Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Marnix Gijsen
Marnix Gijsen | ||
Gijsen in 1930 (Collectie Letterenhuis) | ||
Gijsen in 1930 (Collectie Letterenhuis) | ||
Algemene informatie | ||
Volledige naam | Joannes Alphonsius Albertus Goris | |
Geboren | 20 oktober 1899, Antwerpen | |
Overleden | 29 september 1984, Lubbeek | |
Land | België | |
Beroep | schrijver | |
Werk | ||
Bekende werken | Klaaglied om Agnes | |
Dbnl-profiel |
Marnix Gijsen, pseudoniem van Joannes Alphonsius Albertus (Jan-Albert) (sinds 1975: baron) Goris, (Antwerpen, 20 oktober 1899 – Lubbeek, 29 september 1984) was een Belgische schrijver. Zijn pseudoniem komt van Filips van Marnix van Sint-Aldegonde en de achternaam van zijn moeder Euphrasia Gijsen.
Levensloop
Eerste Belgische periode (1899-1939)
Op 20 oktober 1899 werd Jan-Albert Goris geboren in Antwerpen. Hij werd streng katholiek opgevoed. Vanaf 1912 liep hij school bij de handelsafdeling van het Franstalige Sint-Ignatiusgesticht te Antwerpen en vanaf 1916 in de hogere afdeling (de latere UFSIA). In 1917 werd hij door de franskiljonse paters Jezuïeten uit die instelling verwijderd naar aanleiding van het vlaamsgezinde pamflet Studenten oordeelt! waarin hij de vernederlandsing van de school had geëist. In dat zelfde jaar nam hij samen met onder meer Paul van Ostayen deel aan een betoging tegen de francofiele Kardinaal Mercier.[1]
In 1925 promoveerde hij aan de Katholieke Universiteit Leuven tot doctor in de geschiedkundige en zedenkundige wetenschappen met een studie over de economische geschiedenis van Antwerpen. Hij ging verder studeren aan de Universiteit van Freiburg, de Universiteit van Parijs en de London School of Economics. Op 22 januari 1929 trad hij in het huwelijk met Julia de Bie (1889-1983), zijn eerste echtgenote en Suzanna-personage in Het boek van Joachim van Babylon, van wie hij in 1946 feitelijk en in 1976 officieel scheidde.
In de loop van de jaren twintig ging hij zich ook nadrukkelijker distantiëren van wat hij de "kleine kantjes van het romantisch flamingantisme" noemde dat hij te negativistisch vond. Door zijn definitieve verwerping van het politiek flamingantisme in 1927 werd de meer minimalistisch en materialistisch georiënteerde Gijsen het voorwerp van bijtende spot van (radicale) maximalistische Vlaams-nationalisten zoals Marcel Cordemans, redactiesecretaris bij De Standaard, en Floris Couteele (Dagboek van een arrivist), zijn vriend en oorspronkelijke mentor. In een scherpe, uiteindelijk zelfs vijandige polemiek verweten zij hem arrivisme en verraad van zijn jeugdidealen ten voordele van zijn (academische) carrière.[2]In een interview met het Brusselse satirische en anti-Vlaamse magazine Pourqoui Pas? in 1972 betreurde Marnix Gijsen zijn Vlaamse afkomst nog meer dan zijn jeugdig (activistisch) flamingantisme. Op de vraag "Vous-êtes flamingant?" antwoordde hij "Non, je suis flamand, c'est pis".[3].
Van 1928 tot 1933 was hij ambtenaar bij het gemeentebestuur van Antwerpen. Op 1 januari 1933 werd hij door burgemeester Frans Van Cauwelaert benoemd tot directeur van de Dienst Schone Kunsten en Propaganda. In 1934 werd Gijsen kabinetchef van Minister van Nijverheid, Middenstand en Binnenlandse Handel Camille Huysmans, een functie die hij van 1935 tot 1938 zou verderzetten onder minister Philip Van Isacker. In 1939 werd Gijsen als eerste Vlaming benoemd tot commissaris-generaal voor Toerisme, tot groot ongenoegen van de Franstalige pers.
Amerikaanse periode (1940-1963)
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog verbleef Gijsen in Amerika als adjunct-commissaris-generaal van het Belgisch paviljoen op de wereldtentoonstelling (1939-1940) van New York. Daar leidde hij tot 1964, eerst als directeur, daarna als Belgisch Commissaris voor Informatie, het Belgian Government Information Center. In 1959 werd hij als cultureel attaché benoemd tot gevolmachtigd minister en in 1964 tot ambassadeur. In die periode verzorgde hij elke zaterdagavond De Stem uit Amerika, een wekelijks radiopraatje op Radio 1.
