Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Noam Chomsky

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Avram Noam Chomsky (Philadelphia (Pennsylvania), 7 december 1928) is een Amerikaans taalkundige, mediacriticus, politiek activist en anarchistisch denker. Chomsky is emeritus hoogleraar taalkunde aan het Massachusetts Institute of Technology. Als grondlegger van de generatieve taalkunde is hij een van de invloedrijkste taalwetenschappers van de 20e eeuw.[1]

Kern van Chomsky's taalkunde is de hypothese van de universele grammatica: een aangeboren taalvermogen dat alle mensen delen en dat de overeenkomsten tussen menselijke talen verklaart.[2] Chomsky's taalkunde is rationalistisch (in tegenstelling tot empiristisch). Zijn inzichten betekenden de doodklap voor de behavioristische taalkunde en een stimulans voor de cognitiewetenschappen.[3]

In het verlengde van de generatieve grammatica ontwikkelde hij de Chomsky-hiërarchie, een veelgebruikte classificatie van formele talen met toepassingen in de informatica.

Daarnaast staat Chomsky ook bekend als politiek activist. Hij schreef diverse kritische boeken over met name de Amerikaanse buitenlandse politiek en de rol van ideologie en media in westerse samenlevingen. Chomsky beschouwt zichzelf als libertarisch socialist en in veel opzichten als anarchist.

Levensloop

Chomsky werd geboren als zoon van Elsie Simonofsky en William (Zev) Chomsky, beiden van Joodse komaf. Hij heeft een jongere broer, David Eli Chomsky. Vader William Chomsky vluchtte in 1913 uit Rusland voor de dienstplicht in het leger van de tsaar. In Baltimore aangekomen vond hij aanvankelijk emplooi in sweatshops, ging vervolgens studeren aan de Johns Hopkins Universiteit (waarbij hij met lesgeven in zijn levensonderhoud voorzag) en werkte zich op tot hoofd van een joodse school in Philadelphia. Later werd William Chomsky Faculty President van de hogeschool (lerarenopleiding) Gratz College en gaf hij les aan Dropsie College (nu Center for Advanced Judaic Studies). Daarnaast schreef Noams vader verschillende taalkundige verhandelingen over het Hebreeuws; aan het eind van zijn leven, in 1977, was hij volgens de New York Times een van de voornaamste Hebreeuwse taalkundigen ter wereld.[4]

Moeder Elsie Chomsky-Simonofsky was eveneens lerares Hebreeuws en kon zich intellectueel meten met haar man. Hoewel zij een meer gereserveerde persoonlijkheid had, was juist zij degene die Noam bekendmaakte met linkse politiek en het zionisme. Ook de rest van de familie was sterk gepolitiseerd; waar William en Elsie Chomsky linkse Democraten waren, waren andere familieleden actief in de Communistische Partij, in de vakbonden en in andere radicale organisaties. Verder groeide de jonge Noam op ten tijde van de Grote Depressie in een omgeving van immigranten, onder wie veel Duitsers en Ieren met antisemitische en pro-nazi sympathieën.[4]

In deze omgeving bleek Noams politieke interesse al vroeg aanzienlijk: in 1939, op tienjarige leeftijd, publiceerde hij zijn eerste politieke geschrift in zijn schoolkrant, over de val van Barcelona in de Spaanse Burgeroorlog, de Anschluss en de annexatie van Tsjecho-Slowakije door Nazi-Duitsland. De Spaanse Burgeroorlog en de rol die anarchisten daarin speelden bleef jarenlang een grote fascinatie. Hij was 'te jong', merkte hij later zelf op, om sympathie voor het leninisme te kweken, 'een geluk bij een ongeluk'.[4][5]

De jonge Chomsky had een sterke voorkeur voor realistische literatuur (o.a. Dostojevski, Tolstoj, Hugo, Twain en Zola). Ook las hij de bijbel in het Hebreeuws. Toen hij twaalf jaar oud was las hij het manuscript van zijn vaders boek over de middeleeuwse grammaticus David Kimchi (David Kimhi's Hebrew Grammar). Zijn vaders werk wekte zijn interesse in taal en grammatica.[4]

