Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Heinrich August Jäschke

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Heinrich August Jäschke (Herrnhut, 17 mei 1817 – Herrnhut, 24 september 1883) was een Duits zendeling, taalwetenschapper en tibetoloog.

Jeugd en opleiding

Heinrich August Jäschke werd geboren op 17 mei 1817 in Herrnhut, Duitsland. Op school bemerkte men zijn aanleg voor het leren van talen, waardoor hij een studiebeurs kreeg voor het pedagogium (gymnasium) in Niesky. Later gaf hij zelf twintig jaar lang les aan verschillende scholen van de Herrnhuter broedergemeente in Duitsland en Denemarken. In 1847 werd hij co-directeur van de moravische kostscholen in Niesky, en in 1848 werd hij als geestelijke geordineerd.

In zijn schooltijd en als leraar leerde hij naast Duits ook Pools, Deens, Zweeds en Engels zo goed als een moedertaalspreker. Hij had ook een goede beheersing van het Tsjechisch en het Hongaars. Van oriëntaalse talen bestudeerde hij vooral Arabisch, Perzisch en Sanskriet.

Zending in Tibet

In 1856 nam Jäschke de uitnodiging aan om een zendelingenhuis van de Moravische broeders (Herrnhuters) te leiden in Kyelang, district Lahaul en Spiti, toen in West-Tibet, een streek die nu tot het noorden van de staat India behoort. Hij kwam in 1857 aan in Kyelang en sloot zich aan bij Wilhelm Heyde en Eduard Pagell, twee zendelingen van de Moravische broedergemeente, die daar reeds vier jaar actief waren. Naar verluidt kende Jäschke reeds zeventien talen toen hij daar aankwam, en zeven daarvan vloeiend. Hij begon dadelijk Hindi en Oerdoe te leren, maar had meer moeite met het Tibetaans.

De begintijd met hem als leider van het zendelingenhuis verliep niet gemakkelijk. Niet alleen omdat de anderen al meer plaatselijke ervaring hadden opgedaan dan hij, maar ook botste zijn academische manier van organiseren soms met die van zijn meer praktisch georiënteerde collega’s. Hij toonde ascetische trekjes: de anderen vonden wel eens dat ze een voedselrantsoen toebedeeld kregen „als in oorlogstijd”; hijzelf leefde een tijd van rogge, chang-bier en een ei per dag. Verwijzend naar Jesaja 52:7 („Hoe lieflijk op de bergen zijn de voeten van hen die goed nieuws brengen.”) stond hij erop dat Heyde en Pagell hun paard zouden verkopen om te voet te gaan. De planten voor het zendelingenhuis vond hij wat te veel luxe.

In november 1859 hielden Jäschke en Heyde elkaars huwelijksceremonie, toen Jäschke trouwde met Emilie Rosenhauer, en Heyde met Maria Hartmann.

Sinds zijn aankomst maakte hij een intensieve studie van de Tibetaanse taal. Het was een doel om Bijbel naar het Tibetaans te vertalen, maar de volkstaal bevatte niet de benodigde woorden om religieuze begrippen te vertalen en ook de reeds beschikbare woordenboeken en grammatica’s waren hiervoor niet voldoende. Met de hulp van een jonge lama verzamelde hij een uitgebreide kennis van het klassiek Tibetaans. Het door hem uitgegeven woordenboek van het klassiek Tibetaans is tot op vandaag het standaardwerk op dit gebied. Omdat hij zo grondig werkte, voltooide hij alleen de vertaling van het Nieuwe Testament (met uitzondering van de Brief aan de Hebreeën) en de eerste twee bijbelboeken (Genesis en Exodus). Hij publiceerde verschillende leerboeken voor Tibetanen en vertalingen van Tibetaanse teksten.

In 1868 zagen Heinrich August en Emilie Jäschke zich om gezondheidsredenen genoodzaakt om terug te keren naar Duitsland. Hij bleef verderwerken aan zijn vertalingen maar werd vaak geplaagd door hevige hoofdpijnen.

In 1871 gaf hij een woordenboek uit: klassiek Tibetaans-Duits, en een herziening hiervan in 1876. Dit breidde hij vervolgens uit in de Engelse versie, uitgegeven in 1881. Dit woordenboek is tot op vandaag het standaardwerk op dit gebied. Omdat hij zo grondig werkte, voltooide hij alleen de vertaling van het Nieuwe Testament (met uitzondering van de Brief aan de Hebreeën) en de eerste twee bijbelboeken (Genesis en Exodus). Hij publiceerde verschillende leerboeken voor Tibetanen en vertalingen van Tibetaanse teksten.

Hij overleed in Herrnhut op 24 september 1883.

Publicaties (selectie)

  • Über das Tibetische Lautsystem, in: Monatsberichte der königlichen preussischen Akademie der Wissenschaften zu Berlin, 1860. Nachtrag. (aanvulling) p. 257-279.
  • Über die östliche Aussprache des Tibetischen im Vergleich zu der früher behandelten Westlichen, in: Monatsberichte der königlichen preussischen Akademie der Wissenschaften zu Berlin, 1865, p. 441–454.
  • Romanized Tibetan and English dictionary. Kyelang in British Lahoul, 1866.
  • Ueber die Phonetik der tibetischen Sprache, in: Monatsberichte der königlichen preussischen Akademie der Wissenschaften zu Berlin, 1868, p. 148–182.
  • Probe aus dem tibetischen Legendenbuch: die hunderttausend Gesänge der Milaraspa, in: Zeitschrift des Deutschen Morgenländes. Ges. 23, 1869, p. 543–558.
  • Handwörterbuch der tibetischen Sprache. Gnadau, Unitätsbuchhandlung, 1871; Nachdruck (heruitgave): Osnabrück, Biblio Verlag, 1971.
  • Handwörterbuch der tibetischen Sprache, Gnadau 1871–1875 (Engelse vertaling in 1881)
  • Tibetan-English dictionary, Londen 1882
  • Tibetan grammar, 2e oplage, Londen 1883

Weblinks en bronnen

rel=nofollow
 
rel=nofollow