Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

N.S.R.V. Phocas

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

De Nijmeegse Studenten Roeivereniging Phocas is vlak na de Tweede Wereldoorlog (1 mei 1947) opgericht om het Nijmeegse studentenleven nieuw leven in te blazen en werd als onmisbaar attribuut beschouwd voor het streven van het Nijmeegs Studenten Corps naar opname in de rij van de erkende Nederlandse corpora. Phocas - dan wel de vereniging waar ze onderdeel van uitmaakte - is uiteindelijk niet in deze rij opgenomen. Hierom is haar vlag vaak terug te vinden bij de nationale wedstrijden op de achtste vlaggenmast.
Sinds haar oprichting roeien haar leden op regionaal, landelijk (club- en wedstrijd-) niveau en zo nu en dan op internationaal niveau. Zo haalde Nelleke Penninx in 2000 zilver op de Olympische Spelen in Sydney met de bondsdames acht. Vier jaar later haalde Annemarieke van Rumpt brons in Athene met de Dames Holland Acht en in 2008 zilver in Peking.

De historie der N.S.R.V. Phocas

Voorgeschiedenis

Kort na de opening van de Katholieke Universiteit Nijmegen in 1923 werd het Nijmeegs Studenten Corps (NSC) "Carolus Magnus" ("Karel de Grote"; destijds uitgesproken als "Car'lus Magnus") opgericht. Het was de belangenbehartigingsorganisatie voor alle studenten, de organisatie die zich met cultuur, gezelligheid etc. bezighield. Van het Corps was iedereen lid: er was voor alle studenten een verplichte (door de universiteit opgelegde) corpsomslag. Carolus Magnus had een eigen sociëteit, die in 1925 werd geopend. Het werd bestuurd door de Senatus Illustrissimus Societatis Noviomagensis, kortweg de Senaat. Pas later, in 1928, kwam er een aparte sociëteit voor de heren, studentensociëteit Roland, en verenigden de dames zich in de Meisjesclub Lumen Ducet.

Aanvankelijk waren de Roland en Lumen Ducet op verdiepingen van het Corpsgebouw gevestigd, en was er voornamelijk sprake van een scheiding tussen Senaat en Kroegbestuur, zoals ook nu nog in veel steden een apart verenigings- en sociëteitsbestuur bestaat. Later, toen er leden van het NSC waren die geen lid waren van Roland of Lumen Ducet, hadden deze aparte sociëteiten, terwijl het Corps een eigen sociëteit had. Deze was het laatst gevestigd aan de Oranjesingel 42, het huidige O'42. De laatste Roland-sociëteit was aan de Van Bergenstraat gevestigd, terwijl de naam "Meisjesclub" nog een tijd in Nijmegen voortleefde als naam voor Bijleveldsingel 26, tot 1997 de sociëteit van de huidige Nijmeegse Studenten Vereniging Carolus Magnus.

Vanaf 1925 ontstonden met dispuut H.O.E.K. en de Tempeliers de eerste gezelschappen die zich aansloten bij het Corps. In 1930 werd dispuut Het G.I.L.D.E. (Gaudeamus In Luce, Delemus Errationem) opgericht, dat vaak de titulair stichter van Phocas genoemd wordt, omdat van dit dispuut, onderdeel van sociëteit Roland, een aantal van de oprichters van Phocas lid was. Er waren echter ook leden van de Gong en de Tempeliers bij betrokken.

De oprichting van Phocas

Kort na de Tweede Wereldoorlog kwam in Nijmegen het universitaire en studentenleven geleidelijk weer op gang. Iedereen zat vol plannen voor de toekomst en bij de pas ingestelde Nijmeegse Studenten-Sportcommissie, een onderdeel van het Corps, leefde het verlangen om nu ook in Nijmegen een roeivereniging op te richten, die als onmisbaar attribuut werd beschouwd voor het streven van het NSC naar opname in de rij van de erkende Nederlandse Studenten Corpora.

Een van de meest fervente voorstanders van dit plan was F. Nederveen. Ook Willem van der Bijl, destijds sportleraar aan de Katholieke Universiteit en Harry van Weegen, preses van de Universitaire Sportcommissie, en vele anderen liepen er warm voor. Harry van Weegen werd ook de eerste voorzitter van Phocas.

