel het schilderen terug in de weergave van vlakke afbeeldingen, tot Masaccio (1401-1428) honderd jaar later de draad weer oppikte. De fresco's die hij schildert hebben opnieuw de kracht en de diepte van zijn grote voorganger.

Door economische vooruitgang was het mogelijk realistische schilderijen te laten maken. Deze schilderijen waren kostbaar omdat het veel tijd kostte om ze te maken.
De renaissance in Italië kent een groot aantal artistieke hoogtepunten. Het zijn tijden van opvallende technische inventiviteit; de olieverftechniek - ontwikkeld in de Nederlanden - werd uitgewerkt tot haar ultieme verfijning. Houtsnede en kopergravure zijn veelgebruikte nieuwe technieken; er is de boekdrukkunst en het wiskundig en esthetisch uitwerken van het lineair perspectief.
In Italië werden verschillende technieken van schilderen toegepast. Olieverf werd vooral gebruikt voor losse schilderijen en altaarstukken. Kerken en paleizen werden verfraaid met muurschilderingen. Vaak waren dit fresco's. Bij deze techniek worden de pigmenten aangebracht op de kalkpleisterlaag terwijl deze nog nat is.

Het leeuwendeel van de kunstuitingen behandelde een religieus thema, maar de vraag naar wereldse en klassieke onderwerpen nam toe. Sommige kunstenaars combineerden de twee levenssferen in één kunstwerk. Een zeer geslaagd voorbeeld hiervan zijn de fresco's die Benozzo Gozzoli schilderde voor zijn opdrachtgevers, de Medici, in het Palazzo Medici-Riccardi. De elite wenste dikwijls belangrijke gebeurtenissen, zoals een veldslag, vast te laten leggen. Ook een meester van de hoogrenaissance zoals Rafaël schilderde vele madonna's. Uitzonderlijk was een schilder als Giorgione († 1510), die bij voorkeur landschappen schilderde.
In het noorden ontstond er vooral vraag naar goedgelijkende portretten. Het portret en het familieportret zijn de nieuwe genres van de zestiende-eeuwse schilderkunst. In de Lage Landen veranderden de onderwerpen naar alledag.

Wat ook heel kenmerkend was voor de renaissance was het feit dat door het opkomende individualisme de werken gesigneerd werden. In de romaanse en gotische kunst werd dit nooit gedaan, vanwege het feit dat men vond dat de kunstenaar het werk deed ter ere van God en niet in de naam van zichzelf.

Belangrijke kunstschilders ten tijde van de renaissance waren:

Beeldhouwkunst

Bestand:David von Michelangelo.jpg
Het beeldhouwwerk David van Michelangelo.

In de beeldhouwkunst komen een aantal innovaties voor, types als de portretbuste en het ruiterstandbeeld die rechtstreeks werden overgenomen van de Klassieke Oudheid.

Bekende beeldhouwers uit de renaissance waren:

Architectuur

In de architectuur moesten de gebouwen van de voorbije eeuwen plaatsmaken voor nieuwbouw: Constantijns hoofdkerk boven Petrus' graf werd vervangen door een nieuwe kerk. De hernieuwde belangstelling voor de vormentaal van de Oudheid springt vooral in de architectuur in het oog. Men bestudeerde de verhandeling van de Romein Vitruvius en mat antieke gebouwen op om zich vertrouwd te maken met de 'taal' van die architectuur (met vormen zoals frontons, eierlijsten, Dorische, Ionische, Korinthische zuilen; met de 'grammatica', de regels voor het bijeenvoegen van de onderdelen).

Italiaanse architecten waren onder andere Filippo Brunelleschi, Donato Bramante en Andrea Palladio

Enkele voorbeelden van tijdens de renaissance gebouwde bouwwerken zijn:

  • Italiaanse paleizen zoals in Venetië en Florence
  • koepels van de kathedraal van Florence en de Sint-Pieter in Rome
  • Remuh-synagoge in Krakow, Polen

Ook in andere landen is de renaissance-architectuur terug te zien in de vele grote Franse kastelen in de Loirevallei. Het bekendste renaissancekasteel in Frankrijk is het kasteel van Fontainebleau. In Spanje waren er invloeden vanuit de Islam zoals ook te zien is in Alcazar in Sevilla, het Alhambra in Granada.