Tweede Belgische periode (1964-1984)
Op 14 augustus 1964 keerde Goris definitief terug naar België en nam zijn intrek in 'Huis Orpheus' aan de residentiële De Meeûssquare in Elsene, ook wel 'l‘oasis francophone’ genoemd. In 1968 ging hij met pensioen.
In 1975 werd de schrijver in de Belgische erfelijke adel verheven met de persoonlijke titel van baron. Zijn wapenspreuk luidt “Qui transtulit, sustinet”: wie overgeplant is, gedijt toch. Aangezien hij uit zijn beide huwelijken geen kinderen had, stierf het 'adellijke geslacht' met hem uit.
Marnix Gijsen was goed bevriend met SP-politicus Marc Galle die hem zijn tweede echtgenote (gehuwd in 1976) en secretaresse Maria Magdalena 'Leentje' Bambust leerde kennen. In 1984 zou Gijsen op zijn sterfbed Galle hebben gevraagd om na zijn dood de zaken van zijn weduwe te behartigen. Galle werd ook aangesteld om het vermogen en het literair archief van de overleden schrijver als een goed huisvader te beheren. In 2000 diende de familie Gijsen een klacht in tegen Galle wegens misbruik van vertrouwen en verduistering van 2,5 miljoen euro en twee schilderijen van René Magritte.[4] Door het overlijden van Galle in maart 2007 verklaarde de correctionele rechtbank de strafvordering vervallen.[5]
Marnix Gijsen overlijdt te Lubbeek op 29 september 1984. Hij ligt begraven op het Schoonselhof te Antwerpen. Hij kreeg een bronzen borstbeeld van de hand van beeldhouwer Rik Poot.
Literaire carrière
Marnix Gijsen begon zijn letterkundige carrière als dichter bij de humanitair-expressionistische groep rond het literair tijdschrift Ruimte. Het avant-garde tijdschrift vormde tevens het contactpunt en forum van een kring van jonge links-progressieve intellectuelen en kunstenaars waar dichters zoals Antoon Jacob, Victor Brunclair, Wies Moens, Gaston Burssens, Karel van den Oever, Paul van Ostaijen, uitgever Eugeen De Bock en grafici zoals Paul Joostens, Jos Léonard, Jan-Frans Cantré, Prosper De Troyer, Jozef Peeters, Floris Jespers en Karel Maes elkaar leren kennen, inspireren en beïnvloeden. In 1920 publiceerde Ruimte zijn bekende gedicht "Loflitanie van de H. Franciscus van Assisië" in dezelfde pathetische stijl van het humanitair expressionisme.[6] Na een studiereis naar de USA schreef hij het verhaal Ontdek Amerika (1927). Gijsen schreef essay's over onder meer Karel van Mander (1922), Jozef Cantré (1933) en Hans Memling (1939) en schreef dagelijks litteraire kritieken. De schrijver was goed bevriend met de schrijfster Suzanne Lilar.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog brak hij definitief met de geloofs- en morele waarden waarmee hij was opgegroeid en nam een steeds sterker wordende agnostisch-stoïcijnse en kosmopolitische levenshouding aan. Die kritische kijk op het katholieke geloof blijkt onder meer uit zijn roman Het boek van Joachim van Babylon. In zijn Amerikaanse periode ontpopt Gijsen - die op een nachtelijke autorit door de Amerikaanse midwest uit zijn geloof was gevallen - zich als een productief romanschrijver.[7]Hij publiceerde over zijn Amerikaanse lotgevallen, bijvoorbeeld in de verhalenbundel De diaspora.
De klassieke Gijsen-romans zijn die waarin hij vanuit Amerika terugkijkt op zijn verleden en op Vlaanderen. Zo blikt hij in Telemachus in het dorp (1948) terug op de dagen die hij als kind doorbracht in het geboortedorp van vader: Brasschaat bij Antwerpen. In zijn moderne, heldere en ironische stijl beschrijft hij vanuit de ogen van een kind de machtsstrijd in een dorp voor de Eerste Wereldoorlog. Een kind dat familie is van de drie symbolen van lokale macht: hoofdonderwijzer, gemeentesecretaris, de priester en dat tussen die drie 'ooms' heen en weer geslingerd wordt. De directe, anekdotische stijl van Marnix Gijsen doet denken aan die van zijn stadsgenoot Willem Elsschot.