De Père

De stuwende kracht achter de jonge NSRV was echter B. van Ogtrop, moderator (geestelijk adviseur) van het NSC. Van Ogtrop, meestal Père van Ogtrop of kortweg de Père genoemd, had vele relaties binnen de roeiwereld en in het bijzonder met de Amsterdamse Studenten Roeivereniging Nereus. Hiervan was de Père in de jaren '30 lid toen hij in Amsterdam chemie studeerde. Dat hij een fervente roeier was blijkt wel uit het feit dat hij op de Olympische Spelen van Berlijn in 1936 als slag in de vier een gouden plak won. Na zijn afstuderen voelde de Père zich echter geroepen het klooster in te gaan om zich op het priesterschap voor te bereiden. Zijn liefde voor de roeisport had hem echter niet verlaten en toen hij door de bisschop in Nijmegen werd benoemd, zag hij na de oorlog de kans schoon om mee te helpen met de oprichting van Phocas. Mede dankzij zijn inspanningen en relaties konden de eerste boten in het bezit van Phocas komen. De Père - bekend om zijn rode motor, waarop hij, altijd gekleed in zwart pak met wit boordje maar met daaroverheen een zwart leren motorjack en op zijn hoofd een door weer en wind getergde zwarte hoed, van student naar student en van stad naar Phocas en weer terug scheurde - verzorgde tevens samen met Willem van der Bijl de eerste coaching bij Phocas.

Van Ogtrop heeft in de beginjaren een onuitwisbaar stempel op Phocas gedrukt. Vooral bij het jaarlijks komen en gaan van verschillende besturen was hij de waarborg voor de continuïteit van de vereniging. Tegenwoordig ligt er dan ook altijd een acht in de vloot die ter nagedachtenis aan de Père de naam "Père van Ogtrop" draagt.

De eerste periode

Na een eerste contact met de heer Cole, vice-preses van de (toen nog geen Koninklijke) Nederlandse Roeibond, bleek dat het eerste wat een roeivereniging nodig heeft boten waren. Nieuw materiaal was er in de eerste naoorlogse jaren nauwelijks te verkrijgen. Veel verenigingen waren al hun materiaal kwijt, zodat er een stroom van orders was en de prijzen voor een beginnende vereniging niet te betalen.

Met behulp van de al genoemde relaties van de Père ging men op zoek naar tweedehands materiaal. De eerste boten waren een tub en een oefenvier. Nu moesten er nog een botenhuis en een vlot komen.

Er werd een boerderijtje gevonden aan de oostkant van het Maas-Waalkanaal, iets ten noorden van de Graafsebrug. Hier lagen de boten buiten onder gehuurde zeilen; de kleedkamer bestond uit afgeschotte gedeelten van de koeienstal en de douche- en wasgelegenheid vond men bij de gewone zwengelhandpomp, die op iedere boerderij nog een eenzame strijd tegen de milieuvervuiling streed. Op die plaats en onder die omstandigheden gingen de eerste Phocasroeiers te water.

De naam Phocas

In 1947 werd er na de oprichting een prijsvraag uitgeschreven voor de naamgeving van de vereniging. Het was een gegeven dat alle klassieke namen, zoals Nereus, Triton en Aegir al door oudere studentenroeiverenigingen in gebruik waren. Uitgangspunt voor vereniging was dan ook een naam te verzinnen die ook met de Katholieke Universiteit enige binding had, maar die toch vooral bruikbaar was als yell voor de wedstrijden.

Uiteindelijk is in december 1947 de inzending van Godfried Hermesdorf, de commissaris materiaal van het eerste bestuur, door de jury uitverkozen: Phocas.

De naam komt van Sint Phocas of Fokas, die omstreeks het jaar 300 leefde in Sinope, een plaats gelegen in het noorden van het huidige Turkije, aan de zuidkust van de Zwarte Zee. Hij was een tuinman, die onder keizer Diocletianus ter dood gebracht werd omdat hij een christen was, en daarom is hij heilig verklaard. Het Griekse woord Fokas betekent 'zeehond'. Volgens de overlevering heeft Phocas vele malen wonderen verricht door in problemen verkerende schepen van de ondergang te redden. Zeelieden in heel Klein-Azië en Noord-Afrika vereerden hem dan ook. Zijn leven werd rond het jaar 400 beschreven door de heilige bisschop Asterius. Zijn overblijfselen zijn bijgezet in de kerk der H.H. Apostelen in Vienne, Frankrijk.

De eerste wedstrijd

Reeds in 1948 werd er al deelgenomen aan een wedstrijd, in een geleende "overnaedsche" vier, waarin pas daags voor de wedstrijd voor het eerst werd getraind. Het resultaat was uiteraard niet fameus, maar Phocas had al in het eerste seizoen van zijn bestaan aan een wedstrijd deelgenomen.