Eveneens op zijn twaalfde ging Chomsky voor het eerst naar de middelbare school, de Central High School. Dit bleek een schokkende ervaring: prestatie- en competitiegerichte sfeer stuitte hem zozeer tegen de borst dat hij later sprak van indoctrinatie: de school zou gericht zijn geweest op het blokkeren van creatieve impulsen in de leerlingen en het aanleren van hiërarchische waarden. Hij had vrienden op school, maar ging toch vooral zijn eigen weg. Een nieuwe schok kwam toen in 1945 de Amerikaanse atoombommen op Hiroshima en Nagasaki vielen. In tegenstelling tot de jongeren met wie hij op zomerkamp was kon de 16-jarige Chomsky het niet opbrengen om te juichen over zoveel dood en verderf, al betekende deze aanval het definitieve einde van de Tweede Wereldoorlog.[4]

Chomsky begon in 1945 aan zijn studies in filosofie, taalkunde en wiskunde aan de universiteit van Pennsylvania. Hij studeerde daar onder Zellig Harris, een professor in de taalkunde voor wiens politieke visies hij wel wat sympathie kon opbrengen. In 1949 trouwde hij met Carol Schatz en later kregen Noam en Carol drie kinderen. Hij behaalde in 1955 zijn PhD (doctorstitel), waarbij hij het meeste onderzoek de voorgaande vier jaren aan de Harvard universiteit had verricht. In zijn doctoraalscriptie begon hij al enkele van zijn linguïstische ideeën te ontwikkelen, en zette deze voort in zijn boek uit 1957 genaamd Syntactic Structures. Dit is waarschijnlijk zijn beroemdste werk binnen de taalkunde, en lange tijd is het een soort bijbel geweest voor veel taalkundigen binnen de Chomskyaanse traditie, die vaak Chomskyanen genoemd werden.

Na zijn promotie doceerde Chomsky aan het MIT (Massachusetts Institute of Technology). Gedurende de eerste decennia raakte hij meer en meer betrokken bij politiek, waarbij hij kritiek uitte op de Amerikaanse politiek en de oorlog in Vietnam, rond 1965. In 1969 publiceerde hij American Power and the New Mandarins, een essay over het zelfde onderwerp. Ook bezocht hij de Vlakte van Kruiken in Laos, waar hij sprak met Laotianen op de vlucht voor Amerikaans (CIA-)geweld in de geheime oorlog.[6]

Vanaf die tijd is hij bekend om zijn radicale politieke gezichtspunten, en geeft hij over de hele wereld lezingen hierover. Verder heeft hij diverse boeken over het onderwerp geschreven. Hij neemt duidelijk stelling tegen de Amerikaanse inmengingspolitiek in Cuba, Haïti, Oost-Timor, Nicaragua, het Arabisch-Israëlisch conflict, de oorlog rond Kosovo en de Golfoorlog (2003). Sinds de aanslagen van 11 september 2001 heeft Chomsky zijn taalkundige werk voor een groot deel (maar niet geheel) aan de kant gezet om tijd de hebben om politiek commentaar te geven. Wel voerde hij daarna nog een wetenschappelijke polemiek tegen de optimaliteitstheorie.

Hij geldt als criticus van de mondialisering, de media en het neoliberalisme. Zijn analyses vinden veel belangstelling bij (radicaal-)links. Doordat hij zijn standpunten doorgaans op degelijk onderzoek baseert, wordt hij eveneens door intellectuelen van links en rechts gerespecteerd. Minder appreciatie genieten de conclusies die hij trekt, die volgens Amerikaanse rechts-conservatieve critici in de buurt komen van samenzweringstheorieën. De New York Times noemde zijn politieke analyses ooit "simplistisch", maar ze beschreven hem tevens als de belangrijkste levende intellectueel. In de tussentijd is hij blijven schrijven en doceren over taalkunde en de gevolgen van het Amerikaanse buitenlands beleid.