Gijsen neemt met zijn roman Het boek van Joachim van Babylon, voor het eerst gepubliceerd in maart 1947 in het ‘Nieuw Vlaams Tijdschrift’, ook een bijzondere plaats in in de Vlaamse literatuurgeschiedenis. Die roman beschrijft de waan van een diepgelovige vrouw, die zo opgaat in haar deugd en godsdienst dat ze eigenlijk grondeloos egoïstisch wordt en haar huwelijk verwoest. De autobiografisch roman is in feite een verbitterd, ironisch verslag van zijn als verstikkend ervaren huwelijksleven met zijn eerste vrouw, de preutse Julia de Bie, gepersonaliseerd als de kuise Suzanna. 'Het Boek van Joachim van Babylon' zou in 1950 de literaire prijs van de provincie Antwerpen ontvangen. Wegens verzet vanuit de katholieke zuil kreeg Gijssen de prijs niet uitgereikt. Door deze commotie zag de alternatieve 'Arkprijs van het Vrije Woord' het levenslicht. Ook bekend is Klaaglied om Agnes (1951), eveneens een autobiografische sleutelroman waarin Gijsen zijn tragische liefde met de ravissante Maria 'Mitty' Rooman (1901-1928) herdenkt. Het boek is een literair eerbetoon aan zijn eerste verloofde en grote geliefde, die net als het personage Agnes op jonge leeftijd aan de gevolgen van tuberculose stierf. De beschrijving van het leven en lijden van "mijn kuise bruid, mijn dode zuster, als Eurydice tweemaal verloren" in diverse sanatoria, is geïnspireerd op De Toverberg van Thomas Mann.[8] Op 5 oktober 1974 ontving hij de Prijs der Nederlandse Letteren uit handen van de Nederlandse Koningin Juliana.
Onderscheidingen
- 1925: Prijs van Amsterdam
- 1947: ereburger van de stad New York
- 1957: Belgische Staatsprijs voor verhalend proza
- 1969: Belgische Staatsprijs ter bekroning van een schrijverscarrière
- 1974: Prijs der Nederlandse Letteren
Publicaties
- De XII sonnetten van de schoonheydt van Brederoo (1919)
- Loflitanie van de Heilige Franciscus van Assisi (1920)
- Karel van de Woestijne (1920)
- Breeroo's lyriek (1922)
- Karel Van Mander (1922)
- Etude sur les colonies marchandes méridonales à Anvers de 1488 à 1567 (1925)
- Het huis (1925)
- Ontdek Amerika (1927)
- Odysseus achterna (1930)
- Ons volkskarakter, een poging tot inzicht (1932)
- Lierre (1935)
- Breviarium der Vlaamsche lyriek (1937)
- Jozef Cantré, houtsnijder (1937)
- Hans Memlinc te Brugge (1939)
- Journal de voyage de A. Duerer (1939)
- Lof van Antwerpen. Hoe reizigers Antwerpen zagen van de XVe tot de XXe eeuw (1940)
- De literatuur in Zuid-Nederland sedert 1830 (1940)
- Peripatetisch onderricht, deel I (1941)
- Peripatetisch onderricht, deel II (1942)
- Vlaamsche Verzen (samen met R. Herreman) (1942)
- Belgium in Bondage (1943)
- Vlaamse lyriek. Van Gezelle tot 1940 (1944)
- The miracle of Beatrice (inleiding) (1944)
- Strangers should not whisper (1945)
- Du génie flamand (1945)
- The liberation of Belgium (1945)
- Rubens in America (1945)
- The growth of the Belgian nation (1946)
- Belgian letters ; a short survey of creative writing in the French and Dutch languages in Belgium (1946)
- Over het Vlaamsch genie (vertaling van Du génie flamand door Herman Bossier) (1946)
- Het boek van Joachim van Babylon (1947)
- Modern sculpture in Belgium (1948)
- Telemachus in het dorp (1948)
- De man van overmorgen (1949)
- Portraits of Flemish Masters in American collections (1949)
- Drawings by modern Belgian artists (1951)
- Goed en kwaad (1950)
- Klaaglied om Agnes (1951)
- De vleespotten van Egypte, een sotternij (1952)
- De kat in de boom (1953)
- Van een wolf die vreemde talen sprak (1953)
- De lange nacht (1954)
- Wat de dag meebrengt (1954)
- De oudste zoon (1955)
- Schrijvers en schilders (1955, samen met W.L.M.E. Van Leeuwen)
- Some scholary comments on the sayin of the Dutch poet Leo Vroman : Liever heimwee dan Holland (1955)
- Er gebeurt nooit iets (1956)
- Drie Lydische portretten (1956) (omvattend : Kandaulus, Tuda, Gyges)
- De stem uit Amerika (1957)
- Mijn vriend de moordenaar en andere verhalen (1957) (inbegrepen : Mijn vriend de moordenaar, De boom van goed en kwaad, De ondergang van Nashua Nebraska, Marie-ama van Antwerpen, José es Español)
