Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Johan Rudolph Thorbecke: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(computervertaling proeflezen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 4: Regel 4:
Thorbecke kwam uit een luthers gezin in Zwolle. Het geslacht Thorbecke kwam oorspronkelijk uit Osnabrück en had zich in de 17e eeuw in Zwolle gevestigd. Zijn ouders waren de tabakshandelaar Frederik Willem Thorbecke en Christina Regina Thorbecke. Voordat Thorbecke de politiek in ging, maakte hij een carrière als wetenschapper. Tot zijn 16e volgde hij de Latijnse School in Zwolle en vervolgde in 1815 zijn middelbare schoolopleiding aan het ''Atheneum Illustre'' in Amsterdam. Vanaf 1 oktober 1817 studeerde hij klassieke filologie aan de [[Universiteit Leiden]], waar hij op 23 juni 1820 zijn doctoraat filosofie behaalde met als onderwerp ''Disputatio historico-critica inauguralis de C. Asinio Pollione''. In 1820 maakte hij een studiereis naar Göttingen, Marburg, Gießen, Heidelberg, Erlangen, Stuttgart, München, Jena, Dresden en Berlijn. In oktober 1822 [[habilitaat|habiliteerde]] Thorbecke als docent in Giessen, in 1823 werkte hij als docent aan de [[universiteit van Göttingen]] en publiceerde zijn historisch-filosofische werk ''Über das Wesen und den organischen Charakter der Geschichte''. Thorbecke bleef zijn hele leven een fervent bewonderaar van Duitsland en voelde zich daar beter begrepen dan in zijn Nederlandse vaderland. [1]
Thorbecke kwam uit een luthers gezin in Zwolle. Het geslacht Thorbecke kwam oorspronkelijk uit Osnabrück en had zich in de 17e eeuw in Zwolle gevestigd. Zijn ouders waren de tabakshandelaar Frederik Willem Thorbecke en Christina Regina Thorbecke. Voordat Thorbecke de politiek in ging, maakte hij een carrière als wetenschapper. Tot zijn 16e volgde hij de Latijnse School in Zwolle en vervolgde in 1815 zijn middelbare schoolopleiding aan het ''Atheneum Illustre'' in Amsterdam. Vanaf 1 oktober 1817 studeerde hij klassieke filologie aan de [[Universiteit Leiden]], waar hij op 23 juni 1820 zijn doctoraat filosofie behaalde met als onderwerp ''Disputatio historico-critica inauguralis de C. Asinio Pollione''. In 1820 maakte hij een studiereis naar Göttingen, Marburg, Gießen, Heidelberg, Erlangen, Stuttgart, München, Jena, Dresden en Berlijn. In oktober 1822 [[habilitaat|habiliteerde]] Thorbecke als docent in Giessen, in 1823 werkte hij als docent aan de [[universiteit van Göttingen]] en publiceerde zijn historisch-filosofische werk ''Über das Wesen und den organischen Charakter der Geschichte''. Thorbecke bleef zijn hele leven een fervent bewonderaar van Duitsland en voelde zich daar beter begrepen dan in zijn Nederlandse vaderland. [1]


In 1824 keerde hij terug naar zijn vaderland, waar hij in 1825 anoniem zijn eerste Nederlandstalige werk publiceerde: ''Bedenkingen aangaande het Regt en den Staat, eene beschouwing over de in 1823 uitgekomen Brieven über het Natuurregt''. In 1825 werd hij benoemd tot gewoon hoogleraar politieke wetenschappen aan de [[Universiteit Gent]], en taak die hij op 4 oktober 1825 aanving met de inaugurele lezing ''De disciplinarum historicopoliticarum argumento''. Door de [[Belgische Revolutie]] van 1830 moest hij daar zijn een onderricht stopzetten, waarna hij naar de Universiteit van Leiden vertrok. Op 14 maart 1831 werd hij er hulpprofessor (buitengewoon hoogleraar) in de rechten. Op 14 juni 1831 verkreeg hij van de Eerste Kamer van de Universiteit Leiden een eredoctoraat in de rechten. In 1833 nam hij een gewoon hoogleraarschap rechten over. In zijn lezingen ging hij niet alleen in op de geschiedenis van het Nederlands burgerlijk recht, maar ook op de diplomatieke geschiedenis van Europa en de politieke geschiedenis van Nederland. In 1834 had hij ook lezingen gegeven over de geschiedenis van het Romeins recht en over de geschiedenis van de fundamentele vrijheden (door Thorbecke ’fundamentele waarden’ genoemd). Op 16 april 1836 werd hij lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. In 1840/1841 was hij ook rector van zijn Alma Mater. Op 18 januari 1850 nam hij ontslag van zijn leerfuncties om zich volledig toe te leggen op de politiek.
In 1824 keerde hij terug naar zijn vaderland, waar hij in 1825 anoniem zijn eerste Nederlandstalige werk publiceerde: ''Bedenkingen aangaande het Regt en den Staat, eene beschouwing over de in 1823 uitgekomen Brieven über het Natuurregt''. In 1825 werd hij benoemd tot gewoon hoogleraar politieke wetenschappen aan de [[Universiteit Gent]], en taak die hij op 4 oktober 1825 aanving met de inaugurele lezing ''De disciplinarum historicopoliticarum argumento''. Door de [[Belgische Revolutie]] van 1830 moest hij daar zijn een onderricht stopzetten, waarna hij naar de Universiteit van Leiden vertrok. Op 14 maart 1831 werd hij er hulpprofessor (buitengewoon hoogleraar) in de rechten. Op 14 juni 1831 verkreeg hij van de Eerste Kamer van de Universiteit Leiden een eredoctoraat in de rechten. In 1833 nam hij een gewoon hoogleraarschap rechten over. In zijn lezingen ging hij niet alleen in op de geschiedenis van het Nederlands burgerlijk recht, maar ook op de diplomatieke geschiedenis van Europa en de politieke geschiedenis van Nederland. In 1834 had hij ook lezingen gegeven over de geschiedenis van het Romeins recht en over de geschiedenis van de fundamentele vrijheden (door Thorbecke ’fundamentele waarden’ genoemd). Op 16 april 1836 werd hij lid van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen. In 1840/1841 was hij ook rector van zijn Alma Mater. Op 18 januari 1850 nam hij ontslag van zijn leerfuncties om zich volledig toe te leggen op de politiek.