Bestand:Ratusz Poznan od Wielkiej.jpg
Poznań.

Enkele belangrijke architecten uit de periode van de renaissance waren:

Muziek

Zie Renaissancemuziek voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Renaissancemuziek is de Europese muziek geschreven tijdens de renaissance. Het definiëren van het begin van dit muzikale tijdperk is moeilijk, gezien musicologen pas begonnen zijn de kenmerken ervan vast te stellen. Gewoonlijk situeren ze de periode tussen ca. 1400 en ca. 1600. Tonale kenmerken zijn een groter gebruik van de terts - die in de middeleeuwen nog als dissonant werd aanzien - en een meer uitgewerkte vocale polyfonie. Het gaat hier grotendeels om sacrale muziek, zoals de gezongen mis, het motet en het madrigaal. Bekende componisten uit de renaissance waren:

Literatuur

De uitvinding van de boekdrukkunst door Johannes Gutenberg moedigde auteurs aan om te schrijven in de eigen volkstaal in plaats van in het Grieks of Latijn. Gevolg daarvan was dat er een veel breder publiek kon worden bereikt dat zo in aanraking kwam met de ideeën van de Italiaanse renaissance. De impact en verwerking van deze ideeën verliep niet in alle Europese landen op dezelfde manier. De renaissance werd bijvoorbeeld verschillend ervaren al naargelang het een rooms-katholiek of protestants land betrof. Zie verder bij renaissanceliteratuur.

Internationale politiek

Bestand:Europe1500.svg
Europese staten in ~1500.

Tussen 1450 en 1550 onderging de politieke kaart van Europa een aantal fundamentele wijzigingen. In 1453 werd Constantinopel door de Ottomaanse Turken veroverd. Van daaruit stonden de Turken voor de poorten van Hongarije en Midden-Europa. In 1526 brachten zij bij Mohács de Hongaren een zware nederlaag toe.
De neergang van het Byzantijnse Rijk na de Vierde Kruistocht tot aan de verovering van Constantinopel door de Turken heeft ertoe geleid dat geleerden naar Italië vluchtten en hun kennis over de cultuur van de Griekse oudheid met zich meebrachten. De kennis en ideeën uit de oudheid die in het Europa van de Vroege en Hoge middeleeuwen zo goed als verloren was gegaan, was immers in kloosterbibliotheken in Byzantium en binnen de Arabische cultuur gedurende 1000 jaar bewaard gebleven.

Verder kwam er in 1453 een einde aan de Honderdjarige Oorlog. Spectaculair was de opkomst van de Habsburgers. Zij verwierven het grootste deel van het Bourgondische rijk, dat na 1477 uiteenviel. Italië werd het strijdtoneel van de grootmachten; in 1494 vielen de Fransen het binnen, gevolgd door de Spanjaarden. Alleen Venetië bleef in politiek opzicht een macht van betekenis. Vanaf ~1520 werd de Europese politiek gedomineerd door een bijna-permanent conflict tussen Habsburg (Spanje) en Valois (Frankrijk).

Heilige Roomse Rijk

De Duitstalige landen, waaronder ook het grootste deel van de Lage Landen, werden in deze periode omvat door het Heilige Roomse Rijk dat feitelijk uit een groot aantal staten en staatjes bestond, die alle een grote mate van zelfstandigheid bezaten. In de eerste plaats waren er de wereldlijke vorstendommen, hertogdommen en graafschappen. De belangrijkste hiervan waren Beieren, de Palts, Saksen en Brandenburg. Daarnaast waren er de geestelijke vorstendommen, bisdommen en abdijen. Een substantieel deel van het Duitse Rijk werd door geestelijken geregeerd. Tot slot waren er de vrije rijkssteden, ongeveer vijftig in getal, zoals Hamburg, Lübeck, Keulen, Frankfurt en Neurenberg. De stedelijke territoria waren doorgaans klein; de steden ontleenden hun invloed aan hun financiële en economische macht.
Het rijk was sinds enkele eeuwen een kieskoninkrijk. In 1356 was bepaald dat de keizer voortaan door zeven keurvorsten zou worden gekozen: de aartsbisschoppen van Mainz, Trier en Keulen en vier wereldlijke vorsten, de koning van Bohemen, de Paltsgraaf aan de Rijn, de hertog van Saksen en de markgraaf van Brandenburg.
In 1440 werd de aartshertog van Oostenrijk, een Habsburger, tot keizer gekozen. In de volgende eeuwen kwamen alle keizers - op één uitzondering na - uit het geslacht Habsburg.

