Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Particulier vermogen

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Particulier vermogen is vermogen van een natuurlijk persoon. Dit is de waarde van alle bezittingen, verminderd met de waarde van alle schulden.

Bezittingen kunnen bestaan uit spaargeld, aandelen en obligaties, antiek, auto's, sieraden, een eigen woning. Bezittingen die bij een normaal huishouden horen, zoals kleding, beddengoed, keukengerei, een PC, een televisie etc. worden soms niet bij het vermogen gerekend.

Vermogensaanwas kan worden beschouwd als sparen in de ruime zin van het woord.

Volgens de klassieke Franse vermogensleer was het vermogen noodzakelijkerwijs verbonden aan de persoon, en karakteriseerde de relatie tussen personen en het vermogen in drie stellingen: alleen personen hebben een vermogen, elke persoon heeft een vermogen en elke persoon heeft slechts één vermogen. Het vermogen werd bestempeld als een juridische algemeenheid en was de vermogensrechtelijke emanatie van de persoon. In een modernere opvatting blijft deze theorie echter niet overeind. Men is tot het inzicht gekomen dat vermogens aan een doel kunnen verbonden zijn, en niet noodzakelijk aan een persoon.

Nederland

Het vermogen van een persoon is de waarde van zijn goederen, verminderd met de waarde van zijn schulden.

Het vermogen van de eigenaar van een eenmanszaak moet het bedrijfsvermogen (waarvan de opbrengst als winst belast wordt in box 1) boekhoudkundig scheiden van zijn privévermogen (dat in box 3 valt).

Fiscale aspecten van particulier vermogen

Er is geen aparte, algemene vermogensbelasting, maar wel bijvoorbeeld de onroerendezaakbelasting. Voor de inkomstenbelasting valt de eigen woning in box 1, een aanmerkelijk belang in een bv in box 2, en overige beleggingen, spaargeld en bijvoorbeeld huizen waar de eigenaar niet in woont (voor eigen gebruik als vakantiehuis en/of verhuurd) in box 3. In box 3 wordt een vermogen berekend, op basis daarvan een fictief rendement, en op basis daarvan een bedrag aan inkomstenbelasting, de vermogensrendementsheffing. Omdat het fictieve rendement wordt belast zou men ook kunnen stellen dat dit feitelijk wel een vermogensbelasting is, terwijl de (werkelijke) inkomsten zijn vrijgesteld van inkomstenbelasting. Men kan deze ook rechtstreeks uit het vermogen berekenen, zonder het fictieve rendement als tussenstap. Echter, voor het verzamelinkomen is het fictieve rendement wel van belang.

Vermogen kan onder meer worden ondergebracht in een speciale eigen spaargeld-bv.[1] De winst is dan het werkelijke rendement op het spaargeld, verminderd met de kosten van de bv. Bij een winst tot € 200.000 is de vennootschapsbelasting 20%. De nettowinst kan direct als dividend worden uitgekeerd, of eerst nog in de bv blijven, maar vroeg of laat wordt de nettowinst als dividend, of vervreemdingsvoordeel bij vervreemding of liquidatie, in box 2 belast tegen een tarief van (nu) 25%. Dit is (als de kosten even buiten beschouwing worden gelaten) bij elkaar 40% van het werkelijke rendement op het spaargeld. Als het rendement bijvoorbeeld 1% is, is de belasting 0,4% van het vermogen, lager dan in box 3.

Geschiedenis

In Nederland werd over het vermogen van particulieren in het verleden vermogensbelasting betaald, naast een inkomstenbelasting op ontvangen rente. Met de herziening van het belastingstelsel op 1 januari 2001 is de vermogensbelasting vervallen en vervangen door een belasting op het fictieve rendement dat het vermogen oplevert.

Vermogenstoetsen

Een vermogenstoets in de sociale zekerheid houdt in dat vermogen een beletsel kan zijn voor een recht op uitkering. In ruimere zin kunnen eronder gerekend worden regelingen volgens welke men minder ontvangt of meer eigen bijdrage betaalt naarmate men meer vermogen heeft.

Vermogenstoetsen verschillen onder meer ook in de soorten vermogen die worden meegerekend.