==Politieke loopbaan==
==Politieke loopbaan==
In 1840 werd Thorbecke benoemd tot lid van de [[Tweede Kamer der Staten-Generaal]] en nam het initiatief tot een radicale grondwetshervorming, waartoe hij al had opgeroepen in zijn geschriften ''Aanteekening op de grondwet'' en ''Proeve van herziene grondwet''. In 1845 presenteerde hij het volledig uitgewerkte ontwerp van grondwetsherziening, maar dit werd in het parlement verworpen met 21 op 35 stemmen. Onder de indruk van de revolutionaire onrust in grote delen van Europa gaf Koning [[Willem II]] hem in 1848 de opdracht om met een commissie onder zijn leiding een volledige Grondwetsherziening uit te werken.[2] De centrale punten van de constitutionele hervorming waren dat de ministers de exclusieve verantwoordelijkheid hadden van de regering – en de koning dus geen regeringsmacht meer had – en de versterking van de Tweede Kamer der Staten-Generaal met een rechtstreekse verkiezing van het parlement. (Pas na de Eerste Wereldoorlog zou dit gebeuren via een algemeen en gelijk stemrechtvan alle burgers.) Op 3 november 1848 kwam deze ’vreedzame revolutie’ met de goedkeuring van het parlement tot een succesvol einde. Koning Willem II, die de Commissie voor de Grondwetswijziging had benoemd, speelde er zelf een belangrijke rol in dat de Grondwetwijziging werd aangenomen: hij had grote invloed uitgeoefend op conservatieve parlementsleden, met name in de Eerste Kamer, opdat nieuwe grondwet te laten aannemen. Volgens zijn eigen verklaringen was hij ’over nacht veranderd van conservatief naar liberaal’.
In 1840 werd Thorbecke benoemd tot lid van de [[Tweede Kamer der Staten-Generaal]] en nam het initiatief tot een radicale grondwetshervorming, waartoe hij al had opgeroepen in zijn geschriften ''Aanteekening op de grondwet'' en ''Proeve van herziene grondwet''. In 1845 presenteerde hij het volledig uitgewerkte ontwerp van grondwetsherziening, maar dit werd in het parlement verworpen met 21 op 35 stemmen. Onder de indruk van de revolutionaire onrust in grote delen van Europa gaf Koning [[Willem II]] hem in 1848 de opdracht om met een commissie onder zijn leiding een volledige Grondwetsherziening uit te werken.[2] De centrale punten van de constitutionele hervorming waren dat de ministers de exclusieve verantwoordelijkheid hadden van de regering – en de koning dus geen regeringsmacht meer had – en de versterking van de Tweede Kamer der Staten-Generaal door een rechtstreekse verkiezing van het parlement. (Pas na de Eerste Wereldoorlog zou dit gebeuren via een algemeen en gelijk stemrecht van alle burgers.) Op 3 november 1848 kwam deze ’vreedzame revolutie’ met de goedkeuring van het parlement tot een succesvol einde. Koning Willem II, die de Commissie voor de Grondwetswijziging had benoemd, speelde er zelf een belangrijke rol in dat de Grondwetwijziging werd aangenomen: hij had grote invloed uitgeoefend op conservatieve parlementsleden, met name in de Eerste Kamer, om hen de nieuwe grondwet te laten aannemen. Volgens zijn eigen verklaringen was hij ’over nacht veranderd van conservatief naar liberaal’.