Onder keizer Maximiliaan van Oostenrijk (1493-1519) werd een poging ondernomen om het bestuur van het Duitse Rijk te reorganiseren en te centraliseren. Daartoe werden de Duitse landen verdeeld in een tiental kreitsen (rijksdistricten). Verder werden een aantal nieuwe instellingen in het leven geroepen: het Reichskammergericht, een centraal gerechtshof, en de Reichshofrat, een adviserend lichaam op juridisch en staatkundig gebied. Dit stuitte op weerstand van de vorsten en steden, die vreesden hun politieke rechten te verliezen. Dientengevolge bleef het praktisch effect van de hervormingen beperkt. Aanzienlijk meer succes had Maximiliaan met zijn uitgekiende huwelijkspolitiek.

Frankrijk

De Franse monarchie was ontstaan vanuit een kern rondom Parijs; in de loop van enkele eeuwen hadden de Franse koningen gaandeweg het kroondomein vergroot.
Koning Lodewijk XI (1461-1483) uit het Huis Valois streefde naar een versterking van het koninklijk gezag. Struikroverij werd bestreden, het leger versterkt. De Franse monarchie was een van de machtigste van Europa: de Franse koning kon als een van de weinige vorsten belasting heffen zonder daartoe toestemming te hoeven vragen aan de standenvergadering.

Spanje

Bestand:Madonna of the Catholic Monarchs.jpg
De Madonna van de katholieke koningen, door de 'Meester van de Madonna van de katholieke koningen' Museo del Prado, Madrid

Gedurende de Middeleeuwen hadden er op het Iberisch Schiereiland steeds meerdere christelijke koninkrijken naast elkaar bestaan. In de 15e eeuw waren er nog slechts vier: Aragon, Castilië, Navarra en Portugal. In het zuiden lag het islamitische koninkrijk Granada. Dat Aragon en Castilië samengroeiden tot het koninkrijk Spanje was in belangrijke mate het gevolg van toevalligheden.
Aragon lag aan de Middellandse Zee en was daar ook in economisch opzicht op georiënteerd. In de loop van enkele eeuwen hadden zijn heersers de Balearen, Sardinië, Sicilië en ten slotte ook het koninkrijk Napels verworven. In Catalonië werd Catalaans gesproken, een taal die aanzienlijk verschilt van het Castiliaans waaruit het Spaans is ontstaan. Castilië was aanzienlijk groter; als gevolg van de ontdekkingsreizen verwierf het uitgestrekte gebieden in Amerika.
Spanje dankt zijn ontstaan aan het huwelijk van Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië in 1469. De aldus verbonden koninkrijken bezaten echter geen gezamenlijke politieke of juridische instellingen. De Inquisitie was de enige gemeenschappelijke instelling.

De heersers werkten nauw samen met de Kerk. Spanjaarden ontleenden hun identiteit aan het christelijk geloof. De geschiedenis van de Spaanse koninkrijken was in belangrijke mate bepaald door de eeuwenlange strijd tegen de moslims. In 1492 veroverden de christenen hun laatste bolwerk, het koninkrijk Granada. Ook nadien zetten de christenen hun expansieve politiek voort: vrijwel onmiddellijk na de val van Granada vielen zij Noord-Afrika binnen.
Ook de ontdekkingsreizen waren in vele opzichten een voortzetting van deze kruistocht tegen de 'ongelovigen'. De indianen in de Nieuwe Wereld werden onder dwang bekeerd tot het christelijk geloof.

