Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Oorlogsliefdekind

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Het project Oorlogsliefdekind vormt een verzameling verhalen van de verzwegen Nederlands-Indonesische kinderen, verwekt door Nederlandse militairen bij Indonesische vrouwen tijdens en na afloop van de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog in de periode 1946-1951.

Na de definitieve onafhankelijkheidsoverdracht van Indonesië in 1949 keerden de Nederlandse troepen terug naar Nederland. Zij lieten een onbekend aantal kinderen achter bij hun moeders in het nieuwe Indonesië. Schattingen wijzen uit dat het om duizenden kinderen moet gaan.


Achtergronden

Het einde van de Tweede Wereldoorlog luidde tevens het einde in van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië, de Nederlandse kolonie in Zuidoost-Azië. De Nederlandse overheid trof al vanaf 1944 voorbereidingen om na afloop van de Tweede Wereldoorlog het gezag in haar kolonie Nederlands-Indië weer over te nemen. Maar binnen twee dagen na de Japanse capitulatie riepen Indonesische nationalisten de onafhankelijke Republik Indonesia uit. Nederland accepteerde deze onafhankelijkheid niet. Tijdens de hierop volgende dekolonisatieoorlog werden tussen 1946 en 1949 Nederlandse militairen naar Nederlands-Indië verscheept om de orde te herstellen en het gebiedsdeel als Nederlandse kolonie te behouden. Deze periode staat ook wel bekend onder de eufemistische benaming politionele acties.

Aanvankelijk werden er alleen oorlogsvrijwilligers geworven, maar toen de animo voor vrijwillige aanmelding vrij snel opdroogde, werd het door een inderhaast doorgevoerde wetswijziging mogelijk om ook dienstplichtigen te sturen. In totaal werden in een periode van 3 jaar 135.000 veelal jonge Nederlandse militairen naar de opstandige kolonie gestuurd: 15.000 manschappen van de mariniersbrigades en 120.000 militairen van de Koninklijke Landmacht (oftewel het KL). Zij werden daar toegevoegd aan de ongeveer 40.000 achtergebleven militairen van het voormalige koloniale Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL).

Nederlands-Indonesische soldatenkinderen

De Nederlandse manschappen van het KL werden gestationeerd in met name Java, Sumatra en Celebes [1]. De militairen verbleven vaak voor langere tijd op dezelfde standplaats. Zij bezochten ontspanningscentra voor militairen, maar ook lokale bioscopen, markten, dancings en eethuisjes. Bovendien werden de huishoudelijke taken op de kazernes verricht door lokale vrouwen, de zogenaamde baboes. Deze verzorgden de was, hielden de kazernes schoon, en hielpen in de keukens. De Nederlandse manschappen knoopten seksuele relaties aan met Indonesische vrouwen. Bij deze intieme omgang werden – vaak onbedoeld – kinderen verwekt.

Na de definitieve onafhankelijkheid van Indonesië in december 1949 keerden de manschappen verplicht terug naar Nederland. Eventuele aanvragen bij de Nederlandse overheid om in het nieuwe Indonesië te mogen blijven, werden afgewezen. De soldatenkinderen en hun moeders bleven achter in Indonesië. Contacten tussen de Nederlandse vaders en hun Indonesisch-Nederlandse nageslacht zijn in vrijwel geen enkel geval hersteld. De kinderen groeiden op als half-wezen bij hun moeders, werden bij familie ondergebracht of ter adoptie aangeboden, of kwamen in weeshuizen terecht. Een klein aantal is op latere leeftijd alsnog naar Nederland gekomen, bijvoorbeeld doordat de moeders als Indische Nederlanders na de onafhankelijkheidsoverdracht zelfstandig recht hadden op migratie naar Nederland, of met Indische familieleden die als spijtoptant in latere jaren naar Nederland kwamen.

Bezettingskind

Uitgaande van cijfers over bezettings- en bevrijdingslegers en de verwekte kinderen die legers te velde hebben achtergelaten, lopen de schattingen in het geval van het Nederlandse leger uiteen tussen de 3.000 en 8.000 kinderen, geboren uit seksuele contacten tussen Nederlandse militairen en Indonesische vrouwen.

