Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Iatrochemie: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(vertalen/proeflezen)
(overlopen en aanvullen met Wikipedia:ru:Ятрохимия)
Regel 1: Regel 1:
De '''iatrochemie''' (afgeleid van het Grieks: {{Grieks|ιατρός}}, iatrós = ’arts’) en {{Grieks|χημεία}}, ''chemía'' = letterlijk ’(metaal)gieterij’, ’chemie’) ook wel eens chemiatrie, chemiatriek of chymiatrie genoemd, was het geneeskundige gebruik van door [[alchemie]] geproduceerde middelen. Men gebruikte de alchemistische technieken om zo zuiver mogelijke geneesmiddelen te produceren. Deze medische richting werd vooral verspreid door [[Paracelsus]] in de 16e eeuw.
De '''iatrochemie''' (afgeleid van het Grieks: {{Grieks|ιατρός}}, iatrós = ’arts’) en {{Grieks|χημεία}}, ''chemía'' = letterlijk ’(metaal)gieterij’, ’chemie’) ook wel eens chemiatrie, chemiatriek of chymiatrie genoemd, was het geneeskundige gebruik van door [[alchemie]] geproduceerde middelen. Men gebruikte de alchemistische technieken om zo zuiver mogelijke geneesmiddelen te produceren. Deze medische richting werd vooral verspreid door [[Paracelsus]] in de 16e eeuw.


Paracelsus probeerde een nauwkeurig verband te leggen tussen een geneesmiddel en de ziekte die ermee werd behandeld. Daartoe formuleerde hij zijn leer over de microkosmos (de mens) en de macrokosmos (zijn omgeving). Beide bestaan beide uit dezelfde substanties. Ziekte zou uitbreken door invloeden van het ’uiterlijke’ mineraal op zijn tegenhanger in het lichaam.  
Tegenover de middeleeuwse geneeskunde, gebaseerd op theorieën van [[Aristoteles]], [[Galenus]] en [[Avicenna]], stelde Paracelsus het spagyrische medicijn op basis van de leer van [[Hippocrates]].


Men zocht een behandeling op basis van het mineraal dat de ziekte veroorzaakte en diende dit toe aan de patiënt. De substanties die men als medicijn wou gebruiken, werden gereinigd met alchemistische methoden zoals ’sublimatie’ en ’destillatie’. Het geheel van alchemistische werkwijzen werd door Paracelsus ook ’spagyriek’ genoemd.
Hij onderwees dat levende organismen als ''microkosmos'' bestaan ​​uit hetzelfde kwik, zwavel, zouten en een aantal andere stoffen die alle andere lichamen van de natuur (de ''macrokosmos'') vormen; wanneer een persoon gezond is, zijn deze stoffen in evenwicht met elkaar; ziekte betekent het overwicht of, omgekeerd, het ontbreken van een van hen. Om het evenwicht te herstellen, gebruikte Paracelsus in de medische praktijk veel medicijnen van minerale oorsprong: verbindingen van arseen, antimoon, lood, kwik, enz., naast traditionele kruidenpreparaten.


Deze medische richting kon zich uiteindelijk niet doorzetten, omdat niet kon worden aangetoond hoe ziekten aan minerale oorzaken kunnen worden toegeschreven. Johan Baptista van Helmont (1577-1644) probeerde deze theorie verder te ontwikkelen, maar faalde vanwege hetzelfde probleem. De recepten van Paracelsus waren werkzaam, maar de theorie niet.
Paracelsus vond dat de echte taak van de alchemie het vervaardigen van medicijnen is:
:„''Chemie is een van de pijlers waarop de medische wetenschap gebaseerd moet zijn. De taak van de chemie is helemaal niet om [[chrysopoeia|goud en zilver te maken]], maar om medicijnen te bereiden.''”


Van Helmonts onderzoek leidde echter tot de oprichting van de Iatrochemische School in de 16e en 17e eeuw, met Franciscus Sylvius (1614-1672) en Thomas Willis (1621-1675) als boegbeelden. Zij herformuleerden [[Galenus]]’ theorie over tegenstellingen in scheikundige terminologie als ’zuur’ en ’alkali’ (basisch) en probeerden [[fysiologie]] en [[pathogenese]] te verklaren op basis van deze chemische tegenstellingen.
De substanties die men als medicijn wou gebruiken, werden gereinigd met alchemistische methoden zoals ’sublimatie’ en ’destillatie’. Het geheel van alchemistische werkwijzen werd door Paracelsus ook ’spagyriek’ genoemd.
 
Vanwege de sterk toegenomen bevolkingsmigratie die bijdroeg aan de verspreiding van infectieziekten (verergerd door het ontbreken van ontsmettingsmiddelen in het middeleeuwse Europa), kreeg de strijd tegen epidemieën buitengewone betekenis in de tijd van Paracelsus. Dankzij de onmiskenbare successen die Paracelsus in de geneeskunde heeft behaald, kreeg zijn visie brede erkenning.
 
