Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Sjabtai Tsvi

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
rel=nofollow

Sjabtai Tsvi, ook Sabbatai Tsevi, Zwi (en andere schrijfwijzen) (Smyrna (het huidige İzmir), 1 augustus 1626Ulcinj, 17 september 1676) was een rabbijn en kabbalist die zichzelf tot Messias uitriep.

Afkomst

Sjabtai Tsvi’s ouders stamden uit Morea, de Peloponnesos. Zijn vader Mordechai (overleden 1653), werkte er als poelier. Nadat hij naar Smyrna verhuisde, werd hij handelsagent voor Nederlandse en Engelse kooplieden. De familienaam wijst erop dat de familie een Asjkenazische oorsprong had.

Sjabtai werd geboren in Smyrna op 9 Av in het jaar 5386 (volgens de joodse kalender en jaartelling) als tweede van drie zonen. Omdat zijn geboortedag een sabbatdag was, kreeg hij de voornaam Sabbatai, of, geschreven volgens de uitspraak in het Nederlands Sjabtai.[1] Op 9 Av valt ook de joodse gedenkdag Tisja beAv (’de 9e van de maand Av’), de rouwdag voor de vernietiging van de eerste en tweede tempel. Volgens een rabbijnse traditie zou de Messias op 9 Av geboren worden.

Er is weinig bekend over zijn kindertijd, jeugdjaren of opleiding. Waarschijnlijk kreeg hij een traditionele joodse scholing. Zijn broers Elija en Joseph werden handelaars, maar de familie hoopte dat Sjabtai een lid van de rabbijnse elite zou worden (Chacham, een „Wijze”).

Een van zijn leraars aan de jesjiva van Smyrna was de kabbalist Jozef Escapa. Toen hij zestien was begon hij een ascetisch leven te leiden, waarbij rabbi Isaac di Alba hem leidde.

Toen hij rond de 22 jaar was, trouwde hij de eerste keer, maar hij vermeed seksuele gemeenschap met zijn vrouw. Het huwelijk werd na enkele maanden ontbonden.[2][3] Een tweede huwelijk te Smyrna eindigde op gelijkaardige manier.[3]

Profeet en kabbalist

In 1648, toen tijdens een Oekraïense opstand tegen de Poolse aristocratie onder leiding van de Kozak Bogdan Chmelnitski meer dan 100.000 Oost-Europese Joden in pogroms werden vermoord, kreeg Sjabtai een visioen. Volgens een aantal verslagen verklaarde hij tegenover vrienden dat hij een profeet was. Tussen 1651 en 1654 werd hij uitgesloten (cherem) uit de joodse gemeente en moest hij Smyrna verlaten. Na omzwervingen door Griekenland en Thracië trok hij naar Thessaloniki (Saloniki), waar hij vele vrienden maakte. Hij nodigde zijn vrienden uit voor een plechtige viering van zijn huwelijk als En Sof (een kabbalistische term in verband met de goddelijke oorsprong van alles van geschapen is) met de Thora. Als gevolg hiervan besloten de rabbijnen hem uit te wijzen.[4] In 1658 was Sjabtai in Istanboel, waar hij zich verder in de kabbala verdiepte tot hij in 1659 ook daar uitgewezen werd. Samen met rabbi David Chabillo, een kabbalist en afgevaardigde van de Jeruzalemse Joden, die hij in Istanboel had ontmoet, keerde hij terug naar Smyrna.

Jeruzalem en Kaïro / Huwelijk

In 1662 reisde Sjabtai Tsvi over Rhodos en Kaïro naar Jeruzalem. In 1663, tijdens zijn verblijf in Jeruzalem, kreeg de joodse gemeente een grote dwangsom te betalen. Aangezien het bedrag zo hoog was dat ze het niet zelf konden betalen, besloten ze iemand naar de welstellende joodse gemeente te Kaïro te sturen om daar financiële steun te halen. Sjabtai Tsvi werd hiervoor uitgekozen en tegen einde 1663 begon hij aan de reis.

