Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Robert Wyatt

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Robert Wyatt, geboren als Robert Ellidge, (Bristol, 28 januari 1945) is een Brits drummer en zanger, een van de voormannen van de progressieve rock en Canterbury-scene vanaf het midden van de jaren zestig.

Levensloop

Robert Wyatt werd geboren als zoon van George Ellidge en Honor Wyatt. Zij woonden in Zuid-Londen, maar wanneer bij zijn vader Multiple Sclerose ontdekt werd, verhuisde de familie naar Lydden, vlak bij Canterbury. Ze woonden daar in een groot huis waarvan kamers verhuurd werden. Een van de tijdelijke huurders was de Australische hippie Daevid Allen, die de show stal met zijn enorme verzameling muziek. Van een bezoekende Amerikaanse slagwerker, George Niedorf, leerde Wyatt drummen en beeldhouwen. George Ellidge overleed in 1963 en Robert nam de achternaam van zijn moeder aan.

Soft machine

Ofschoon Wyatt samen met broers Brian en Hugh Hopper al met muziek experimenteerde in de vroege jaren zestig, startte zijn muzikale carrière pas echt toen Wyatt met Daevid Allen en Hugh Hopper in 1963 het Daevid Allen Trio oprichtte. Na een tour door Frankrijk werd Allen de toegang tot Engeland geweigerd, Hopper en Wyatt gingen terug naar Canterbury en vormden daar samen met Richard Sinclair, Kevin Ayers en Brian Hopper de R&B-groep The Wilde Flowers. Wyatt begon als drummer bij de groep, maar na het vertrek van Ayers werd Wyatt tevens de zanger. De samenstelling van de groep onderging verschillende wijzigingen en in 1966 viel de groep uiteen, de leden richtten vervolgens Soft Machine en Caravan op.

De originele bezetting van Soft Machine bestond uit Kevin Ayers, Daevid Allen, Hugh Hopper en Mike Ratledge. Wyatt was tegelijkertijd drummer en zanger, een voor die tijd ongebruikelijke combinatie in een rockband. Na een aantal jaren zei hij de groep vaarwel, omdat hij zijn ei niet meer kwijt kon in de gekozen muziekstijl, die meer richting jazz bewoog en waarbij weinig ruimte was voor zangpartijen. Na de opnames van Fourth verliet Wyatt definitief Soft Machine.

Solocarrière

Wyatt bracht in 1970 zijn eerste soloalbum uit, The End Of An Ear. Het album bestaat grotendeels uit zangimprovisaties met echo-effecten. In 1971 richtte Wyatt vervolgens samen met Dave Sinclair, Phil Miller en Bill McCormick Matching Mole op. Met Matching Mole maakte Wyatt twee albums. Op het eerste album was de invloed van Wyatt overduidelijk aan te wijzen, op het tweede album trad Wyatt meer terug, waardoor het album grotendeels instrumentaal bleef, op enkele nummers na, zoals de aanklacht tegen het onwereldse karakter van de Christelijke religie in 'God Song'. Eind 1972 hief Wyatt Matching Mole op, hij wilde niet langer in het middelpunt van de belangstelling staan, maar “gewoon een van de leden van de groep” zijn. In de winter van 72-73 nam Wyatt een tijd vrij en reisde hij met zijn vriendin (en toekomstige vrouw) Alfreda Benge (koosnaam "Alfie") naar Italië.

Ongeluk

Terug in Londen vormde Wyatt WMWM, een improvisatie-kwartet met Gary Windo, Dave MacRae and Ron Mathewson. Er waren ook plannen om Matching Mole nieuw leven in te blazen en een derde elpee uit te brengen, maar op 1 juni 1973 viel Robert Wyatt tijdens een feest uit een raam en liep daardoor een dwarslaesie op. Maanden van moeizaam herstel volgden en de rest van zijn leven moet hij zich in een rolstoel voortbewegen. De muzikant en zanger Wyatt ging door, maar aan zijn activiteiten als drummer kwam door de val een einde.

In 1974 kwam Wyatt met een volgend soloalbum: Rock Bottom, waarop hij duidelijk worstelde met de gevolgen van zijn ongeluk. Slechts drie maanden nadat hij uit het ziekenhuis ontslagen werd, kwam het album uit. Wyatt’s vriend Nick Mason (Pink Floyd) produceerde het en een bijzondere selectie van musici droeg aan het album bij. Het hoogstaande vakmanschap van de musici, gecombineerd met Wyatt’s stem en keyboard-spel schiepen een beluisterenswaardige mix van humor, melancholie en vervreemding. Het eindresultaat was een uitzonderlijk, ongeëvenaard werkstuk. Bijzonder waren naast Wyatt's stem de basgitaarsolo van Hugh Hopper in Alifib en de sax van Gary Windo in Alife. Het album kreeg in Frankrijk de Grand Prix de l'Académie Charles Cros.

Het derde solo-album dat een jaar later uitkwam, Ruth Is Stranger Than Richard, was een bizar samenstel van surrealistische vertellingen. De muziek op de albums was experimenteel en duidelijk waren de jazz-interesses van Wyatt te herkennen. Controversieel in de wereld van de progressieve rock was zijn opname in 1974 van het Monkees-nummer I'm a Believer, waarmee hij scoorde in de Britse hitlijsten. De weigering van Top of the Pops om hem in zijn rolstoel te laten optreden, werd breed uitgemeten en bediscussieerd in de muziekpers. Na veel publiciteit moest het BBC programma toegeven en kon Wyatt alsnog zijn kunsten vertonen, waarbij hij opviel door zich als een "militante gehandicapte" te gedragen.