Het gegeven ‘bij lokale vrouwen verwekte kinderen door militairen te velde’ is een niet onbekend fenomeen. De tijdens de Vietnamoorlog aldaar door Amerikaanse militairen verwekte kinderen zijn bekend geraakt onder de term Amerasians. In Nederland kennen we de door Canadese militairen verwekte Bevrijdingskinderen.[1] Het liedje ‘Trees heeft een Canadees’ verwijst naar de jonge vrouwen die de bevrijding uitbundig vierden aan de arm van een Canadese militair.[2] Naar schatting zijn rond de 6000 kinderen uit deze kortstondige verhoudingen geboren. De benaming Moffenkinderen raakte in de naoorlogse jaren in zwang voor kinderen geboren uit een relatie van een Nederlandse vrouw met een Duitser tijdens de bezettingsjaren.[3] De moeders werden moffenmeid of moffenhoer genoemd. De half-Nederlandse kinderen van Nederlandse militairen in Indonesië werden na de onafhankelijkheid vaak uitgemaakt voor ‘londo’ of ‘buleh’: blanke, kind van de bezetter.

De Amerikaanse overheid is de tijdens krijgsverrichtingen in Azië verwekte kinderen tegemoetgekomen middels de Amerasian Homecoming Act uit 1987. Op basis van hun uiterlijk en leeftijd mochten nakomelingen met hun familie in de eerste graad een verblijfsvergunning aanvragen in de VS. Daar is door zo’n 25.000 Vietnamees-Amerazische mensen gebruik van gemaakt. Door Duitsland is een soortgelijk gebaar gemaakt tegenover Franse nakomelingen, verwekt door Duitse manschappen tijdens de bezettingsjaren. Al was dat pas in 2009, nadat in 2003 een documentaire op de Franse televisie aandacht had besteed aan de gemankeerde levens en het verdriet van deze nakomelingen.[4] Deze ‘bâtards de Boches’ (moffenbastaards, heden ten dage wat vriendelijker omschreven als ‘enfants de guerre’) konden als tweede nationaliteit de Duitse nationaliteit aanvragen. Voor zover bekend hebben maar weinigen daar gebruik van gemaakt.

Het project Oorlogsliefdekind

In Nederland is tot 2009 geen aandacht geweest voor het bestaan van nakomelingen van Nederlandse manschappen, verwekt tijdens de dekolonisatieoorlog in Indonesië. Op een enkele uitzondering na, bijvoorbeeld in een aflevering van het televisieprogramma Spoorloos, is er weinig over naar buiten gekomen (Spoorloos, KRO, 27 april 1997: 'Tweeling H. en V. Bakker doet oproep naar onbekende vader, een Indiëveteraan' en 11 mei 2005: 'Dien Faessen treft Nederlandse halfbroer'). Dat veranderde met het initiatief van de website Oorlogsliefdekind.nl. Middels deze website werden betrokkenen uitgenodigd hun persoonlijke verhaal te vertellen, in de gelegenheid gesteld hun Nederlandse dan wel Indonesische familieleden te zoeken en om ervaringen te delen met lotgenoten. De presentatie van de website op de Tong Tong Fair en de documentaire 'Tuan Papa' op de Nederlandse televisie, uitgezonden als speciale lange uitzending in het programma Andere Tijden van de publieke omroepen NTR/VPRO, brachten het onderwerp onder de aandacht van het grote publiek.[5] Door deze publicaties en de stroom van media-aandacht die hier op volgde, kwamen honderden reacties binnen op de website. Dit toonde voor het eerst onomstotelijk het verzwegen bestaan aan van Indonesisch-Nederlandse soldatenkinderen.

De website is een veel bezocht platform geworden voor verhalen, zoektochten en het leggen van contacten met lotgenoten. Maandelijks bezoeken 1000 tot 2000 unieke bezoekers de website. Er zijn honderden zoektochten gestart van Indonesisch-Nederlandse oorlogsliefdekinderen naar hun Nederlandse soldatenvaders of halfbroers/zusters en andersom, zoektochten van Nederlandse kinderen naar hun mogelijke Indonesische halfbroer of -zus. De verhalen vormen een 'digitaal monument’ voor en door mensen die zestig jaar lang hun verhaal voor zich hadden gehouden. Er wordt tevens een beeld opgebouwd van de historische context rondom deze soldatenkinderen.