In de sociale zekerheid in Nederland zijn er de volgende vermogenstoetsen:

  • Niet alleen box 3 vermogen maar ook overwaarde van het eigen huis en de waarde van een auto tellen mee:
    • Kwijtschelding gemeentelijke belastingen.
    • Vermogenstoets in de Participatiewet; per 1 januari 2013 voor een alleenstaande € 5.795, voor samenwonenden in totaal het dubbele.
    • Vermogenstoets in de IOAZ; per 1 januari 2013 telt bij de berekening van de IOAZ-uitkering het eigen vermogen tot € 127.400 niet mee. Als de zelfstandige een pensioentekort heeft, telt bovendien een bedrag tot maximaal € 114.131 voor aanvullende pensioenvoorzieningen niet mee. Bij een groter vermogen telt 4% van het meerdere als inkomen.[2][3]
  • De bezittingen min de schulden in box 3 tellen mee (box 3 vermogen), plus de (in box 3 vrijgestelde) groene beleggingen:
    • Als dit vermogen groter is dan het heffingvrije vermogen van box 3 is er geen recht op Overbruggingsregeling AOW[4]
    • Als dit vermogen groter is dan het heffingvrije vermogen van box 3 is er geen recht op huurtoeslag (dit is de standaardvermogenstoets van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen; deze is echter alleen ongewijzigd van toepassing op de huurtoeslag).
    • Als dit vermogen groter is dan het heffingvrije vermogen van box 3 plus € 80.000 is er geen recht op zorgtoeslag en kindgebonden budget. Bij fiscale partners gaat het om het gezamenlijke vermogen en het gezamenlijke heffingvrije vermogen, maar geldt de € 80.000 maar één keer.
  • Alleen het box 3 vermogen telt mee (in box 3 vrijgestelde bezittingen dus niet):
    • Als dit vermogen groter is dan het heffingvrije vermogen van box 3 is er geen recht op rechtsbijstand volgens de Wet op de rechtsbijstand (Wrb).
  • Er is geen expliciet maximaal vermogen waarboven men het betreffende recht niet heeft, maar het betreft een "inkomensafhankelijk" recht, waarbij het inkomen wordt onderworpen aan een vermogensinkomensbijtelling (VIB), dit is een vermogensafhankelijke opslag op het inkomen, naast het forfaitaire rendement dat meetelt als inkomen:
    • De verschuldigde eigen bijdragen worden voor de Wlz geregeld in het Besluit langdurige zorg (Blz) en voor de Wmo in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Artikel 3.3.1.2a Blz bepaalt dat het inkomen waarmee wordt gerekend wordt vermeerderd met 4%[5] van de grondslag sparen en beleggen, bedoeld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Voor gehuwden is dat 4% van de gezamenlijke grondslag voor sparen en beleggen. Deze komt bovenop het forfaitaire inkomen in box 3. Als een alleenstaande blijvend verblijft in een verzorgingshuis (zie eigen bijdrage Wlz) moet men dus boven het vrijgestelde vermogen per jaar ruwweg 6% interen. Wie nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt heeft en in een Wlz-instelling verblijft wordt een extra vermogensvrijstelling van € 10.000 verleend bij het bepalen van de eigen bijdrage.[6]
  • Er is geen expliciet maximaal vermogen waarboven men het betreffende recht niet heeft, maar het betreft een inkomensafhankelijk recht, waarbij het forfaitaire rendement meetelt als inkomen (impliciete vermogenstoets). Voorbeeld:
    • Binnen bepaalde grenzen voor wat betreft het verzamelinkomen veroorzaakt inkomen een verlaging van het kindgebonden budget van 7,6% van dat inkomen.

