Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Geld (ruilmiddel)

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Geld is een economisch ruilmiddel, dat zich onderscheidt van andere ruilmiddelen doordat de wederdienst die aan de ruilpartner verschuldigd is niet bij de ruil wordt vastgelegd, maar op grond van algemene en wettelijke erkenning kan worden gebruikt voor verdere ruiltransacties met andere partners.

De verschillende euro-biljetten die
er momenteel in de EU in omloop zijn.

Functies van geld

De functies van geld zijn:

Geld is een betaalmiddel omdat men het overal kan uitgeven (betalen) in ruil voor goederen of diensten. Omdat men het ook kan bewaren voor een later tijdstip (of juist ontvangen voordat een wederdienst is verricht) is het tevens een oppotmiddel. Voorts is het mogelijk om, door de geldhoeveelheid te wijzigen, de mogelijkheden voor economische activiteiten te beïnvloeden.

Het is tevens een geschikt rekenmiddel omdat het beschikbaar is in vaste munteenheden, zoals de Euro.

Geschiedenis van het geld

Ruilhandel

In de oudheid werd handel gedreven doordat goederen en diensten rechtstreeks uitgewisseld werden in een verhouding die onderling overeengekomen werd. Men kon bijvoorbeeld een brood ruilen voor vijf eieren. Ruilhandel heeft drie grote nadelen:

  • Er is niet altijd een wederzijds verlangen. Als er een tijd weinig behoefte is aan ei, heeft de boer een probleem.
  • Veel producten zijn bederfelijk. Iemand kon niet sparen door veel brood op te sparen.
  • Het is moeilijk om producten op waarde te schatten. Eén brood is vijf eieren waard, maar het moet ook een maatstaf hebben voor vlees, melk, enzovoorts.

Goederengeld

Sommige goederen waren waardevast en door iedereen gewild, bijvoorbeeld vee, gedroogd vlees en schelpen. Doordat men met deze producten ging betalen kregen ze de functie van geld. Dit wordt goederengeld genoemd.

Men accepteert bijvoorbeeld een koe als betaling, niet omdat men een koe wil hebben, maar omdat men denkt dat die koe later wel weer voor een andere transactie kan worden gebruikt.

Om geschikt te zijn als goederengeld moest een product aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • Niet gevoelig voor inflatie (moeilijk te vermeerderen of na te maken),
  • Waardevast (niet bederfelijk),
  • Hoge waarde per gewichtseenheid om transport te vergemakkelijken.

In het Romeinse rijk was zout een product dat moeilijk te winnen was. Daardoor was het een waardevol en waardevast product, en dus geschikt voor gebruik als goederengeld. De soldaten van het Romeinse leger werden betaald met zoutstaven, Salarium genoemd. Het huidige woord salaris is daar van afgeleid.

Goud

Goud is het bekendste voorbeeld van goederengeld. Er kleefden echter ook nadelen aan goud. De kwaliteit was niet altijd dezelfde, en bovendien was bij elke transactie een weegschaal nodig om de hoeveelheid goud te bepalen; in de vroegste tijd werd bovendien een toetssteen gebruikt om de kwaliteit van het goud te controleren. Alexander de Grote was de eerste die van overheidswege goud muntte, d.w.z. een stempel erop aanbracht om kwaliteit en gewicht te garanderen. Vertrouwen in het stempel was nodig: men vertrouwt erop dat het goud inderdaad de waarde heeft die het stempel aangeeft, maar in geval van twijfel kan men natuurlijk zelf het goud controleren.

Het gebruik van goud als betaalmiddel was erg risicovol. Wanneer een grote betaling gedaan moest worden, dan moesten grote zakken goud van de betaler naar de ontvanger vervoerd worden. Het risico dat zo'n goudtransport overvallen werd was erg groot. Andere chartale betaalmiddelen hadden dit nadeel natuurlijk ook.

Banken

De oplossing voor het risico dat gepaard ging met goudtransporten kwam met de eerste primitieve banken. Zij bewaarden het goud voor hun klanten en gaven hen een wissel, een ondertekend papier dat in te ruilen was voor goud. Daarmee kon de eigenaar van de wissel betalingen doen. Deze wissels waren veel eenvoudiger en veiliger te vervoeren dan grote zakken met goud. Ook dit systeem was gebaseerd op vertrouwen: men vertrouwt erop dat de bank zijn verplichtingen zal nakomen. De praktijk leerde dat, zo lang de reputatie van de bank niet geschokt werd, deze biljetten vaak van de ene persoon aan de andere werden overgedragen en dat de houders ervan zich maar betrekkelijk zelden tot de bank wendden om betaling in goud te krijgen.