Bijdragen aan de taalwetenschap

In Chomsky's visie is taalkunde een natuurwetenschap, niet een sociale of toegepaste wetenschap: het is een onderdeel van de biologie, en heeft als doel te verklaren hoe het taalvermogen in de menselijke geest werkt, niet hoe het tot uiting komt. Chomsky maakt derhalve onderscheid tussen I-language, het gedeelte van taal intern in de mens, en E-language, de externe verschijning hiervan. Alleen de eerste is onderwerp van studie in de taalkunde; van de E-language wordt geabstraheerd, net als in de natuurwetenschappen geabstraheerd wordt van empirische gegevens om tot een elegante (wiskundige) theorie te komen.[5]

Chomsky’s taalkunde is rationalistisch en cartesiaans, in de zin dat zijn theorieën er van uitgaan dat het taalvermogen grotendeels is aangeboren, niet aangeleerd. Alle mensen delen de zogenaamde universele grammatica, die de overeenkomsten tussen verschillende talen verklaart. Deze zijn veel groter, meent Chomsky, dan men op het eerste gezicht zou zeggen. Over de precieze verklaring voor de verschillen tussen talen is hij in zijn carrière verschillende malen van mening veranderd.

Generatieve grammatica

Zie Generatieve taalkunde voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Syntactic Structures (1957)[7] was de eerste wijdverspreide publicatie waarin hij transformationele grammatica’s introduceerde. De theorie beschouwt talige uitingen (woorden, frasen, zinnen) als corresponderend met abstracte ’oppervlaktestructuren’, die op hun beurt afgeleid kunnen worden of corresponderen met ’dieptestructuren’. Een duidelijk formeel onderscheid tussen dieptestructuren en oppervlaktestructuren ontbreekt in huidige versies van de theorie.

Transformatieregels, samen met frase-structuurregels en andere structurele principes, zijn verantwoordelijk voor zowel het voortbrengen als de interpretatie van talige uitdrukkingen. Met een beperkte verzameling grammaticale regels en een eindige verzameling basisuitdrukkingen is het zo mogelijk om een oneindige hoeveelheid zinnen voort te brengen, waaronder zinnen die nog nooit door iemand zijn uitgesproken, gedacht of gehoord. Dit is de reden waarom de theorie ’generatief’ wordt genoemd: de theorie verklaart het voortbrengen (de generatie) van oneindig veel mogelijke zinnen op grond van een eindige verzameling informatie. Het talige vermogen dat hier beschreven wordt, is volgens Chomsky’s theorie aangeboren. Het is genetisch bepaald dat mensen natuurlijke taal kunnen aanleren. Dit vermogen wordt Universele Grammatica (afkorting: UG) genoemd. Grotendeels zijn wij ons niet bewust van deze structurele principes die aan taal ten grondslag liggen, iets wat ook geldt voor de meeste andere biologische en cognitieve processen van de mens.

De recentste theoretische voorstellen van Chomsky, bekend als het minimalistisch programma, stellen onder meer dat de grammaticale principes die ten grondslag liggen aan het taalvermogen volledig vast zouden liggen en aangeboren zijn, en dat de verschillen tussen de diverse talen die op de wereld gesproken worden verklaard zouden kunnen worden aan de hand van parametrische informatie in het brein (eenvoudiger gezegd: het invullen van parameters voor diverse mogelijke kenmerken).

Een van de voorgestelde parameters is die van pro-drop, die aangeeft of een expliciet onderwerp van de zin altijd aanwezig moet zijn (zoals in het Nederlands) of niet (zoals in het Spaans). De instelling van een parameter kan men wel met een schakelaar vergelijken, bijvoorbeeld een draaischakelaar, waarbij men diverse keuzes heeft. De benadering wordt hierom vaak principes en parameters genoemd. Binnen deze zienswijze hoeft het taallerend kind buiten het vocabulaire van een taal en zaken als morfemen en staande uitdrukkingen, enkel wat parameters in te stellen, wat aan de hand van een paar voorbeelden al gedaan kan worden, en waarmee het leren van de moedertaal dus relatief weinig werk hoeft te vereisen.