Op 31 maart 1664 trouwde Sjabtai in Kaïro met een uit Polen stammende joodse vrouw, genaamd Sara. In 1655 zou zij reeds in Amsterdam beweerd hebben dat zij met de messiaanse koning zou trouwen. Mogelijk koos Sjabtai haar daarom tot bruid. Enkele auteurs noemen haar „geestelijk verward”. In Markus Branns Jüdische Geschichte uit 1903 is daarvan geen sprake: de idee een bruid van Christus, de Messias, te zijn, was geen teken van geestelijke verwarring, maar was toen, net zoals nu, een vast bestanddeel van de visie van elke christelijke non, zoals door het dragen van de nonnenring wordt gesymboliseerd. Sara en haar broer hadden als kind de Chmelnitski-pogroms van 1648 overleefd. Zij werd op zesjarige leeftijd als wees naar een klooster gebracht om daar te worden opgevoed. Onder onduidelijke omstandigheden keerde ze later in Amsterdam terug naar de joodse gemeenschap en reisde via Duitsland naar Livorno. Nadat Sjabtai haar verhaal hoorde, liet hij haar van daaruit naar Kaïro halen.

Het huwelijk verbrak de ban die op Sjabtai rustte en baande de weg om een groep aanhangers bijeen te brengen. Brann schreef: „De joden in Egypte en in het heilige land werden meegesleurd in een hoopvolle extase. De ban over Sjabtai geraakte in vergetelheid, en zelfs zijn geboortestad ontving hem jubelend als Messias en verwachtte volgens zijn profetie dat in het jaar 1666 met zekerheid de redding die voor Israël en de wereld zou aanbreken.”

Messias

Het werd een beslissende gebeurtenis toen Sjabtai Tsvi zich tegen het einde van 1664 of het begin van 1665 door de kabbalist Nathan Aschkenazi, een kabbalist in Gaza, een geestelijke onderwijzing (een Tiqqun) wou laten geven. De rabbi deelde hem mee dat hij geen Tikkoen nodig had, aangezien hij de Messias was.

Aangemoedigd door Nathans voorspellingen en door „stemmen” die deze had gehoord, maakte Sjabtai op 31 maart 1665 (17 sivan), tijdens zijn verblijf in Gaza, bekend dat hij de Messias was. Hij stelde twaalf leden van de gemeente te Gaza aan als vertegenwoordigers van de twaalf stammen van Israël. Zo begon de messiaanse beweging die door de hele joodse diaspora voelbaar zou zijn: het sabbatianisme. (Niet genoemd naar de sabbat maar naar Sjabtai (Sabbatai) Tsvi.)

Verspreiding

Het messiaanse enthousiasme kreeg eerst Gaza in zijn greep en verspreidde zich van daaruit naar Hebron, Safed en Kaïro. Waar vele aanhangers van de luriaanse kabbala waren, werd ook de sabbatiaanse beweging sterk. Het nieuws dat de Messias verschenen zou zijn, verspreidde zich razendsnel. Nathan Asjkenazi, die de theoloog van de beweging werd, schreef brieven aan de andere gemeenten; bovendien verspreidden aanhangers en reizigers het „goede nieuws”. In oktober 1665 drong het nieuws tot Europa door, waar hij een vrij grote aanhang kreeg. Factoren die het verlangen naar de komst van de Messias stimuleerden, waren de dertigjarige oorlog in Duitsland en de grote Kozakkenopstand onder Bogdan Chmielnicki tegen de Poolse adel en hun administratie, onder wie vele joden waren.

„Met enthousiasme namen de grote gemeenten van het Europese Avondland, vooral die van Amsterdam en Hamburg de verslagen op die uit Turkije kwamen. Portugese en Duitse joden hoopten door Sjabtai Tsvi in de nabije toekomst een buitengewone metamorfose van alle dingen mee te maken. De enen bereidden zich op het nieuwe messiaanse rijk voor met vreugdevolle opwinding voor met gezang en dans, de anderen in nederige wroeging door kastijdingen en boete doen, maar allen in koortsachtige opschudding. In Smyrna werd de vastendag van 17 tammuz afgeschaft omdat Sjabtai het nieuws verspreidde dat hij op die dag de goddelijke roeping had gekregen. Ook de gedenkdag van de vernietiging van de tempel zou in de toekomst als zijn geboortedag niet meer met duistere rouwgebruiken, maar met luide feestelijkheden worden gevierd.”[5]

Sjabtai trok naar Palestina en verscheen samen met de door hem aangeduide twaalf vertegenwoordigers van de stammen van Israël te Jeruzalem om op de tempelberg te offeren. Hierdoor kwam hij in conflict met het plaatselijke rabbinaat, dat zijn aanspraak de messias te zijn afwees. Nadat hij vruchteloos probeerde de moslimheersers uit te dagen, moest hij Jeruzalem verlaten. Via Safed, Damaskus en Aleppo keerde hij terug naar Smyrna, waar hij in de herfst van 1665 aankwam. Inmiddels was door het rabbinaat van Jeruzalem een ban over hem uitgesproken.

