Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Tussen-n in de Nederlandse spelling

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Met de doorvoer van de nieuwe Nederlandse spelling in 1996 is in het bijzonder het gebruik van de tussen-n in samenstellingen van twee woorden onder handen genomen. De nieuwe tussen-n-regels leidden ertoe dat er veel vaker een tussen-n wordt geschreven dan voorheen om de tussenklank (een interfix) die doorgaans als een sjwa wordt uitgesproken te vertegenwoordigen.

Aangezien veel Nederlanders de tussen-n en eind-n van nature niet uitspreken, leidt deze regel vaak tot veel geharrewar. Een aantal kranten en weekbladen waren van mening dat de nieuwe uitgave van het Groene Boekje in 2005 de regels bovendien nog eens extra bemoeilijkte met allerhande uitzonderingen, en namen derhalve afstand van de officiële spelling[1]. Hieruit ontstond het Platform de Witte Spelling, dat in 2006 leidde tot de uitgave van het Witte Boekje. Het platform heeft steun ontvangen van veel organisaties[2], waardoor men bijvoorbeeld in nationale kranten zoals het NRC Handelsblad weer als vanouds geschreven samenstellingen met alleen een tussen-e aantreft.

De spellingsregels voor de tussen-n volgens het Groene Boekje

De regels voor de tussen-n gelden voor de samenstellingen waarvan het eerste deel een zelfstandig naamwoord is en het interfix een toonloze /ə/ is (de sjwa). De verbindingsklank zelf wordt als /e/ geschreven.

De regels zijn vanzelfsprekend niet van toepassing op samenstellingen waarvan het eerste deel als afzonderlijk woord al eindigt op -e'; in die samenstellingen blijft de -en altijd staan. De regels zijn evenmin van toepassing op samenstellingen met een oude naamvals-n.[feit?] Ook deze n blijft gewoon bestaan: 's anderendaags, grotendeels, merendeel.

Dit zijn de regels voor de andere gevallen:

1. Schrijf -en- als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat uitsluitend een meervoud op -(e)n heeft: bessensap, boerendochter, boekenbon, koninginnensoep.

Deze regel is ook van toepassing wanneer het eerste deel een vrouwelijke nevenvorm is met een toonloze /ə/ achter het grondwoord, zoals studente. Het is dus agentenuniformrokje, een toilet voor docentes heet docententoilet, maar het is tevens secretaressebaan omdat hier het grondwoord van het eerste lid niet secretares is.

2. Schrijf ook een tussen-n wanneer het eerste deel een zelfstandig naamwoord is dat niet op een toonloze /e/ eindigt en een meervoud op -en of -s heeft, zoals ambtenaar. Het is dus ambtenarencentrale en directeurenoverleg.

In de overige gevallen wordt geen tussen-n geschreven:

1. Als het eerste deel een zelfstandig naamwoord is dat wel op -e eindigt maar geen meervoud heeft, zoals tarwemeel en rijstepap. En ook niet als het eerste deel van zichzelf (ook) een meervoudsvorm op -s heeft maar geen vrouwelijke nevenvorm is (zie hierboven): aspergesoep, horlogemaker. Het is dus bijvoorbeeld gedaantewisseling, omdat het meervoud van gedaante zowel gedaanten als gedaantes kan zijn.

2. Als het eerste deel geen zelfstandig naamwoord is maar een bijvoeglijk naamwoord of werkwoord. Zo is het bijvoorbeeld armelui en ook spinnewiel (eerste lid van het werkwoord spinnen), maar wel spinnenkop (eerste lid van het zelfstandig naamwoord spin).

