Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Iatrochemie

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Dit artikel valt onder beheer van Dorp:Hippokrateshoef.

De iatrochemie (afgeleid van het Grieks: ἰατρός, iatrós: ’arts’ en χημεία, chemía: letterlijk ’(metaal)gieterij’, ’chemie’) ook wel eens chemiatrie, chemiatriek of chymiatrie genoemd, was het geneeskundige gebruik van door alchemie geproduceerde middelen. Men gebruikte de alchemistische technieken om zo zuiver mogelijke geneesmiddelen te produceren.

Geschiedenis

Deze medische richting was al ouder dan Paracelsus in de 16e eeuw, maar werd vooral door hem verspreid. Paracelsus baseerde zich vooral op de ideeën van zijn leraar Johannes Trithemius.

Tegenover de middeleeuwse geneeskunde, gebaseerd op theorieën van Aristoteles, Galenus en Avicenna, stelde Paracelsus het spagyrische medicijn op basis van de leer van Hippocrates.

Hij onderwees dat levende organismen als microkosmos bestaan ​​uit hetzelfde kwik, zwavel, zouten en een aantal andere stoffen die alle andere lichamen van de natuur (de macrokosmos) vormen; wanneer een persoon gezond is, zijn deze stoffen in evenwicht met elkaar; ziekte betekent het overwicht of, omgekeerd, het ontbreken van een van hen. Om het evenwicht te herstellen, gebruikte Paracelsus in de medische praktijk veel medicijnen van minerale oorsprong: verbindingen van arsenicum, antimoon, lood, kwik, enz., naast traditionele kruidenpreparaten.

Paracelsus vond dat de echte taak van de alchemie het vervaardigen van medicijnen is:

Chemie is een van de pijlers waarop de medische wetenschap gebaseerd moet zijn. De taak van de chemie is helemaal niet om goud en zilver te maken, maar om medicijnen te bereiden.

De substanties die men als medicijn wou gebruiken, werden gereinigd met alchemistische methoden zoals ’sublimatie’ en ’destillatie’. Het geheel van alchemistische werkwijzen werd door Paracelsus ook ’spagyriek’ genoemd.

Vanwege de sterk toegenomen bevolkingsmigratie die bijdroeg aan de verspreiding van infectieziekten (verergerd door het ontbreken van ontsmettingsmiddelen in het middeleeuwse Europa), kreeg de strijd tegen epidemieën buitengewone betekenis in de tijd van Paracelsus. Dankzij de onmiskenbare successen die Paracelsus in de geneeskunde heeft behaald, kreeg zijn visie brede erkenning.

Deze medische richting kon zich uiteindelijk niet doorzetten, omdat niet kon worden aangetoond hoe ziekten aan minerale oorzaken kunnen worden toegeschreven. Jan Baptista van Helmont (1577-1644) probeerde deze theorie verder te ontwikkelen, maar faalde vanwege hetzelfde probleem. De recepten van Paracelsus waren werkzaam, maar de theorie niet.

Van Helmonts onderzoek leidde echter tot de oprichting van de Iatrochemische School in de 16e en 17e eeuw, met Franciscus de le Boë (Franciscus Sylvius) (1614-1672) en Thomas Willis (1621-1675) als boegbeelden. Zij herformuleerden Galenus’ theorie over tegenstellingen in scheikundige terminologie als ’zuur’ en ’alkali’ (basisch) en probeerden fysiologie en pathogenese te verklaren op basis van deze chemische tegenstellingen.

In de 17e eeuw werden de eerste leerstoelen voor iatrochemie ingericht aan Duitse universiteiten:

  • 1609: Benoeming van Johannes Hartmann tot hoogleraar chymiatrie aan de Universiteit van Marburg,
  • 21 februari 1641: Werner Rolfinck wordt benoemd tot hoogleraar iatrochemie aan de Universiteit van Jena.

De nieuwe ideeën stootten op weerstand bij de toenmalige gevestigde geneeskunde, die gebaseerd was op Galenus. De traditionele artsen vonden de iatrochemie ’speculatie’ door mannen die veraf stonden van de realiteit van ziekte en dood.

De medische faculteit in Parijs keurde de iatrochemie af, terwijl de faculteit van Montpellier deze geneeskundige leer aannam. Een nederlaag voor de oudere geneeskunde was, toen koning Henri IV van Frankrijk verklaarde dat hij genezen was door het drinken van wijn met antimoon en dit uitriep als een voortreffelijk medicijn.

Belangrijke vroege vertegenwoordigers van de iatrochemie waren Jan Baptist van Helmont, Martin Ruland de Oudere en Martin Ruland de Jongere. In de loop van de 17e eeuw zorgde Sylvius voor een rationelere onderbouwing.

Pas in de 18e eeuw werd de chemie verruimd voor niet-geneeskundige gebruik. In 1750 werd de leerstoel Scheikunde (vertegenwoordigd door Johan Gottschalk Wallerius) opgericht aan de Zweedse Universiteit van Uppsala in de faculteit filosofie. Dit werd afgekeurd door de leden van de faculteit Geneeskunde aan de Universiteit van Uppsala. De beslissing om een leerstoel Chemie apart van Geneeskunde te beginnen, was gesteund op economische overwegingen: men verwachtte economische voordelen van wetenschappelijke steun voor mijnbouw.

Robert Boyle wees erop dat chemie een onafhankelijke taak heeft „om de samenstelling van stoffen te bepalen, die het medicijn zullen verrijken”. Na een positieve rol gespeeld te hebben in de strijd tegen de dogma’s van de scholastieke middeleeuwse geneeskunde, hield de iatrochemie als dusdanig in de tweede helft van de 18e eeuw op te bestaan ​​in de chemie en de geneeskunde. De geneeskunde groeide in rationeel-empirische richting, met name vertegenwoordigd door Herman Boerhaave in Nederland, Friedrich Hoffmann in Duitsland en Thomas Sydenham in Engeland. Ondanks de kritiek die de iatrochemie kreeg, hielp deze mee de grenzen van ziektebehandelingen te verleggen, waardoor veel voorwaarden werden geschapen voor de vorming van de farmacologie.

Zie ook

Weblinks

Encyclopædia Britannica online  (en) Iatrochemistry in: Encyclopædia Britannica, 1911. (Wegens ouderdom in het publiek domein)

rel=nofollow
 
rel=nofollow