Het eerste botenhuis

In april 1948 kreeg Phocas de beschikking over het eerste botenhuis. De westelijke tunnel onder de Graafsebrug, die oorspronkelijk bedoeld was als fietstunnel, mocht aan beide kanten dichtgemetseld worden. De gemeente Nijmegen zorgde voor een betonnen vloer. Onder leiding van Willem van der Bijl en de Père werd de inrichting met betonnen staanders en tussenliggende betonnen platen ontworpen en uitgevoerd. Het vlot kwam van de overkant en kreeg houten trappen er naartoe. Op 24 april 1948 werd het botenhuis officieel geopend door de toenmalige Rector Magnificus Post en daarna ingezegend door de Père.

De eerste bootsman van Phocas werd Tinus van Lin, die als timmerman op de zolder van een huis in de stad kano's bouwde. In ruil voor een betere werkplaats, het botenhuis, zou hij hier toezicht houden en voorkomende reparaties uitvoeren. Naast behoorlijk timmeren kon hij echter ook geweldig vertellen en uitbeelden, en op de grote buiskachel had hij altijd koffie klaar staan. Hij was een vriend van iedereen, had altijd honden, waarmee hij allerlei avonturen beleefde, was tot in het diepst van zijn hart aan Phocas verknocht en hoorde erbij.

In april 1949 organiseerde Phocas op het Maas-Waalkanaal haar eerste nationale roeiwedstrijd. Met oprechte verbazing namen de andere roeiverenigingen in den lande kennis van Phocas' situatie. Men had verwacht slechts "paters en theologen" aan te treffen. Zij troffen echter een algemene studentenvereniging die ook in de beginjaren door lieden van velerlei pluimage werd gefrequenteerd.

De jaren zestig

Tot het einde van de jaren zestig heeft Phocas deel uitgemaakt van het NSC. In deze tijd veranderde echter de studentenpopulatie en was over het geheel genomen anders georiënteerd. Existentialisme, derdewereldproblematiek, democratisering van de universiteitsstructuur en later het surrealisme stonden in de belangstelling. Het NSC begon uit elkaar te vallen.

Een meerderheid van ontevredenen in het Corps-parlement liet in 1965 de naam veranderen in Unie van Studenten van Nijmegen (USN) en het verplichte Corpslidmaatschap werd afgeschaft. Roland en de Meisjesclub trokken zich terug uit de USN en fuseerden in 1972 noodgedwongen tot de huidige Nijmeegse Studenten Vereniging Carolus Magnus. Bij Phocas vervielen de Latijnse benamingen voor de bestuursfuncties: preses werd voorzitter. Nu werd, voor zover dit nog niet werd gedaan, een geheel eigen koers gevaren.

In de jaren zestig namen de vaarsnelheid en de dichtheid van het scheepvaartverkeer in het Maas-Waalkanaal sterk toe. De hoge golfslag van passerende schepen was uitermate hinderlijk tijdens de roeitraining en de averijkosten aan vlotten en roeimateriaal gingen jaarlijks met sprongen omhoog. Het Maas-Waalkanaal verloor zijn aantrekkelijkheid als roeibaan. Toen in 1964 bovendien bekend werd dat de verbreding van het kanaal en de bouw van een nieuwe Graafsebrug ten koste zou gaan van de behuizing van Phocas, werd het tijd om naar andere roeiwateren uit te zien. In 1965 richtte Phocas een huisvestingscommissie op, die onmiddellijk in samenwerking met de pas opgerichte adviescommissie talloze voorstellen voor alternatieve roeiwateren ontwikkelde en diepgaand op hun haalbaarheid toetste.

De jaren zeventig

Uiteindelijk kwam de huisvestingscommissie o.l.v. Wil van den Manacker samen met de gemeente Nijmegen en Rijkswaterstaat op het idee voor een drijvend botenhuis in het Maas-Waalkanaal. Inmiddels was de "ophoepeldatum" gezet op 1 november 1971, zodat er snel het een en ander geregeld moest worden. Scheepswerf "De Blauwe Wimpel" uit Diemen wilde uiteindelijk een botenhuis naar ontwerp van W. Hofman bouwen voor fl. 300.000,-. Het grootste deel werd door de universiteit opgebracht (fl. 250.000,-), de rest door de stichting Carolus Magnus, brouwerij Heineken en de bouwheer van de universiteit de heer Van der Linden.