Bij veel regelingen tellen dus de eigen woning en de eigenwoningschuld en de kapitaalverzekering eigen woning niet mee voor het vermogen; als er geen eigenwoningschuld is telt de eigen woning ook niet mee voor het inkomen. Al of niet ingegane lijfrente en tweedepijlerpensioen tellen vaak ook niet mee voor het vermogen; als ze zijn ingegaan vormen ze wel inkomen.[7]

Bij de bijstand telt wegens het wettelijke afkoopverbod tweedepijlerpensioenvermogen niet als vermogen, maar derdepijlerpensioenvermogen wel. De regering werkt echter aan een Wetsvoorstel facilitering pensioenregeling zelfstandigen dat een pensioenfonds mogelijk maakt los van werknemerschap, waarbij het kapitaal voor de bijstand niet als vermogen telt.[8][9] Er zal een maximum (jaarlijkse pensioenuitkering niet hoger dan 2 x AOW) komen aan het totaalbedrag aan pensioenvermogen dat niet wordt meegeteld.[10] Er wordt gedacht aan een "pensioenregeling" zonder verzekeringselement, namelijk een soort lijfrentebeleggingsrecht (bancaire lijfrente op basis van beleggen), maar dan met de speciale uitsluiting bij de vermogenstoets van de Participatiewet.[11][12] In december 2014 zijn nadere plannen bekendgemaakt.[13][14]

De Wet van 21 november 2015 tot wijziging van de Participatiewet in verband met de bescherming van lijfrenteopbouw en de vrijlating van inkomsten uit arbeid en wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de bevordering van vrijwillige voortzetting van pensioenopbouw (Wet vrijlating lijfrenteopbouw en inkomsten uit arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting pensioenopbouw)[15] bepaalt onder meer dat in de Participatiewet onder het kunnen doen van een beroep op een voorliggende voorziening, of het redelijkerwijs kunnen beschikken over vermogens- en inkomensbestanddelen, niet wordt verstaan het op verzoek van het college:

  • Indienen door de belanghebbende van een aanvraag tot vervroeging van de ingangsdatum van een ouderdomspensioen, zolang belanghebbende nog niet de AOW-leeftijd heeft bereikt.
  • Benutten van de mogelijkheid om te beschikken over een lijfrente overeenkomstig bepaalde voorwaarden.

Vrijstellingen

Soms wordt bij een vermogenstoets een speciale uitzondering gemaakt.[16]

De Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, artikel 9bis (Overgangsrecht vermogenstoets letselschade-uitkeringen) bepaalt dat voor de zorgtoeslag en het kindgebonden budget als vermogen is vrijgesteld een schadevergoeding voor een letselschade waarvan de hoogte is vastgesteld vóór 11 oktober 2010. Zo'n vrijstelling geldt ook voor de VIB. Bij een later vastgestelde schadevergoeding kon of kan rekening gehouden worden met de vermogenstoetsen en de VIB.

De vrijstellingen hebben betrekking op de vermogenstoetsen en de VIB, niet op het box 3 inkomen.[17]

De Wet van 21 november 2015 tot wijziging van de Participatiewet in verband met de bescherming van lijfrenteopbouw en de vrijlating van inkomsten uit arbeid en wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de bevordering van vrijwillige voortzetting van pensioenopbouw (Wet vrijlating lijfrenteopbouw en inkomsten uit arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting pensioenopbouw) regelt dat bij de vermogenstoets in de Participatiewet lijfrentevoorzieningen buiten beschouwing worden gelaten onder de volgende voorwaarden:

  • De totale waarde ten tijde van de aanvraag om bijstand bedraagt minder dan € 250.000.
  • Vermogen afkomstig van inleg tijdens de toetsingsperiode van vijf jaar voor de aanvraag om bijstand, is slechts vrijgesteld als in elk van deze vijf jaar ten minste enige inleg is gedaan en voor zover deze niet meer heeft bedragen dan € 6000 per jaar.
  • Voor de afbakening van de lijfrentevoorzieningen waarop deze vrijlatingsregeling van toepassing is, wordt aangesloten bij de begripsomschrijving in de belastingwetgeving van de lijfrenten die in aanmerking komen voor fiscale faciliëring. Daarbij gaat het uitsluitend om de aard van de lijfrenten en niet om de vraag of in het individuele geval de lijfrente voldoet aan de voorwaarden voor belastingfaciliteiten. Een pensioentekort als reden van inleg is dus geen vereiste, en er wordt naast het al genoemde geen maximum gesteld aan de gedane inleg per jaar.