Smyrna en Constantinopel

In Smyrna hield Sjabtai zich voorlopig op de achtergrond. Ook in zijn geboortestad waren de joden verdeeld over de vraag hoe men Sjabtai moest behandelen. In december zette hij een volgende stap: hij bezette de sefardische synagoge. Op 30 december 1665 trok hij, onder begeleiding van vier rabbijnen, naar Constantinopel. De Turkse ambtenaren waren tot nu toe rustig gebleven, maar arresteerden de „Messias” en zijn begeleiders zodra hij in begin februari 1666 in Constantinopel aankwam. In Gallipoli werd hij in een soort ere-gevangenis geplaatst, waar hij het bezoek van vertegenwoordigers kon ontvangen en audiënties kon geven.

Bekering en einde

Op 15 september 1666 kreeg Sjabtai de beslissing van de rechtbank te horen. Hij mocht kiezen tussen de islam aannemen of bewijzen dat hij de messias was door een boogschutter op hem te laten schieten om hiermee zijn onverwondbaarheid aan te tonen. De volgende dag maakte hij bekend dat hij koos voor de bekering tot de islam. Deze werd gesymboliseerd door een tulband op te zetten; hij kreeg de naam van sultan Mehmed Efendi. Zijn vrouw Sara koos eveneens voor de islam. Ongeveer 300 families van zijn volgelingen gingen naar de islam over. Zij werden bekend als dönmeh of dönme (bekeerlingen).[6] Andere aanhangers bleven geschokt achter.

Eind 1672 werd Sjabtai gearresteerd. De aanklacht luidde: afval van de islam. Sjabtai werd echter niet ter dood veroordeeld, zoals bij gelijkaardige gevallen gebruikelijk was, maar werd verbannen naar Albanië. Tien jaar na zijn conversie tot de islam overleed hij in ballingschap op 16 september 1676, op de Grote Verzoendag.

Nawerkingen

Volgelingen van Sjabtai, de dönmehs (ook dönme), gingen in Griekenland en Turkije wonen. Kleine groepen bestaan vandaag nog. Daarnaast bestonden verschillende neosabbatiaanse, op de islam lijkende groepen (bijvoorbeeld de Karakaşlar of de Yakubiler (jakobieten)). In Polen werden de overgebleven groepen van volgelingen opgenomen in de beweging van Jakob Frank.

Bronnen, noten en/of referenties

Literatuur
  • (de) Markus Brann, Jüdische Geschichte, Löwit-Verlag, Wien 1903, Deel 4, p. 48–51.
  • (de) Chajim Hasas, Am Ende der Tage, 1934.
  • (de) Josef Kastein, Sabbatai Zewi. Der Messias von Ismir, Ernst Rowohlt-Verlag, Berlijn 1930. openlibrary.org
  • (de) Salomon Poljakov, Sabbatai Zewi. (Vertaald uit het Russisch door Z. Holm.) Welt-Verlag, Berlin 1927.
  • (de) Gershom Scholem, Sabbatai Zwi. Der mystische Messias. Jüdischer Verlag, Frankfurt am Main 1992, ISBN 3-633-54051-2.
  • (de) Ludwig Storch, Der Jakobsstern. Vier Theile. Sauerländer, Frankfurt am Main 1836.

Weblinks

Jewish Encyclopedia 1906  (en) Shabbetai Ẓebi B. Mordecai, in: Jewish Encyclopedia, New York: Funk & Wagnalls, 1901-1906. (vertaal via: Vertaal via Google translate)

(de) Klaus Kienzler: Sabbathai Zewi. In: Biographisch-Bibliographisches Kirchenlexikon (BBKL). Deel 8, Herzberg 1994, ISBN 3-88309-053-0, kol. 1142–1144 (verkorte actuele versie),  (gearchiveerde versie(?) (vertaal via: Vertaal via Google translate))


Bronverwijzingen
  1. º Sjabtai is ook de Hebreeuwse naam van de planeet Saturnus.
  2. º Jewish Encyclopedia, zie weblinks, Early Years.
  3. 3,0 3,1 Gershom Gerhard Scholem, R. J. Zwi Werblowsky, Sabbatai Sevi: The Mystical Messiah, 1626-1676 p. 124
  4. º Jewish Encyclopedia, zie weblinks, In Salonica
  5. º Brann, p. 50
  6. º Adam Kirsch, The Other Secret Jews, review of Marc David Baer, The Dönme: Jewish Converts, Muslim Revolutionaries, and Secular Turks, in: The New Republic, 15 februari 2010, geraadpleegd op 20 februari 2010
rel=nofollow