In oktober 1971 werd de loods onder de brug ontmanteld en na een groots "Lazerus op"-feest op 1 november door Rijkswaterstaat leeggeruimd.

Na een tijdje in een zogenaamde nissenhut bij de Malderburgtstraat te zijn ondergebracht, kreeg Phocas in 1972 de beschikking over het drijvend botenhuis. De eerste kinderziekte bleek echter al vóór de drijvende kolos was afgemeerd bij de voorlopige ligplaats bij de Middachtenstraat, iets ten noorden van kilometerpaal 6. De boreling was zo stevig uit de kluiten gewassen dat de (oude) Graafsebrug niet gepasseerd kon worden zonder de punten van het dak af te varen. En de bewuste brug zou pas enige jaren later gerenoveerd worden. In september 1972 werden er enige tonnen water in de twee betonnen bakken gepompt, en het hele gevaarte zakte enige decimeters en ging zonder kapseizen naar zijn voorlopig laatste bestemming. Op 28 oktober 1972 werd het botenhuis, de Haemel geheten, officieel geopend door prof. Van Melsen, die het een "onverantwoorde verantwoorde uitgave" van de universiteit noemde.

In 1978, toen ook het deel van het Maas-Waalkanaal vanaf Hatert in zuidelijke richting verbreed zou gaan worden, kwam het botenhuis op zijn huidige locatie te liggen: bij de Hatertse brug aan de Oostkanaaldijk, tegenover de studentenflat Vossenveld.

De jaren tachtig

Na een aantal deelnames van Phocasroeiers en -roeisters eind jaren zeventig aan internationale wedstrijden, wereldkampioenschappen en Olympische Spelen waar weliswaar uitstekend gepresteerd werd, maar nog steeds geen medaille was gewonnen, was het in 1981 Ted Bosman die Phocas de eerste zilveren WK-medaille bezorgde in het nummer 2- samen met Aegir-roeier Atsma.

Werden tot nu toe leden altijd "Phocaden" of "Phocassers" genoemd, in 1987 introduceerde de kersverse voorzitter Vincent Zimmerman in zijn inaugurele rede het begrip "Phocaan". Dit werd hem door de toenmalige leden niet in dank afgenomen, waardoor hij halverwege het jaar zijn functie neerlegde. In 1991 introduceerde voorzitter Mark Verwijs het opnieuw. Blijkbaar was de tijd er toen wel rijp voor, omdat sindsdien de benaming "Phocaan" gemeengoed geworden is.

De jaren negentig

Pas in de jaren negentig kreeg Phocas pas echt voet aan de grond in het internationale roeien. Nelleke Penninx won in 1995 brons op de WK met de D4x, waarmee ze in 1996 zesde werd op de Olympische Spelen van Atlanta. In 1997 was het de beurt aan Sigrid Winkelhuis, die met de LD4x brons veroverde op de WK. In 1998 won ze in de LD2x goud op de FISU-WK in Zagreb. In 1998 won Nelleke Penninx wederom brons op de WK, maar nu in de D4-.

Eind jaren negentig kreeg het lidmaatschap van Phocas een extra dimensie. Vanaf maart 1997 kon er in het pand aan de Bijleveldsingel 26 elke woensdagavond geborreld worden tijdens het Phocascafé. In dit pand was ook het secretariaat gevestigd.

Het nieuwe millennium

In mei 2000 werd de sociëteit van Phocas gevestigd in het pand waar het ook allemaal begon, de Oranjesingel 42. Ook op internationaal roeigebied kan het jaar 2000 een succes genoemd worden: Nelleke Penninx behaalde voor Phocas de eerste Olympische medaille. Ze won namelijk met de dames acht een zilveren medaille in Sydney. In het jaar 2001 won Mirjam ter Beek, oud-Phocas roeister, een zilveren medaille in de lichte dames skiff op het WK in Luzern en in 2002 won zij opnieuw een zilveren medaille in de dames 4x op het WK in Sevilla.

In datzelfde jaar veroverde Annemarieke van Rumpt een zilveren medaille in de dames 4- op de Nations Cup voor personen onder de 23 in Genua. Een jaar later won zij op het WK in het zelfde nummer eveneens een zilveren medaille. In 2004 behaalde ze een bronzen medaille op de Olympische Spelen van Athene met de Dames Holland Acht, de tweede Olympische medaille in de geschiedenis van de vereniging.

In 2006 verhuisde de sociëteit van Phocas opnieuw, ditmaal naar de Van Schaeck Mathonsingel naar het voormalige pand van Diogenes, wat sinds juni 2006 "Villa van Schaeck" heet.