Goudstandaard

Een economie waarin munten en biljetten die een bepaalde hoeveelheid goud vertegenwoordigen als betaalmiddel gebruikt worden is gebaseerd op een goudstandaard.

Fiduciair geld

Omdat bleek dat houders van wissels hun biljetten haast nooit omwisselden voor echt goud, brengen de centrale banken in veel landen binnen nauwkeurig gedefinieerde grenzen geld in de omloop dat niet volledig gedekt is door de goudvoorraad. Het kan daarbij gaan om munten en bankbiljetten maar ook om banksaldi. Dit geld, dat zijn waarde niet ontleent aan de hoeveelheid goud die het vertegenwoordigt maar aan het vertrouwen dat we er goederen en diensten mee kunnen kopen, wordt fiduciair geld genoemd.

Met dit fiduciaire geld heeft een centrale bank een middel in handen om de economie te sturen: door er op toe te zien dat de hoeveelheid geld die in omloop is gelijke tred houdt met de omvang van de economie (het totaal aan producten en diensten dat in een land verkocht wordt) kan men er voor zorgen dat het geld zijn waarde behoudt. Wanneer er te weinig geld in omloop is komt de economie tot stilstand en wanneer er te veel geld in omloop is treedt inflatie op.

Soorten geld

Vrijwel alles is al als geld gebruikt, maar in onze contreien zijn er drie belangrijke vormen van geld:

  • Edelmetalen
  • Papiergeld
  • Bankkapitaal

Naast bankbiljetten en munten (ook wel chartaal geld genoemd), bestaat er elektronisch geld, ook wel giraal geld genoemd. Zoals een kaart met een chip die met een bepaalde waarde opgeladen kan worden. Met een dergelijke kaart kan men een betaling uitvoeren zonder dat het betaaltoestel verbonden moet zijn met een computernetwerk. In België is er een dergelijke kaart met de naam "proton" in gebruik. In Nederland wordt zo'n kaart "Chipknip" genoemd.

Ander giraal geld is het niet-tastbare geld zoals op kasbonnen, obligaties, spaarrekeningen en zichtrekening.

Kinderen en personen die niet zo goed met geld kunnen omgaan krijgen zakgeld.

Edelmetalen

Edelmetaal, vooral goud, kan als geld worden gebruikt door simpelweg er een metalen munt van te slaan. De nominale waarde van de munt (de waarde die op de munt aangegeven staat), is de waarde van het gewicht van het metaal in de munt.

Goud is in de loop van de millennia heel waardevast gebleken: de koopkracht ervan kan in de loop der jaren sterk schommelen (het is nu bijvoorbeeld 2,5 keer zo veel waard als eind jaren 90), maar gemiddeld is goud nog steeds ongeveer even veel waard als toen het duizenden jaren geleden voor het eerst als geld werd gebruikt. Een ander sterk punt van goud is dat het wereldwijd wordt geaccepteerd.

Nadeel is dat het niet makkelijk te vervoeren is. Goud kost op dit moment ongeveer 22.500 euro per kilogram. Dat betekent dat we voor een middenklasse auto een kilogram aan munten moeten meenemen, bij de aanschaf van een huis al gauw tien kilogram. Niet handig en vooral niet veilig.

Verder is het goudaanbod wereldwijd redelijk beperkt, hetgeen de goudmarkt makkelijk te manipuleren maakt, wat vaak is gebeurd en ook nu gaande lijkt te zijn.

Papiergeld

Oorspronkelijk werd papiergeld uitgegeven om om te gaan met het feit dat goud moeilijk te vervoeren was. Men stortte bijvoorbeeld een kilogram goud bij een bank en kreeg daarvoor een waardepapier, dat een belofte inhield dat de bank aan toonder een kilogram goud zou uitbetalen. Deze waardepapieren ontwikkelden zich tot papiergeld.

Banken wisten toen echter al eeuwen dat ze veel meer waardepapieren, papiergeld, konden uitgeven dan ze goud in kas hadden, omdat maar een klein deel van het goud werd opgevraagd. De praktijk leerde, dat banken tien keer zoveel papiergeld uit konden geven, dan ze goud in kas hadden. Gaven ze meer uit, dan werd het risico dat er meer goud opgevraagd werd dan ze in kas hadden te groot.

Vandaag de dag wordt papiergeld simpelweg gedrukt om transacties mogelijk te maken, die niet met behulp van bankkapitaal kunnen worden afgewikkeld. Maar het belang ervan neemt snel af, naarmate steeds meer transacties elektronisch worden afgehandeld.