Deze medische richting kon zich uiteindelijk niet doorzetten, omdat niet kon worden aangetoond hoe ziekten aan minerale oorzaken kunnen worden toegeschreven. [[Johan Baptista van Helmont]] (1577-1644) probeerde deze theorie verder te ontwikkelen, maar faalde vanwege hetzelfde probleem. De recepten van Paracelsus waren werkzaam, maar de theorie niet.
 
Van Helmonts onderzoek leidde echter tot de oprichting van de Iatrochemische School in de 16e en 17e eeuw, met [[Franciscus de le Boë]] (Franciscus Sylvius) (1614-1672) en [[Thomas Willis]] (1621-1675) als boegbeelden. Zij herformuleerden [[Galenus]]’ theorie over tegenstellingen in scheikundige terminologie als ’zuur’ en ’alkali’ (basisch) en probeerden [[fysiologie]] en [[pathogenese]] te verklaren op basis van deze chemische tegenstellingen.


In de 17e eeuw werden de eerste leerstoelen voor iatrochemie ingericht aan Duitse universiteiten:
In de 17e eeuw werden de eerste leerstoelen voor iatrochemie ingericht aan Duitse universiteiten:
*1609: Benoeming van Johannes Hartmann tot hoogleraar chymiatrie aan de Universiteit van Marburg,
*1609: Benoeming van [[Johannes Hartmann]] tot hoogleraar chymiatrie aan de Universiteit van Marburg,
*21 februari 1641: Werner Rolfinck wordt benoemd tot hoogleraar iatrochemie aan de Universiteit van Jena.
*21 februari 1641: [[Werner Rolfinck]] wordt benoemd tot hoogleraar iatrochemie aan de Universiteit van Jena.


Belangrijke vroege vertegenwoordigers van iatrochemie waren van Helmont, Martin Ruland de Oudere en Martin Ruland de Jongere. In de loop van de 17e eeuw zorgde [[François de le Boë]] (Sylvius) voor een rationelere onderbouwing.
Belangrijke vroege vertegenwoordigers van iatrochemie waren van Helmont, [[Martin Ruland de Oudere]] en [[Martin Ruland de Jongere]]. In de loop van de 17e eeuw zorgde [[François de le Boë|Sylvius]] voor een rationelere onderbouwing.


Pas in de 18e eeuw werd de chemie verruimd voor niet-geneeskundige gebruik. In 1750 werd de leerstoel Chemie (vertegenwoordigd door [[Johan Gottschalk Wallerius]]) opgericht aan de Zweedse Universiteit van Uppsala in de faculteit filosofie. Dit leidde tot afkeuring van de leden van de faculteit Geneeskunde aan de Universiteit van Uppsala. De achtergrond om een leerstoel Chemie apart van Geneeskunde te beginnen, was het economische belang: er werden economische voordelen verwacht van wetenschappelijke steun voor mijnbouw.
Pas in de 18e eeuw werd de chemie verruimd voor niet-geneeskundige gebruik. In 1750 werd de leerstoel Chemie (vertegenwoordigd door [[Johan Gottschalk Wallerius]]) opgericht aan de Zweedse Universiteit van Uppsala in de faculteit filosofie. Dit leidde tot afkeuring van de leden van de faculteit Geneeskunde aan de Universiteit van Uppsala. De achtergrond van de beslissing om een leerstoel Chemie apart van Geneeskunde te beginnen, was het economische belang: er werden economische voordelen verwacht van wetenschappelijke steun voor mijnbouw.


Iatrochemie werd gaandeweg meer vervangen door rationeel-empirische geneeskunde, met name vertegenwoordigd door [[Herman Boerhaave]] in Nederland, [[Friedrich Hoffmann]] in Duitsland en [[Thomas Sydenham]] in Engeland.
[[Robert Boyle]] wees erop dat chemie een onafhankelijke taak heeft „om de samenstelling van stoffen te bepalen, die het medicijn zullen verrijken”. Na een positieve rol gespeeld te hebben in de strijd tegen de dogma’s van de [[scholastiek]]e middeleeuwse geneeskunde, hielde de iatrochemie als dusdanig in de tweede helft van de 18e eeuw op te bestaan ​​in de chemie en de geneeskunde. De geneeskunde groeide in rationeel-empirische richting, met name vertegenwoordigd door [[Herman Boerhaave]] in Nederland, [[Friedrich Hoffmann]] in Duitsland en [[Thomas Sydenham]] in Engeland. De iatrochemie bepaalde het uiterlijk en de vorming van de [[farmacologie]].

Versie van 27 feb 2018 11:31

De iatrochemie (afgeleid van het Grieks: ιατρός, iatrós = ’arts’) en χημεία, chemía = letterlijk ’(metaal)gieterij’, ’chemie’) ook wel eens chemiatrie, chemiatriek of chymiatrie genoemd, was het geneeskundige gebruik van door alchemie geproduceerde middelen. Men gebruikte de alchemistische technieken om zo zuiver mogelijke geneesmiddelen te produceren. Deze medische richting werd vooral verspreid door Paracelsus in de 16e eeuw.