Deze benadering was gemotiveerd door de verbluffende snelheid waarmee kinderen talen leren, het feit dat alle kinderen over de hele wereld dit op een soortgelijke wijze doen, en het feit dat kinderen bepaalde kenmerkende fouten maken bij het leren van hun moedertaal, terwijl andere fouten waarvan het voor de hand lijkt te liggen dat deze gemaakt zouden kunnen worden, praktisch niet voorkomen, wat volgens Chomsky wel het geval zou zijn als de leermethode puur algemeen in plaats van taalspecifiek zou zijn.

Chomsky's ideeën hebben een sterke invloed gehad op onderzoekers die werkten op het gebied van de taalontwikkeling van taallerende kinderen. Enkele voorspellingen die volgen uit zijn theorieën zijn echter weersproken door recente empirische gegevens uit deze tak van de wetenschap. Op grond hiervan zijn sommige onderzoekers Chomsky’s claims over het aangeboren taalvermogen in twijfel gaan trekken, en hebben onder andere benaderingen voorgesteld binnen een connectivistische theorie, gebaseerd op algemenere informatieverwerkende processen in het menselijk brein.

De Chomskyaanse benadering t.a.v. syntaxis, die vaak transformationeel generatieve grammatica (TGG) wordt genoemd, is een dominante theorie onder taalkundigen maar een veelgehoord punt van kritiek betreft de bijna exclusieve nadruk die bij het onderzoek gelegd wordt op het Engels en wat andere Europese talen.

Chomskyaanse syntactische analyses zijn vaak zeer abstract en gebaseerd op zeer zorgvuldig onderzoek op het grensgebied tussen grammaticale en ongrammaticale uitdrukkingen van een taal. Grammaticaliteit is echter niet altijd een binaire eigenschap. Een zin kan meer of minder grammaticaal zijn dan een andere zin. Het is ook niet de bedoeling van een grammatica om de verzameling grammaticale zinnen te identificeren. Grammaticaliteitsoordelen worden gebruikt om informatie over de kennis van de spreker te krijgen. Het is deze kennis die door de grammatica beschreven wordt.

Het werken met grammaticaliteitsoordelen is het eenvoudigst in de eigen moedertaal. Daarom concentreren taalkundigen in de Chomskyaanse traditie zich vaak op de analyse van hun eigen taal. Dit heeft er toe geleid, dat sommige talen, bijvoorbeeld Engels, Frans, Duits, Italiaans, maar ook Nederlands, veel meer geanalyseerd zijn dan andere. Volgens Chomskyaanse taalkundigen is dit een acceptabele theoretische benadering, omdat het overeenkomt met de principes-en-parameters benadering. Omdat elke taal leerbaar moet zijn op de basis van UG en talige input is het in principe mogelijk hypotheses te formuleren over UG zonder meer dan een taal te bestuderen.

Volgens critici schieten generatieve grammatica's tekort als ze worden toegepast op andere talen dan die waarop ze zijn gebaseerd. Dit is een van de voornaamste beweegredenen voor alternatieven, zoals de functioneel-typologische benadering of taalkundige typologie (oorspronkelijk vooral geassocieerd met Joseph Greenberg), die nadrukkelijk intertalig is, en gebaseerd is op empirisch onderzoek van zoveel mogelijke variatie binnen de diverse talen die op de wereld worden gesproken, waarbij de variaties worden geclassificeerd, op grond waarvan theorieën worden geformuleerd. Daarnaast zijn er in de loop der jaren taalkundigen gekomen met modellen die wel deels op het werk van Chomsky gebaseerd zijn, maar hiervan toch ook op cruciale plaatsen afwijken.

Binnen de fonologie was Chomsky's voornaamste werk The Sound Pattern of English, dat hij in 1968 samen met Morris Halle publiceerde. Sindsdien heeft Chomsky niet meer over fonologie geschreven, naar eigen zeggen omdat hij vanwege zijn aandacht voor politiek niet elke intellectuele belangstelling meer kon volgen.

