Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Marguerite De Riemaecker-Legot

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Marguerite Victoire Zéphirine Anna De Riemaecker-Legot (Oudenaarde, 9 maart 1913 - Brussel, 7 mei 1977) was een Belgisch politica voor de CVP. De Riemaecker-Legot was doctor in de rechten en advocaat in Oudenaarde en in Brussel. Zij was van 1946 tot 1971 volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Brussel. De Riemaecker-Legot was minister van het gezin en de huisvesting van 1965 tot 1968 en was de eerste Belgische vrouwelijke minister. Van 1971 tot 1977 was zij schepen in Brussel. In 1974 werd zij de eerste vrouwelijke minister van Staat.

Biografie

Marguerite Legot, geboren in Oudenaarde op 09 maart 1913 loopt haar lager onderwijs bij de “zusters Bernardinen”, volgt dan Griekse en Latijnse Humanoria in de “Nieuwen Bosch” te Gent om vervolgens aan de Universiteit van Gent Rechten te studeren.

Ze werd secretaresse van de Senator Maria Baers en stagiaire aan de balie van Brussel, ze heeft ook les gegeven in Burgerlijk en Grondwettelijk Recht aan de Sociale school in de Poststraat, en dit tot 1946.

Op 7 mei 1938 trouwde Marguerite met Jules De Riemaecker, scheikundig landbouwingenieur. Ze zal twee zonen hebben Christian 1946 en Xavier 1949.

Ze werd in 1945 benoemd tot kabinetsattaché van Henri Pauwels, Minister van de oorlogsslachtoffers, en tezelfdertijd tot staatscommissaris bij hetzelfde ministerie.

Voor de verkiezingen van 1946 was de CVP-PSC op zoek naar jonge dynamische kandidaten voor haar verkiezingslijst. Na lang aarzelen en na aanmoediging van haar echtgenoot en van Maria Baers aanvaardt ze om op de lijst te worden opgenomen.

De verkiezingen van 17 februari 1946 bezorgden aan de CVP-PSC een ongelofelijke uitslag met meer dan één miljoen stemmen op de 2,5 miljoen kiezers (uitsluitend mannen). De partij beschikte over 92 zetels in het Parlement en ze wordt verkozen: zo wordt ze de eerste vrouwelijke volksvertegenwoordiger van de CVP voor het arrondissement Brussel.


Ze pakt de problemen aan die ze zelf als jonge juriste en jonge vrouw heeft meegemaakt. Zo zal ze op 15 oktober 1946 een wetsvoorstel rapporteren waarbij “de vrouw wordt toegelaten tot de uitoefening van het beroep van pleitbezorger”. In maart 1947 rapporteert ze een wetsvoorstel over “machtiging van de vrouw tot het uitoefenen van het ambt van advocaat bij het Hof van Cassatie” en nog een wetsvoorstel over “toelating van de vrouwen tot de magistratuur”. In december 1949 legt ze een wetsvoorstel neer over “toekenning van gelijke rechten aan man en vrouw met betrekking tot het uitoefenen van de openbare functies”. In mei 1948 verdedigt ze eveneens de rechten van de vrouw als lid van de studiecommissie voor de herziening van het Burgerlijk wetboek aangaande de wederzijdse rechten en plichten van de echtgenoten. Ze zal ook het wetsvoorstel van de CVP mee ondertekenen dat aan de vrouw hetzelfde stemrecht verleent als dat van de man.

Naast de rechten van de vrouw focust ze haar aandacht op de toestand binnenin het gezin. In maart 1947 legt ze een wetsvoorstel neer voor de oprichting van de “Praenuptiale” Spaarkas. In juni 1950 legt ze een eerste wetsvoorstel neer betreffende de uitoefening van de ouderlijke macht, een tweede betreffende de wijziging van artikel 266bis van het Burgerlijk wetboek over echtscheiding, een derde betreffende de wijziging van artikel 311bis van het Burgerlijk wetboek over de gevolgen van scheiding van tafel en bed en ten slotte rapporteert ze een wetsvoorstel betreffende de wijziging van artikel 1444 van het Burgerlijk wetboek over scheiding van goederen.

In juni 1954 zal ze een wetsvoorstel neerleggen over de oprichting van een Nationaal Studie-Instituut voor Gezins- en Bevolkingsproblemen. Ze zal actief deelnemen aan de besprekingen inzake gezinsvergoedingen door het wetsvoorstel te rapporteren dat de wet van 4 augustus 1930 wijzigt inzake gezinsvergoedingen voor loontrekkenden.

In 1948 wordt ze ondervoorzitter van de Hoge Raad voor het Gezin en voorzitter van de Economische en Sociale afdeling van dezelfde raad.