Bankkapitaal

Vandaag de dag wordt de grote meerderheid van transacties, zeker als we naar de waarde van de transacties kijken, in bankkapitaal afgewikkeld. In feite hebben banken alleen nog contant geld nodig om uit te kunnen betalen aan rekeninghouders, via de pinautomaten, voor dagelijkse transacties.

Hoe wordt bankkapitaal geschapen?

Als ik een huis wil kopen en een hypotheek ga aanvragen, dan ga ik naar de bank. Als de bank akkoord gaat, dan neemt zij het huis van mij over en plaatst zij het huis bij haar op de balans als vermogen. Daartegenover schept zij een verplichting in bankkapitaal. Dat bankkapitaal heeft zij niet, zij schept het op dat moment.

Bankkapitaal wordt dus geschapen door leningen aan te gaan bij een bank. Als alle bankschulden zouden worden afbetaald, zou er ook geen geld meer in omloop zijn. Alle bankschulden zijn rentedragend. Daarom spreken we van rentedragend geld. Een bank kan niet eindeloos veel geld scheppen. Dat zou tot massale inflatie leiden, door een overaanbod aan kapitaal. Bovendien zou de kans bestaan dat een bank onvoldoende contant (chartaal) geld in huis heeft om in alle verzoeken om contant geld te voorzien. Als dat gebeurt, is een bank failliet. Als veel eigenaren hypotheken niet kunnen betalen,kan een bank dwingen tot verkoop van huis. Vaak heeft de bank met verlies huis verkocht

De hoeveelheid geld die een bank kan scheppen is afhankelijk van de grenzen die de Europese Centrale Bank stelt. Deze stuurt op inflatie alleen. Het bankwezen kan dus net zoveel geld scheppen als zij van de ECB mag, die zich op haar beurt laat beperken door de inflatoire ontwikkeling van de euro. Dit is het geheim van hoe de nationale valuta in onze tijd worden geschapen. Dat de hoeveelheid geld die een bank kan scheppen niet oneindig is blijkt wel uit de problemen die zijn ontstaan in de Verenigde Staten in 2007 op de hypotheekmarkt. Wanneer hypotheken niet meer kunnen worden afgelost en dit gebeurt op grote schaal geeft dat liquide problemen voor een bank.

Complementair geld

Complementair geld is geld dat door private partijen wordt geschapen. Het circuleert naast het wettige betaalmiddel in een bepaald land. Er zijn verschillende manieren om complementair geld te scheppen.

In de VS is er bijvoorbeeld de Liberty Dollar, die is gebaseerd op goud. Dit geld wordt op dezelfde manier geschapen als het oorspronkelijke papiergeld, alleen dan volledig gedekt, in plaats van één op tien.

LETS-geld wordt geschapen door domweg briefjes met alleen een nominale waarde (zoals in Amsterdam een briefje van '10 noppes') te maken en die in het circuit in roulatie te brengen. Zo zijn er talloze voorbeelden.

CMN kapitaal wordt geschapen op vergelijkbare wijze als een bank. Kapitaal wordt geschapen als een schuld aan de CMN. Het grote verschil is, dat binnen de CMN het krediet niet rentedragend is. Het in omloop zijnde kapitaal is dus ook niet rentedragend.

Binnen de CMN hebben deelnemers een kapitaalrekening, waarvan de eigenaren het saldo kunnen verhogen door:

  • Door bankkapitaal of contant geld te storten
  • Een rentevrij krediet aan te gaan bij de CMN
  • Betalingen in CMN kapitaal binnen te krijgen.

De rol van geld

Economen zijn het er tegenwoordig over eens dat geld een belangrijke rol speelt in het economisch systeem. De geldhoeveelheid beïnvloedt de conjunctuur. Zou er bijvoorbeeld te veel geld zijn dan zouden consumenten meer gaan besteden dan er geproduceerd kan worden. De prijzen stijgen, er treedt inflatie op, en de economie raakt oververhit. Het tegenovergestelde is ook mogelijk, als er bijvoorbeeld te weinig geld is, kunnen consumenten te weinig kopen en zal de werkloosheid toenemen: de economie verslechtert en er ontstaat een recessie. Het beleid van de centrale bank om dit tegen te gaan wordt geldpolitiek of monetair beleid genoemd: als de inflatie te veel toeneemt, verhoogt de centrale bank de rentetarieven, zodat de economie 'afkoelt'; als de economie te veel afkoelt, verlaagt de centrale bank de rentetarieven als stimulans.

Zie ook

Wikimedia Commons  Vrije mediabestanden over Money op Wikimedia Commons

Wikimedia Commons  Vrije mediabestanden over Euro's op Wikimedia Commons


rel=nofollow