In de jaren daarna was Thorbecke drie keer voorzitter van de Ministerraad en tegelijkertijd minister van Binnenlandse Zaken: 1849-1853, 1862-1866 en 1871-1872.
In de jaren daarna was Thorbecke drie keer voorzitter van de Ministerraad en tegelijkertijd minister van Binnenlandse Zaken: 1849-1853, 1862-1866 en 1871-1872.
Regel 13: Regel 13:
In 1866 kreeg hij de eretitel van Minister van State.
In 1866 kreeg hij de eretitel van Minister van State.


Thorbecke wordt omschreven als streng, hard, zelfs meedogenloos en kwam in ruzies met Willem II en nog meer met [[Willem III]].[3] Bij protestanten maakte hij zich impopulair door de katholieke bisdommen opnieuw toe te laten. Zelfs politieke medestrijders keerden zich van hem af. Toch slaag] hij erin Nederland fundamenteel te hervormen en om te vormen tot een moderne en liberale staat. Anders dan in de 17e eeuw was Nederland niet langer een grootmacht, maar slechts een klein land aan de rand van Europa, maar Thorbecke wist de Nederlanders opnieuw zelfvertrouwen te geven: Vanaf dat moment waren zij er trots op het meest tolerante land van Europa te zijn. 4] In een van zijn laatste aantekeningen kort voor zijn dood schreef hij: ’Als klein, actief en niet overheersend volk moeten en kunnen wij het vrije volk van de wereld zijn in een monarchisch constitutioneel systeem.’ 5] Tijdens zijn ambtsperiode viel ook de afschaffing van de slavernij in Nederlands-West-India in 1863.
Thorbecke wordt omschreven als streng, hard, zelfs meedogenloos en kwam in ruzies met Willem II en nog meer met [[Willem III]].[3] Bij protestanten maakte hij zich impopulair door de katholieke bisdommen opnieuw toe te laten. Zelfs politieke medestrijders keerden zich van hem af. Toch slaagde hij erin Nederland fundamenteel te hervormen en om te vormen tot een moderne en liberale staat. Anders dan in de 17e eeuw was Nederland niet langer een grootmacht, maar slechts een klein land aan de rand van Europa, maar Thorbecke wist de Nederlanders nieuw zelfvertrouwen te geven: Vanaf dat moment waren zij er trots op het meest tolerante land van Europa te zijn. 4] In een van zijn laatste aantekeningen kort voor zijn dood schreef hij: ’Als klein, actief en niet overheersend volk moeten en kunnen wij het vrije volk van de wereld zijn in een monarchisch constitutioneel systeem.’ 5] Tijdens zijn ambtsperiode viel ook de afschaffing van de slavernij in Nederlands West-India in 1863.


{{zaadje}}
{{zaadje}}
{{wiu2}}
{{wiu2}}

Versie van 31 jul 2018 00:11

Johan Rudolph Thorbecke (Zwolle, 14 januari 1798Den Haag, 4 juni 1872) was een Nederlands liberaal politicus en staatstheoreticus. Hij geldt als de grondlegger van de parlementaire monarchie en als de belangrijkste Nederlandse staatsman van de 19e eeuw.

Wetenschappelijke loopbaan

Thorbecke kwam uit een luthers gezin in Zwolle. Het geslacht Thorbecke kwam oorspronkelijk uit Osnabrück en had zich in de 17e eeuw in Zwolle gevestigd. Zijn ouders waren de tabakshandelaar Frederik Willem Thorbecke en Christina Regina Thorbecke. Voordat Thorbecke de politiek in ging, maakte hij een carrière als wetenschapper. Tot zijn 16e volgde hij de Latijnse School in Zwolle en vervolgde in 1815 zijn middelbare schoolopleiding aan het Atheneum Illustre in Amsterdam. Vanaf 1 oktober 1817 studeerde hij klassieke filologie aan de Universiteit Leiden, waar hij op 23 juni 1820 zijn doctoraat filosofie behaalde met als onderwerp Disputatio historico-critica inauguralis de C. Asinio Pollione. In 1820 maakte hij een studiereis naar Göttingen, Marburg, Gießen, Heidelberg, Erlangen, Stuttgart, München, Jena, Dresden en Berlijn. In oktober 1822 habiliteerde Thorbecke als docent in Giessen, in 1823 werkte hij als docent aan de universiteit van Göttingen en publiceerde zijn historisch-filosofische werk Über das Wesen und den organischen Charakter der Geschichte. Thorbecke bleef zijn hele leven een fervent bewonderaar van Duitsland en voelde zich daar beter begrepen dan in zijn Nederlandse vaderland. [1]