Zij was binnen de CVP ook voorzitter van het contactcentrum met de jeugd.

Ze was ook actief op het vlak van de verbetering van de sociale politiek. Ze lag aan de basis van een reeks amendementen aan het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 10 maart 1900 aangaande de arbeidsovereenkomst (1951), aan het wetsontwerp aangaande het beheren van instellingen van openbaar nut, van sociale zekerheid en sociale voorziening (1960), aan het wetsontwerp betreffende het rust- en overlevingspensioen voor bedienden en werklieden (1962). Ze neemt deel aan een reeks besprekingen betreffende prostitutie (1947) en alcoholgebruik (1957).

Naast haar parlementair werk was ze tezelfdertijd afgevaardigde van de regering bij de Verenigde Naties (1951). Van 1951 tot 1954 was ze afgevaardigde bij de Internationale Arbeidsconferentie te Genève.

Op 21 oktober 1953 werd ze de eerste vrouwelijke Secretaris van de Kamer. Deze functie zal ze tot 1958 bekleden tot ze als eerste Belgische vrouw in het Europees Parlement te Straatsburg gaat zetelen en dat vanaf de oprichting in 1958 tot in april 1961. Om familiale redenen echter zal ze Straatsburg verlaten om van 1961 tot 1966 opnieuw Secretaris van de Kamer worden.

Op 27 juli 1965 wordt ze de eerste vrouwelijke Minister in België.

Op 22 februari 1967 zal ze een wetsontwerp neerleggen "houdende bijzondere bepalingen tot aanmoediging van het privaat initiatief bij het oprichten van volkswoningen en het kopen van kleine landeigendommen", dat de wet De Taeye van 29 mei 1948 wijzigt.

Op 28 mei 1969 is ze verslaggeefster van een wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 8 april 1965 met betrekking tot jeugdbescherming, over zwangerschap. Dit wetvoorstel werd gezamenlijk met dhr. M. Terwagne opgesteld. Op 5 juni 1969 brengt ze verslag over een wetsvoorstel betreffende de “voorwaarden waaronder echtscheiding door onderlinge toestemming kan worden toegestaan”. Op 10 maart 1970 is ze verslaggeefster van een wetsvoorstel tot oprichting van een “Nationaal Fonds voor sociale bescherming van de jeugd". Op 4 november 1970 geeft ze verslag uit over een wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming ter vergemakkelijking van vervolging inzake wegverkeer. Ze zal aan een reeks gesprekken deelnemen met betrekking tot jeugdbescherming en de status van de vrouw (24 april 1970), alsook over geboortecontrole, abortus en het gebruik van voorbehoedmiddelen (18 mei 1971).

Tijdens de gemeenteverkiezingen van oktober 1970 werd ze als gemeenteraadslid van de Stad Brussel verkozen. Door het ontslag van M. Van den Heuvel op 10 oktober 1971 wordt ze benoemd tot Schepen van de Burgerlijke Stand en Erediensten.

Door het Koninklijk Besluit van 18 oktober 1974 wordt ze benoemd tot Minister van Staat. Zo wordt ze de eerste vrouw die deze eretitel mag dragen. Het was terzelfdertijd de bekroning van haar 30-jarige politieke loopbaan.

Tijdens de gemeenteverkiezingen van 10 oktober 1976 wordt ze opnieuw verkozen en begint ze een nieuw mandaat: ditmaal als Schepen van Openbare Werken, Architectuur en Beplantingen en Groene Ruimten. Ze zal dit mandaat echter niet kunnen beëindigen ten gevolge van kanker, na een oneerlijk gevecht van zes maanden.

Ze overleed op 7 mei 1977.


Tijdens haar politieke loopbaan heeft ze tal van “premières" kunnen realiseren, namelijk als: -eerste vrouwelijke afgevaardigde van de CVP – Arrondissement Brussel – bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers. -eerste vrouwelijke afgevaardigde van de CVP bij de UNO. -eerste vrouwelijke afgevaardigde CVP bij de Internationale Arbeidscommissie. -eerste vrouwelijke Secretaris van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. -eerste Belgische vrouw zetelend in het Europees Parlement. -eerste vrouwelijke Minister in België. -eerste vrouwelijke Minister van Staat in België.

Onderscheidingen

Voor haar toewijding ten dienste van het land kreeg ze volgende onderscheidingen:

q436758 op Wikidata  Intertaalkoppelingen via Wikidata (via reasonator)

rel=nofollow
Voorganger:
nieuw
Minister van Gezin en Huisvesting
1965-1968
Opvolger:
Gustave Breyne
 
rel=nofollow