Op muziekgebied werd het vervolgens een tijd stil rond Wyatt, pas in het midden van de tachtiger jaren kwam er nieuw werk uit in de vorm van een single (Work In Progress, 1984) en een album (Old Rottenhat, 1985), beide gekenmerkt door Wyatt als soloartiest die alle instrumenten zelf voor zijn rekening nam.

In 1984 droeg Wyatt bij aan het Last Nigthingale project, een steunbetuiging aan Britse mijnwerkers die in staking waren tegen de Britse conservatieve regering onder leiding van Margaret Thatcher. Naast musicus was en is Wyatt namelijk ook een linkse radicaal, met duidelijke sympathie voor het communisme, waarbij hij regelmatig (muzikaal) ten strijde trok tegen wat hij als misstanden beschouwde. Een voorbeeld hiervan was het nummer Shipbuilding dat Elvis Costello voor hem schreef en dat een bijtende aanklacht tegen Thatcher’s oorlog in de Falklandeilanden was. Een ander aspect van Wyatt's tegendraadsheid was de weigering om regelmatig albums uit te brengen, hetgeen de platenmaatschappijen van hem eisten.

Na ’86 trok Wyatt zich terug en samen met zijn vrouw ging hij een tijd in Spanje wonen. Alfie schreef daar een aantal gedichten die de basis zouden vormen voor zijn volgende album: Dondestan. Dondestan kwam pas in 1991 uit en werd zonder twijfel beschouwd als het beste dat Wyatt na Rock Bottom produceerde. Critici waren enorm lovend over dit album, Wyatt werd als een epigoon uit een voorbije tijd opgevoerd en stond weer een tijd in het middelpunt van de belangstelling. Het album A Short Break uit 1992 was hierbij vergeleken een teleurstellend resultaat.

Na Dondestan werd het weer stil rond Wyatt. Hij is wel als gastspeler / gastzanger te horen op albums van andere musici (bijvoorbeeld United Kingdoms van Ultramarine in 1993 en Songs van John Greaves in 1995). Pas eind 1996 begon Wyatt te werken aan een nieuw album waarop wederom allerlei gastmusici te horen zijn. Shleep kwam in 1997 uit, en werd weer enorm lovend door de critici ontvangen.

Vervolgens verdween Wyatt weer naar de achtergrond. Hij was wel regelmatiger te horen op de albums van andere musici. Wyatt was verbonden met het SoupSongs van de tromboniste Annie Whitehead. Deze groep deed in 1999 een aantal optredens met uitsluitend solowerk van Wyatt. Met SoupSongs zou Wyatt, die al jaren niet meer optrad, in 2003 nog een aantal live-studio-opnames maken voor de BBC.

Robert maakte de gelouterde CD Shleep in 1997. Daarna kwam Cuckooland in 2003. Ook hier zijn een groot aantal gastmusici te horen, waaronder Brian Eno en David Gilmour. En ook in dit geval waren de kritieken weer bijzonder lovend.

Robert Wyatt blijft actief in de muziekwereld. Steeds weer komen er nieuwe samenwerkingsverbanden. Een van de laatste bijdragen is aan het nummer Submarine van Björk, dat op haar vijfde album staat. Het links-radicale gedachtegoed dat Wyatt jarenlang uitdroeg, is tegenwoordig goeddeels afwezig in zijn werk en vervangen door meer beschouwelijke of filosofische teksten. Een voorbeeld hiervan is het nummer Free will and testament op het album Shleep. De zang van Wyatt wordt vaak omschreven als "de zieligste stem op aarde" (saddest voice on earth).

Robert is te zien en te horen op de DVD Remember that Night van voormalig Pink Floyd-concurrent David Gilmour, die op 17 september 2007 verscheen. In de begeleidende documentaire legt hij uit, dat hij, een uitzondering daargelaten, al 30 jaar niet meer optreedt omdat hij dat niet meer durft. Het leven in een rolstoel kent nu eenmaal zijn beperkingen.

Op 8 oktober 2007 verschijnt de nieuwe CD Comicopera. Dat gebeurt op het onafhankelijke label Domino Records, waarop bijvoorbeeld ook de Arctic Monkeys zitten.

Op 17 september 2009 ontving hij een eredoctoraat van de Université de Liège.

Discografie

De soloalbums van Robert Wyatt

1970 The End Of An Ear
1974 Rock Bottom
1975 Ruth Is Stranger Than Richard
1981 Nothing Can Stop Us
1982 Animals Film Soundtrack
1985 Old Rottenhat
1987 The Peel sessions
1991 Dondestan
1992 A Short Break
1994 Going Back A Bit (verzamelalbum)
1994 Flotsam Jetsam (verzamelalbum)
1997 Shleep
2003 Solar Flares Burn For You
2003 Cuckooland
2004 His Greatest Misses (verzamelalbum)
2005 Robert Wyatt & Friends - Theatre Royal Drury Lane 8th September 1974 (Live opnames)
2007 Comicopera