3. Als het tweede deel geen zelfstandig naamwoord is maar een suffix; het is dus woordeloos en prinselijk.

Uitzonderingen

De eerste twee regels kennen vijf uitzonderingen. Er komt ook geen tussen-n:

  1. Als het eerste deel van de samenstelling verwijst naar een persoon of zaak die in zijn soort uniek is. Dikwijls speelt de context hier een grote rol. Het is dus bijvoorbeeld Koninginnedag (maar koninginnensoep) en zonne-/maneschijn.
  2. Als het eerste deel alleen een versterkende betekenis heeft. Het tweede deel is dan meestal een bijvoeglijk naamwoord. Het is dus beregoed, boordevol, reuzeleuk en apetrots, maar berenvel, reuzenlaars en apenrots.
  3. Als het geheel een versteende samenstelling is, waarvan de afzonderlijke delen niettemin nog goed herkenbaar zijn. Het eerste deel is in dit geval bijvoorbeeld een lichaamsdeel, zoals bijvoorbeeld bij kakebeen, kinnebak, en ruggespraak. Wat precies een versteende samenstelling genoemd mag worden is niet altijd even duidelijk. Zo worden bijvoorbeeld billenkoek, paddenstoel en hartenkreet sinds 2005 niet meer als versteend aangemerkt (verg. ter illustratie padde(n)stoel met het Engelse toadstool).
  4. Als een van de delen niet (meer) als afzonderlijk woord herkenbaar is doordat het verouderd of een verbastering is, zoals het geval is bij de woorden flierefluiter (een geval van assimilatie: "vlier" was een houtsoort waar in vroeger tijden fluiten van gemaakt werden), schattebout, bruidegom en nachtegaal.
  5. Als het woord als geheel geen samenstelling is, maar hier alleen op lijkt qua vorm. Het betreft hier vooral versteende acryologieën met een niet-Nederlandse herkomst, zoals kattebelletje (vermoedelijk afgeleid van het Italiaanse cartabella), bolleboos (van het Jiddische balboos, "heer des huizes"), apekool (mogelijk afgeleid van het West-Vlaamse apekalle, een vissoort), papegaai (heeft niets met "gaai" te maken, maar is via het oud-Frans ontleend aan het Arabisch).

Tussen 1996 en 2005 was er de paarde(n)bloemregel als zesde uitzondering. Deze regel die tot veruit de meeste hoofdbrekens leidde is weer afgeschaft.

De tussen-n voor 1996

De spelling van vóór 1996 was gebaseerd op woordbetekenis en de uitspraak van een groot deel van de Nederlandstaligen. Een samenstelling werd als volgt gevormd: appel + boom is appelboom. Om de uitspraak te vergemakkelijken, werd er soms de tussenklank -e- uitgesproken en geschreven, zoals in peer + boom: pereboom. Waarbij het eerste deel meervoud was, werd het woord als volgt gevormd: miljoenen + nota: miljoenennota, gekken + huis: gekkenhuis.

De enige uitzondering op de voorgaande regel was dat de tussenklank -e-, behalve voor meervoud, ook als -en- werd gebruikt bij persoonsnamen die niet één bepaalde vrouwelijke persoon aanduiden. Voorbeelden daarvan zijn herenhoed en heldendaad; een woord waarbij wel één vrouwelijk persoon wordt aangeduid is bijvoorbeeld koninginnedag.

In afleidingen werd hetzelfde principe van wel of geen meervoud vastgehouden:

zonder slaap - slapeloos
zonder ideeën - ideeënloos
met betrekking tot een vrouw - vrouw(e)lijk
met betrekking tot een man - man(ne)lijk

Bezwaren tegen de verschillende regelingen voor het schrijven van de tussen -n

Uit een woord als appelboom blijkt dat de tussenklank die als -e- wordt geschreven vermoedelijk historisch gezien helemaal geen meervoud aangaf, maar slechts de functie had van epenthesis. Vergelijk ter illustratie de volgende West-Germaanse cognaten:

Engels - Fries - Nederlands (na 1996)
grapevine - druvebeam - druivenboom
pear tree - parrebeam - perenboom
pancake - pannekoeke - pannenkoek
letterbox - brievebus - brievenbus

Het eerste lid van het woord in een samenstelling geeft de categorie weer: het type boom, koek enz. Het idee dat de betekenis van zo'n samenstelling aangeeft "koek gemaakt in slechts één pan" of "boom met meerdere appels" klopt dus niet. Zodoende zijn noch de regels van 1954 noch die van 1996 voor de tussen-n dus erg consequent, omdat kunstmatig het verband met meervouden is gelegd.

Zie ook

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

rel=nofollow
  • Woordenlijst Nederlandse Taal, Sdu-Lannoo, 2005. Hoofdstuk 8 uit de Leidraad.
rel=nofollow