Chomskyhiërarchie

Zie Chomsky-hiërarchie voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Chomsky is bekend geworden vanwege zijn onderzoek naar diverse soorten formele talen, en de vraag of deze al dan niet een rol zouden kunnen spelen bij de formele representatie van natuurlijke talen. De naar hem genoemde Chomsky-hiërarchie deelt formele talen in in klasses, die telkens een grotere expressieve kracht bezitten, dat wil zeggen, dat verdere klasses telkens een ruimere verzameling van formele talen kunnen voortbrengen. Chomsky beargumenteert, dat bepaalde constructies in de natuurlijke taal complexere formele grammatica's vereisen, gezien vanuit de Chomsky-hiërarchie, dan andere. Bijvoorbeeld, terwijl een reguliere taal krachtig genoeg is om de morfologie van het Engels te beregelen, is zo'n taal ontoereikend voor de Engelse syntaxis. Behalve binnen de linguïstiek, is de Chomsky-hiërarchie ook van belang gebleken binnen de informatica, omdat het belangrijke raakvlakken en isomorfieën heeft met de automatentheorie.

Politieke opvattingen

Bestand:Noam Chomsky WSF - 2003.jpg
Noam Chomsky op het World Social Forum

Chomsky beschrijft zichzelf als iemand die "meelift op de traditie van het anarchisme". Hij is van mening dat alle autoriteit en hiërarchie op rechtmatigheid moet worden onderzocht, en zo nodig bestreden. In zijn anarchisme is Chomsky pragmatisch; hij geeft dikwijls de voorkeur aan staatscontrole over economische processen waar deze, in zijn optiek, democratischer is dan volledige vrijheid voor bedrijven.[8] Ook is hij, met enige reserves, voorstander van parlementaire democratie. Wegens zijn radicale opvattingen is Chomsky in de Verenigde Staten een controversieel figuur.

Chomsky merkt zelf op dat zijn wetenschappelijke werk en zijn politieke opvattingen hooguit op een zeer abstract niveau verwant zijn;[9] beide zijn evenwel gekoppeld aan zijn cartesisch-humanistische mensbeeld.[5]

De politieke stromingen waar Chomsky zich het meeste bij thuis voelt zijn het libertarisch socialisme en het anarchosyndicalisme. Hij noemt zich socialist, maar voelt ook sterke verwantschap met het klassieke liberalisme. Het idee van de homo economicus stuit hem tegen de borst: Chomsky beschouwt dit idee als een vertekening van de ideeën van Adam Smith, die hij als een antiautoritaire voorganger beschouwt. Uit de werken van Smith en Humboldt destilleert hij een fundamentele kritiek op het kapitalisme.[10]

Chomsky heeft zich regelmatig kritisch uitgelaten over de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten. Hij beschouwde de Vietnamoorlog en de acties tegen het Sandinistische bewind in Nicaragua als terrorisme. Hij redeneerde dat met de standaarden die de VS hanteren, landen als Nicaragua en Joegoslavië het recht zouden hebben de Verenigde Staten te bombarderen. Na de terroristische aanslagen op 11 september 2001 is de interesse voor Chomsky's werken weer toegenomen. Naar aanleiding van de aanslagen schreef hij 9/11 en later Hegemony or Survival (in het Nederlands vertaald als De Arrogantie van de Macht). In beide boeken spreekt Chomsky zich zeer kritisch uit tegenover de Verenigde Staten.

Bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2004 gaf Chomsky aan John Kerry te steunen. Dit kwam hem op kritiek uit linkse hoek te staan. Chomsky verklaarde daarop dat het eerder een stem tegen Bush dan voor Kerry zou zijn, en hij noemde Kerry een "Bush light".

Ideologie en de rol van intellectuelen

Bij zijn politieke analyses maakt Chomsky gebruik van zo veel mogelijk openbare, officiële bronnen; veelal zijn dit (al dan niet uitgelekte) rapporten uit de Amerikaanse politiek en ambtenarij. Hij roemt de Amerikaanse open samenleving die hem deze bronnen beschikbaar stelt, maar maakt zich zorgen over wat hij 'het probleem van Orwell' noemt: hoe komt het dat we zo weinig weten, terwijl er zo veel informatie beschikbaar is?