Twee jaar later, in augustus 2008, kon de eerste huldiging plaatsvinden op de Van Schaeck Mathonsingel. Annemarieke van Rumpt is daar, met haar gehele acht, gehuldigd voor het behalen van de zilveren medaille in Peking. Diezelfde avond is Piek eveneens benoemd tot Erelid van Phocas vanwege haar prestaties.

In 2009 heeft Phocas voor het eerst in ruim dertig jaar weer meegestreden in de Varsity. De Oude Vier bestond uit Bert van den Boom (sl), Gudo Hoogzaad, Sjoerd Vogels en Klaas Vegter (bg). De stuurvrouw was Myrthe de Vrijer. Ondanks een goed verlopen race lukte het niet de finale van het hoofdnummer te bereiken.

Het Haemellied

Het verenigingslied van Phocas is het Haemellied.

In de Haemelsteeg staat een pakhuis leeg Waar Jan Haemel heeft gewoond En weet je wat er nu op de deur komt te staan Hier komt het Leger des Heils voortaan

Komt broeders komt naar de samenkomst, samenkomst Waar Jan Haemel spreekt En wie er het eerst in zijn broekie heeft gedaan Die mag met de ijzeren pot rondgaan

Halleluja, jutteperen met een bosje radijs Kun je halen bij Jan de Kale Van het Leger des Heils

Ja, ja, ja Janus, hij roept u Met jenever, voor het leven Ja, ja, ja Janus, hij roept u Voor het Leger des Heils

Het Haemellied is in 1951 door de toenmalige preses Joep Driessen geïntroduceerd. In deze tijd zaten er bij Phocas oud-Indië-gangers, die dit lied al kenden uit hun diensttijd. Hierdoor, en omdat het lied afweek van de wat opgeklopte liederen van andere (traditionele) verenigingen, werd het al snel geaccepteerd als verenigingslied.

In de loop der jaren heeft het lied kritiek te verduren gehad. De tekst zou te ruig zijn en niet passen bij de diverse feestelijkheden van andere (roei-)verenigingen. Bovendien raakte het aantal niet-Oud-Indië-gangers, die het lied niet kenden, in de meerderheid. In 1952 heeft de toenmalige ab-actis J. Funneman nog geprobeerd er een zelf geschreven lied, op de wijze van het Slavenkoor uit de Nabucco van Verdi, door te krijgen, maar dit raakte na een paar jaar in de vergetelheid.

Gelieerde disputen, gezelschappen en genootschappen

Phocas kent vijf verticale structuren die aan de vereniging verbonden zijn.

Heren:

  • Heerendispuut Victoria incorporata (1994), voor wedstrijdroeiers, stuurtjes en coaches
  • Heren Roeigenootschap Achelous (2001)

Dames:

  • Dames Roeigezelschap Chimæra (2002)
  • Het dispuut Hard Roeien en Meer (2003), voor wedstrijdroeisters, stuurtjes en coaches
  • Het dispuut Emmeken (2004)

Essentialia

Essentialia N.S.R.V. Phocas
Opgericht: 1 mei 1947
Officieel erkend: 27 april 1948 (Koninklijk Besluit nr. 36)
Dies: 1 mei
Doel: beoefening en bevordering van de roeisport onder studenten
Sigillum: messing dol aan geel-blauw lint
Das: geel-blauw diagonaal gestreept met 1 cm-strepen
Vlag: blauw met in de bovenste helft aan mast-zijde de keizerskroon en in de onderste helft twee golvende gele lijnen
Roeitenue: geel shirt, blauwe broek
Ereleden: drs. B.G.M. van Ogtrop s.j. († 1975)
mr. T.N.J.A. van Rijn
W.J.T. van der Bijl
mr. J.Th.M. Funneman
drs. H.A.J. Nieste († 2009)
C.N. van Zandbrink († 2009)
drs. N. Penninx
T. Bosman

drs. A. (Piek) van Rumpt

Leden van Verdienste: mr. J.H. Driessen († 1962)
F.I.M. de Haes
mr. H.W. Pijnappel
drs. V.C.M. van der Staay
dr. C.I.E. Jansen
mr. J.L.U. Wilking († 2002)
M. Zweers
Buitengewoon Lid van Verdienste: R. Zwolsman
Bootsman: Gerard 'Serraat' Eikholt (sinds september 1991)

Externe links

rel=nofollow
rel=nofollow

--

51° 58' NB 5° 48' OL