In 1824 keerde hij terug naar zijn vaderland, waar hij in 1825 anoniem zijn eerste Nederlandstalige werk publiceerde: Bedenkingen aangaande het Regt en den Staat, eene beschouwing over de in 1823 uitgekomen Brieven über het Natuurregt. In 1825 werd hij benoemd tot gewoon hoogleraar politieke wetenschappen aan de Universiteit Gent, en taak die hij op 4 oktober 1825 aanving met de inaugurele lezing De disciplinarum historicopoliticarum argumento. Door de Belgische Revolutie van 1830 moest hij daar zijn een onderricht stopzetten, waarna hij naar de Universiteit van Leiden vertrok. Op 14 maart 1831 werd hij er hulpprofessor (buitengewoon hoogleraar) in de rechten. Op 14 juni 1831 verkreeg hij van de Eerste Kamer van de Universiteit Leiden een eredoctoraat in de rechten. In 1833 nam hij een gewoon hoogleraarschap rechten over. In zijn lezingen ging hij niet alleen in op de geschiedenis van het Nederlands burgerlijk recht, maar ook op de diplomatieke geschiedenis van Europa en de politieke geschiedenis van Nederland. In 1834 had hij ook lezingen gegeven over de geschiedenis van het Romeins recht en over de geschiedenis van de fundamentele vrijheden (door Thorbecke ’fundamentele waarden’ genoemd). Op 16 april 1836 werd hij lid van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen. In 1840/1841 was hij ook rector van zijn Alma Mater. Op 18 januari 1850 nam hij ontslag van zijn leerfuncties om zich volledig toe te leggen op de politiek.

Politieke loopbaan

In 1840 werd Thorbecke benoemd tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en nam het initiatief tot een radicale grondwetshervorming, waartoe hij al had opgeroepen in zijn geschriften Aanteekening op de grondwet en Proeve van herziene grondwet. In 1845 presenteerde hij het volledig uitgewerkte ontwerp van grondwetsherziening, maar dit werd in het parlement verworpen met 21 op 35 stemmen. Onder de indruk van de revolutionaire onrust in grote delen van Europa gaf Koning Willem II hem in 1848 de opdracht om met een commissie onder zijn leiding een volledige Grondwetsherziening uit te werken.[2] De centrale punten van de constitutionele hervorming waren dat de ministers de exclusieve verantwoordelijkheid hadden van de regering – en de koning dus geen regeringsmacht meer had – en de versterking van de Tweede Kamer der Staten-Generaal door een rechtstreekse verkiezing van het parlement. (Pas na de Eerste Wereldoorlog zou dit gebeuren via een algemeen en gelijk stemrecht van alle burgers.) Op 3 november 1848 kwam deze ’vreedzame revolutie’ met de goedkeuring van het parlement tot een succesvol einde. Koning Willem II, die de Commissie voor de Grondwetswijziging had benoemd, speelde er zelf een belangrijke rol in dat de Grondwetwijziging werd aangenomen: hij had grote invloed uitgeoefend op conservatieve parlementsleden, met name in de Eerste Kamer, om hen de nieuwe grondwet te laten aannemen. Volgens zijn eigen verklaringen was hij ’over nacht veranderd van conservatief naar liberaal’.

In de jaren daarna was Thorbecke drie keer voorzitter van de Ministerraad en tegelijkertijd minister van Binnenlandse Zaken: 1849-1853, 1862-1866 en 1871-1872.

In 1866 kreeg hij de eretitel van Minister van State.

Thorbecke wordt omschreven als streng, hard, zelfs meedogenloos en kwam in ruzies met Willem II en nog meer met Willem III.[3] Bij protestanten maakte hij zich impopulair door de katholieke bisdommen opnieuw toe te laten. Zelfs politieke medestrijders keerden zich van hem af. Toch slaagde hij erin Nederland fundamenteel te hervormen en om te vormen tot een moderne en liberale staat. Anders dan in de 17e eeuw was Nederland niet langer een grootmacht, maar slechts een klein land aan de rand van Europa, maar Thorbecke wist de Nederlanders nieuw zelfvertrouwen te geven: Vanaf dat moment waren zij er trots op het meest tolerante land van Europa te zijn. 4] In een van zijn laatste aantekeningen kort voor zijn dood schreef hij: ’Als klein, actief en niet overheersend volk moeten en kunnen wij het vrije volk van de wereld zijn in een monarchisch constitutioneel systeem.’ 5] Tijdens zijn ambtsperiode viel ook de afschaffing van de slavernij in Nederlands West-India in 1863.

 
rel=nofollow
Werk in uitvoering
Iemand is nog met dit artikel bezig. Kom later terug om het resultaat te bekijken.