Naar aanleiding van de vele zoektochten en oproepen op de website, heeft de FIOM, de landelijke organisatie voor hulp bij afstammingsvragen, het op zich genomen consultatiegesprekken te houden met betrokkenen die daar prijs op stellen. Met behulp van bemiddeling door het FIOM zijn enkele kinderen die in Nederland woonachtig zijn, met hun biologische vaders in contact gekomen.

De basis die ten grondslag ligt aan het project Oorlogsliefdekind is een typisch voorbeeld van een 'Oral History'-project, waarbij gebruik is gemaakt van Mondelinge Geschiedenis ter vergaring van het eerste bronnenmateriaal: een methode van wetenschappelijk onderzoek naar het verleden op basis van mondelinge overlevering. Deze methode is gehanteerd omdat er geen geschreven documenten of andere bronnen over het onderwerp bekend waren. Op basis van de primaire bronnen kon nader onderzoek verricht worden in archieven en secundaire bronnen. Eind november 2013 verschijnt bij de historische uitgeverij Boom en met financiële ondersteuning van het Fonds voor Bijzondere Journalistieke Projecten het boek ‘Liefde in tijden van oorlog’.[6] In dit boek analyseren de auteurs het bestaan en de persoonlijke geschiedenissen van de tot dan toe verzwegen Nederlands-Indonesische oorlogsliefdekinderen en schetsen zij de historische context waarin deze kinderen verwekt werden en opgroeiden. In juli 2014 volgt een herdruk.

Trivia

De website Oorlogsliefdekind.nl is begin 2014 door de nationale Koninklijke Bibliotheek (KB) aangemerkt als belangrijk digitaal erfgoed en wordt sindsdien door de KB gemonitord en digitaal opgeslagen.

Een aantal van de interviews met Nederlandse militaire vaders, Indonesische moeders en hun oorlogsliefdekinderen ligt opgeslagen bij de database DANS van het KNAW (Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen) en is beschikbaar voor onderzoeksdoeleinden.

In samenwerking met het Veteraneninstituut en De Basis, en met financiële steun van het Nationaal Fonds voor Vrede, Vrijheid en Veteranenzorg is in het najaar van 2010 voor het eerst een landelijke Contactdag georganiseerd voor ondersteuning van de doelgroep.

Literatuur en films

  • Tuan Papa, regie Annegriet Wietsma, productie Hellwig Productions Audiovisuals. Uitzending Andere Tijden Special, 80 minuten, 1 juli 2010
  • Liefde in tijden van oorlog. Onze jongens en hun verzwegen kinderen in de Oost, Annegriet Wietsma en Stef Scagliola. Uitg. Boom Amsterdam 2013, 356 pg's, ISBN 978 94 6105 520 0

Externe links

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

  1. º Rains, Olga, L. Rains en M. Jarratt, Voices of the left behind. Project Roots and the Canadian War Children of World War II. Toronto, Dundurn, 2004 – Zij die achterbleven. Bevrijdingskinderen op zoek naar hun Canadese vaders. Huizen, Pica, 2005.
  2. º Okkema, Bonnie, Trees krijgt een Canadees. Bevrijdingskinderen in Nederland. Zutphen, Walburg Pers, 2012.
  3. º Diederichs, Monika, Kinderen van Duitse militairen in Nederland. Een verborgen leven. Soesterberg, Aspekt, 2012
  4. º Enfants de Boches. Regie: Christophe Weber en Olivier Truc, Sunset Press, France 3, 2003.
  5. º Tuan Papa. Regie Annegriet Wietsma, productie Hellwig Productions Audiovisuals, Andere Tijden Special, 80 minuten, 1 juli 2010.
  6. º Wietsma, Annegriet en Stef Scagliola, Liefde in tijden van oorlog. Onze jongens en hun verzwegen kinderen in de Oost. Uitg. Boom, Amsterdam 2013, 356 pg's, ISBN 978 94 6105 520 0.
rel=nofollow

Q24063728 op Wikidata  Intertaalkoppelingen via Wikidata (via reasonator)

rel=nofollow
rel=nofollow