- Ter wille van Leentje (1957)
- Karel Van den Oever (1958)
- De school van Fontainebleau (1959)
- Lucinda en de lotoseter (1959)
- De diaspora (1961) (inbegrepen : Pleidooi voor de monogamie, De perikelen van Bergen op Zoom, De school van Fontainebleau, De nachttrein naar Savannah-Georgia, Verwarde biecht in de Holland Bar, Kaddisj voor Sam Cohn)
- Allengs gelijk de spin (1962) (inbegrepen : Wild en gevogelte, Dessert du Sahara, Vader is een dronkaard, Onze zuster Alice, Zondagmiddag in het stedelijk park, Pijnlijk debuut van een archeoloog, Worstelen in Homerische stijl, O activisme)
- The house by the leaning tree (1963)
- Van een paling die niet wilde sterven (1963)
- Van een kat die te veel pretentie had (1964)
- Candid opinions on sundry subjects (1964)
- Karel Jonckheere (1964)
- De stem uit Amerika : een keuze uit de wekelijkse correspondenties uit Amerika van doctor Jan Albert Goris van 1946 tot 1964 (1965)
- Scripta manent (1965)
- Zelfportret, gevleid, natuurlijk (1965)
- Kroniek der poëzie (1965)
- Harmagedon (1965)
- Van een papegaai die zelfmoord wilde plegen (1966)
- De parel der diplomatie (1966)
- De monoloog van Lydia (1966)
- Helena op Itaca (1968)
- Het paard Ugo (1968)
- Het dier en wij (1968)
- August Van Cauwelaert (1968)
- Het huis (inbegrepen : Kronijk, Het huis, Het blije gebed, Loflitanie van Sint Franciscus van Assisi, Vier gedichten van Joachim) + The house by the leaning tree (1969)
- Marie Gevers (1969)
- De val van Zijne Excellentie Minister Plas (1969)
- Ben jij het, Johan? (1969)
- Een dood konijn (1969)
- Jacqueline en ik (1970)
- Een stad van Heren (1971)
- Biecht van een heiden (1971)
- Een gezellige avond thuis (1971)
- Mi chiamano Mimi (1971)
- De afvallige (1971)
- Weer thuis. Bedenkingen bij de dingen van onze dagen 1968-1972 (1972)
- De grote god Pan (1973) (inbegrepen : Waar, waar is Deborah? - Nostalgie naar het Hazegras, Oostende - De tram naar Blaren - De daghit en de maintenee - Café De Dageraad - In memoriam Mohammed Ali - De Dipenda Cha Cha Cha - De grote god Pan)
- Orpheus (1973)
- Verzamelde verhalen (1974) (Omvattend : Mijn vriend, de moordenaar - De diaspora - Allengs, gelijk de spin - Mi chiamamo mimi - De grote god Pan)
- De biecht van Elza (1974)
- De kroeg van Groote Verdriet (1974)
- De leerjaren van Jan-Albert Goris (1975)
- Terug van weggeweest (1975)
- Kaddisj voor Sam Cohn (1975)
- De kunstverzameling van ridder van Laer (1975)
- Van een wolf, een kat en een paling (1976)
- Het huis (1976)
- Boze geesten verdrijven (1977)
- A las cinco de la tarde (1977)
- Verzameld werk (Volumes 1, 2, 3, 4, 5, 6) (1977)
- Uit het Brussels getto, berichten 1975-1977 (1977)
- Overkomst dringend gewenst (1978)
- Rustoord (1979)
- Grafzuil voor Agnes (1979, in samenwerking met zijn broer René Goris)
- De loopgraven van Fifth Avenue (1980)
- Het gordijn zakt, berichten 1978-1980 (1981)
- De stem uit Amerika, een keuze uit de de wekelijkse correspondenties uit Amerika van doctor Jan Albert Goris van 1946 tot 1964 (1982)
- Amerika en ik (omnibus) (1984) (Omvattend : De vleespotten van Egypte, een sotternij - Harmagedon, een kroniek van recente jaren - De kroeg van groot verdriet)
- Het boek van Kalina (1984)
- De zomers van mijn jeugd (omnibus) (1984) (inbegrepen: Nostalgie naar het hazegras, Oostende - Telemachus in het dorp. Een verhaal zonder wind of wolken - De boom van goed en kwaad - De perikelen van Bergen op Zoom - Worstelen in Homerische stijl - De tram naar Blaren, 1916 - De oudste zoon)
- Van een paling die niet wilde sterven (1995)
Externe link
Biografieën, werken en teksten bij de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (dbnl) |
- Collectie van het Belgian Government Information Centre bewaard in de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience
Bronnen, noten en/of referenties
|
Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Marnix Gijsen op Wikimedia Commons.