Lijfrente-uitkeringen tellen wel als inkomen. Als tijdens de genoemde toetsingsperiode wordt overeengekomen dat deze later ingaan dan eerder overeengekomen, dan tellen de lijfrente-uitkeringen die volgens de eerdere afspraken zouden zijn uitgekeerd als inkomen.

Toekomst

De Commissie Van Dijkhuizen heeft voorgesteld de vermogenstoets voor de huurtoeslag te versoepelen tot die van de zorgtoeslag en het kindgebonden budget.

Beleidsoptie 9 van het IBO Inkomen en vermogen van ouderen is het meetellen van de overwaarde van het eigen huis bij vermogensinkomensbijtelling, eventueel in combinatie met een systeem zoals de Ierse Nursing Home Loan: het geld voor de eigen bijdrage wordt geleend, en afbetaald na overlijden.

Beleidsoptie 10 is het meetellen van de overwaarde van het eigen huis bij andere vermogenstoetsen.

Regeerakkoord 2017: De vermogensinkomensbijtelling voor de eigen bijdragen in de Wlz wordt gehalveerd naar vier procent.

Gedragseffecten

Gedragseffecten zijn onder meer dat mensen schenkingen gaan doen.[18]

Geschiedenis

De Overgangswet verzorgingshuizen (bij indiening nog getiteld Overgangswet bejaardenoorden) uit 1996 bracht verzorgingstehuizen onder de toenmalige AWBZ, waarbij de expliciete vermogenstoets verviel. Voordien was er wel een expliciete vermogenstoets bij verzorgingstehuizen, maar niet voor verpleegtehuizen.

De Wet hervorming kindregelingen heeft een extra tegemoetkoming voor alleenstaande ouders in onder meer de IOAW, Anw, TW en AOW vervangen door een alleenstaande-ouderkop in het kindgebonden budget, wat voor deze gevallen een vermogenstoets introduceerde.

Zie ook

Externe link

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
  1. º https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-324.html
  2. º http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/uitkering-oudere-werklozen-ioaw-iow-ioaz/ioaz-voor-oudere-zelfstandigen
  3. º http://www.socialezekerheid.nl/smartsite.dws?id=98630(Dode link)
  4. º Opvallend is in dit geval dat het al of niet overschrijden van een vermogensgrens op een bepaalde peildatum netto € 22.000 kan uitmaken. Als men dan dus aan de andere voorwaarden voldoet, maar bijvoorbeeld met het vermogen € 22.000 boven de grens zit kan men dan € 22.000 uitgeven zonder daar (vergeleken met de ongunstige situatie dat de AOW-leeftijd is verhoogd) nog armer van te worden, of als men met het vermogen € 10.000 boven de grens zit kan men dan € 10.000 uitgeven en toch € 12.000 minder arm worden dan wanneer men dat niet doet. Als men door het kopen van een eigen woning onder de grens komt krijgt men als het ware tot € 22.000 korting op de woning.
  5. º Vermogensinkomensbijtelling voor WLZ gehalveerd naar 4%
  6. º http://www.zorghulpatlas.nl/veranderingen-awbz
  7. º Voor een discussie over de mee te rekenen vermogensbestanddelen zie ook [1][2][3][4][5].
  8. º http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/03/18/onderzoek-pensioen-van-zelfstandigen.html
  9. º http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2013/03/18/kamerbrief-pensioen-zelfstandigen.html
  10. º http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2013/12/18/wijzigingsvoorstellen-witteveen-2015-2.html
  11. º http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2014/01/15/kamerbrief-zelfstandigen-en-pensioen.html
  12. º Hoofdlijnen van een vrijwillige collectieve pensioenregeling voor zelfstandigen
  13. º http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2014/12/18/kamerbrief-bescherming-pensioenopbouw-zelfstandigen-voor-vermogenstoets-in-de-bijstand.html
  14. º http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2015/04/17/pensioenregeling-voor-zzp-ers-in-de-bijstand.html
  15. º https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2015-451.html
  16. º Zie bijv. [6]
  17. º http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2014/01/20/kamerbrief-over-verhoging-eigen-bijdrage-awbz.html
  18. º http://www.telegraaf.nl/overgeld/vermogen/21963825/__ING__vermogende_wil_meer_schenken_wegens_AWBZ__.html
rel=nofollow
rel=nofollow