Eeuwenlang was een substantieel deel van de Spaanse bevolking joods of islamitisch geweest. Na 1492 was er voor niet-christenen geen plaats meer. Vele joden en moslims gingen over tot het christendom om verdrijving te voorkomen. De nakomelingen van joden en moslims werden echter in hoge mate gewantrouwd; men beschouwde hen veelal als schijnchristenen. De Maranen, christenen van joodse komaf, en Morisken, christenen van islamitische komaf, werden daarom vervolgd; de Inquisitie speelde hierbij een actieve rol. Slechts door overdadige uiterlijke vroomheid kon men zich aan vervolging onttrekken.

Nog veel sterker dan andere Europese volkeren identificeerden Spanjaarden zich met het katholicisme. Deze geloofsijver bepaalde in hoge mate de Spaanse politiek gedurende de 16e eeuw.

Engeland

In Engeland maakte Hendrik VII (1485-1509) zich met geweld meester van de macht. Daarmee kwam een einde aan de Rozenoorlogen. Dit was vooral een conflict tussen verschillende facties binnen de hoge adel geweest. Al met al was de macht van de adel ten gevolge van het conflict verzwakt, terwijl de macht van de koning was toegenomen.
Het Huis Tudor zou tot 1603 in Engeland regeren.

Karel V

De machtigste heerser van de renaissance was Karel V, de opvolger en kleinzoon van Maximiliaan van Oostenrijk. Als Karel I was hij de eerste koning van Spanje. Van ieder van zijn vier grootouders erfde hij uitgestrekte gebieden. Hij regeerde over de Oostenrijkse erflanden, de Nederlanden en de Franche-Comté, over de Spaanse koninkrijken Castilië en Aragon, de Spaanse koloniën in Amerika en delen van Italië. In 1519 werd Karel V tot keizer gekozen. Sinds Karel de Grote had in West-Europa geen vorst over een rijk van een dergelijke omvang geregeerd. Met de Amerikaanse gebieden erbij geteld was de oppervlakte zelfs te vergelijken met het Romeinse Rijk. Na de nederlaag bij Mohács besloten de parlementen van Hongarije en Bohemen het koningschap aan te bieden aan Karels jongere broer Ferdinand. Dit mocht overigens niet baten: het grootste deel van het koninkrijk Hongarije werd veroverd door de Turkse sultan Süleyman I. Ten gevolge van deze gebeurtenissen namen de macht en invloed van de Habsburgers in Midden-Europa aanzienlijk toe.

Zie ook

Bibliografie

  • Cumming, R. (2005): Art, Dorling Kindersley, London/New York enz..
  • Davies, N. (1997): Europe, A History, Pimlico, London.
  • Delouche, F. (red.) (1992): Geschiedenis van Europa, Malmberg - Van In, Lier/Den Bosch.
  • Hale, J.R. (2000): Renaissance Europe, second edition, Blackwell Publishers, Malden (MA) enz..
  • Jansen, H.P.H. (1981): Geschiedenis van de Middeleeuwen, derde druk, Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen.
  • Nicholas, D. (1999): The transformation of Europe 1300-1600, Arnold, London enz..
  • Palmer, R.R., Colton, J. en Kramer, L. (2007): A history of the modern world, tenth edition, McGraw-Hill, Boston enz..
  • Roorda, D.J., Buisman, J.W., Burger, J.E.J.M. et al. (1983): Overzicht van de nieuwe geschiedenis. De algemene geschiedenis van het einde der middeleeuwen tot 1870, Wolters-Noordhoff, Groningen.

Noten

  1. º Encyclopædia Britannica Ultimate Reference Suite 2010:Renaissance:"...the period in European civilization immediately following the Middle Ages, conventionally held to have been characterized by a surge of interest in classical learning and values." "
  2. º Norman Davies: 'Europe, a History'; Renatio p. 469, Uitgeverij Pimlico (1997)
  3. º Het Verdrag (of de Vrede ) van Lodi was een vredesverdrag tussen Milaan, Napels en Florence, ondertekend op 9 april 1454 in Lodi (Lombardije)
  4. º Na de dood van Bramante in 1514 werd hij benoemd tot architect van de nieuwe Sint-Pietersbasiliek. Het grootste deel van zijn werk is veranderd of na zijn dood gesloopt na aanvaarding van Michelangelo's ontwerp. Slechts enkele van zijn tekeningen zijn oivergebleven.

Externe links

Wikimedia Commons  Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Renaissance op Wikimedia Commons.

rel=nofollow