In diverse van zijn geschriften analyseert Chomsky de rol van de intelligentsia in westerse maatschappijen, met name de VS, waarbij hij een groot gebrek aan kritische reflectie ziet. Intellectuelen vormen volgens Chomsky een "seculiere priesterkaste": journalisten, academici, "deskundigen" (so-called "experts") etc. zijn de verdedigers van de kapitalistische ideologie, waarmee ze dezelfde rol vervullen als priesters in oudere maatschappijen. Chomsky's definitie van ideologie is hierbij vrij eenvoudig: ideologie is de morele rechtvaardiging voor de daden van de heersende klasse.[11]

Dit staat in schril contrast met de taak van de intellectueel zoals Chomsky die ziet. Intellectuelen, die vrijgesteld zijn van lichamelijke arbeid en op kosten van de samenleving een opleiding hebben genoten, moeten de samenleving dienen door een kritische en rationele analyse te maken van de politiek.[9] Hierbij moet de eigen overheid het eerste mikpunt zijn, omdat men daar de meest directe verantwoordelijkheid voor draagt en er de meeste invloed op heeft. Chomsky's politieke geschriften zijn daarmee gericht op intellectuelen en activisten, niet op machthebbers, omdat de laatsten te veel in het systeem van de macht opgesloten zitten: ze zijn niet moreel incapabel, maar moreel handelen zou voor hen simpelweg een verlies aan invloed betekenen.

Een belangrijk kenmerk van ideologie in het westen is, volgens Chomsky, dat in het publieke debat de verschillen binnen bepaalde grenzen zo fel mogelijk wordt gehouden, waardoor de werkelijke ideologische keuzes ontkend worden. Als voorbeeld geldt het debat over de Vietnamoorlog tussen "haviken" die dachten de oorlog te kunnen winnen en "duiven" die hem als bij voorbaat verloren beschouwden. De mening van Chomsky, en van een groot deel van de vredesbeweging, dat de oorlog moreel niet gerechtvaardigd was, werd door de New York Times nooit gepubliceerd. In samenwerking met de econoom Edward S. Herman bouwde Chomsky zijn ideeën over de werking van media uit tot het propagandamodel, o.a. beschreven in hun gezamenlijk geschreven boek Manufacturing Consent.

Beschuldigingen van antisemitisme weerlegd

Ondanks het feit dat hij zelf joods is en in zijn jeugd actief was in verscheidene links-zionistische organisaties (die, zoals hij zelf schrijft, tegenwoordig ’antizionistisch’ genoemd zouden worden[4]), is hij meerdere malen beschuldigd van antisemitisme. In 1979 nam hij het met een aantal andere vooraanstaande intellectuelen op voor Robert Faurisson. Faurisson had een boek geschreven dat de holocaust ontkende, waarvoor hij veroordeeld werd. Chomsky en de zijnen meenden dat dat een inbreuk op de vrijheid van meningsuiting was, omdat de rechter zich hier mengde in een wetenschappelijke discussie. Het is de taak van andere wetenschappers en niet van de rechter om "verzinsels en absurditeiten" als die van Faurisson aan gort te schieten, zo stelde Chomksy.[12] Andere beschuldigingen van antisemitisme kunnen in verband worden gebracht met het feit dat Chomsky zeer kritisch staat tegenover de gedragingen van Israël.

Literatuur

Trivia

  • Chomsky en in het bijzonder zijn Hegemony or Survival (De arrogantie van de macht) werden door Hugo Chávez geprezen in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.[13] Daags na Chávez' lof stond het boek op nr. 1 in de verkooptop-10 van Amazon.com, waarna de uitgever van de Amerikaanse editie duizenden exemplaren liet bijdrukken. Chávez liet ook weten Chomsky te willen ontmoeten, waarop die bewondering voor Chávez uitsprak.[14][15]
  • Een van Chomsky’s favoriete aforismen is Gramsci’s uitspraak dat men moet uitgaan van „pessimisme van het verstand, maar optimisme van de wil”.

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:
Bronnen:

Noten:

rel=nofollow
rel=nofollow
 
rel=nofollow