Tegenover de middeleeuwse geneeskunde, gebaseerd op theorieën van Aristoteles, Galenus en Avicenna, stelde Paracelsus het spagyrische medicijn op basis van de leer van Hippocrates.

Hij onderwees dat levende organismen als microkosmos bestaan ​​uit hetzelfde kwik, zwavel, zouten en een aantal andere stoffen die alle andere lichamen van de natuur (de macrokosmos) vormen; wanneer een persoon gezond is, zijn deze stoffen in evenwicht met elkaar; ziekte betekent het overwicht of, omgekeerd, het ontbreken van een van hen. Om het evenwicht te herstellen, gebruikte Paracelsus in de medische praktijk veel medicijnen van minerale oorsprong: verbindingen van arseen, antimoon, lood, kwik, enz., naast traditionele kruidenpreparaten.

Paracelsus vond dat de echte taak van de alchemie het vervaardigen van medicijnen is:

Chemie is een van de pijlers waarop de medische wetenschap gebaseerd moet zijn. De taak van de chemie is helemaal niet om goud en zilver te maken, maar om medicijnen te bereiden.

De substanties die men als medicijn wou gebruiken, werden gereinigd met alchemistische methoden zoals ’sublimatie’ en ’destillatie’. Het geheel van alchemistische werkwijzen werd door Paracelsus ook ’spagyriek’ genoemd.

Vanwege de sterk toegenomen bevolkingsmigratie die bijdroeg aan de verspreiding van infectieziekten (verergerd door het ontbreken van ontsmettingsmiddelen in het middeleeuwse Europa), kreeg de strijd tegen epidemieën buitengewone betekenis in de tijd van Paracelsus. Dankzij de onmiskenbare successen die Paracelsus in de geneeskunde heeft behaald, kreeg zijn visie brede erkenning.

Deze medische richting kon zich uiteindelijk niet doorzetten, omdat niet kon worden aangetoond hoe ziekten aan minerale oorzaken kunnen worden toegeschreven. Johan Baptista van Helmont (1577-1644) probeerde deze theorie verder te ontwikkelen, maar faalde vanwege hetzelfde probleem. De recepten van Paracelsus waren werkzaam, maar de theorie niet.

Van Helmonts onderzoek leidde echter tot de oprichting van de Iatrochemische School in de 16e en 17e eeuw, met Franciscus de le Boë (Franciscus Sylvius) (1614-1672) en Thomas Willis (1621-1675) als boegbeelden. Zij herformuleerden Galenus’ theorie over tegenstellingen in scheikundige terminologie als ’zuur’ en ’alkali’ (basisch) en probeerden fysiologie en pathogenese te verklaren op basis van deze chemische tegenstellingen.

In de 17e eeuw werden de eerste leerstoelen voor iatrochemie ingericht aan Duitse universiteiten:

  • 1609: Benoeming van Johannes Hartmann tot hoogleraar chymiatrie aan de Universiteit van Marburg,
  • 21 februari 1641: Werner Rolfinck wordt benoemd tot hoogleraar iatrochemie aan de Universiteit van Jena.

Belangrijke vroege vertegenwoordigers van iatrochemie waren van Helmont, Martin Ruland de Oudere en Martin Ruland de Jongere. In de loop van de 17e eeuw zorgde Sylvius voor een rationelere onderbouwing.

Pas in de 18e eeuw werd de chemie verruimd voor niet-geneeskundige gebruik. In 1750 werd de leerstoel Chemie (vertegenwoordigd door Johan Gottschalk Wallerius) opgericht aan de Zweedse Universiteit van Uppsala in de faculteit filosofie. Dit leidde tot afkeuring van de leden van de faculteit Geneeskunde aan de Universiteit van Uppsala. De achtergrond van de beslissing om een leerstoel Chemie apart van Geneeskunde te beginnen, was het economische belang: er werden economische voordelen verwacht van wetenschappelijke steun voor mijnbouw.

Robert Boyle wees erop dat chemie een onafhankelijke taak heeft „om de samenstelling van stoffen te bepalen, die het medicijn zullen verrijken”. Na een positieve rol gespeeld te hebben in de strijd tegen de dogma’s van de scholastieke middeleeuwse geneeskunde, hielde de iatrochemie als dusdanig in de tweede helft van de 18e eeuw op te bestaan ​​in de chemie en de geneeskunde. De geneeskunde groeide in rationeel-empirische richting, met name vertegenwoordigd door Herman Boerhaave in Nederland, Friedrich Hoffmann in Duitsland en Thomas Sydenham in Engeland. De iatrochemie bepaalde het uiterlijk en de vorming van de farmacologie.