Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Ladino (Jodenspaans)

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Ladino, ook bekend als Judeo-español, Judezmo, Spanyol, of als Jodenspaans of Jodenlatijn, is een romaanse taal die afstamt van het Oud-Spaans, en waarin vele woorden uit het Hebreeuws werden opgenomen.

Ladino is de taal van de Sefardische joden, die in 1492 uit Spanje verdreven werden. Het heeft voor hen de functie die het Jiddisch voor de Asjkenazische Joden heeft.

Joden op het Iberische schiereiland vóór 1492

Historici gaan ervan uit dat de eerste Joden zich reeds in de eerste eeuw voor de christelijke jaartelling op het Iberische schiereiland vestigden, vooral in de havensteden aan de Middellandse Zee. Het oudste archeologisch bewijsstuk is een joodse grafsteen uit de tweede eeuw n.Chr.

In de tiende en elfde eeuw beleefden Joden een in Al-Andalus onder het Kalifaat van Córdoba. De aankomst van de Almoraviden (1086–1147), die van andersgelovigen verlangden dat deze zich tto de islam zouden bekeren, zorgde ervoor dat velen naar andere streken trokken. Zij verhuisden hoofdzakelijk naar de christelijke koninkrijken van Castillië-León, Aragón en Navarra. De Joodse nederzettingen kregen privileges van de koningen, en betaalden belastingen als tegenprestatie.[1]

Met uitzondering van het koninkrijk Granada werd het hele Iberisch schiereiland rond het midden van de dertiende eeuw terugveroverd. Joden beleefden een hoogtepunt aan tolerantie en welvaart onderin Castillië en Aragón onder de regering van Alfonso X en Jaime I.[2] Zij leefden juridisch en als gemeenschap zelfstandig, afgescheiden en onafhankelijk van de christelijke en islamitische stadsburgers.[3]

Anti-Joodse propaganda in de tweede helft van de dertiende eeuw culmineerde in 1391 in Sevilla in snel uitbreidende gewelddadigheden tegen de Joodse gemeenschap. Binnen de drie maanden werden ongeveer 50.000 van de 300.000 Joden gedood en volledige gemeenten vernietigd. Vele joden lieten zich dopen of werden onder dwang gedoopt. De joodse gemeenten, die meestal alleen in plattelandsstadjes overgebleven waren, verarmden.[4]

Taalkundige bijzonderheden vóór 1492

Reeds voor 1492 bestonden een aantal bijzonderheden in het Spaans zoals dit door de joden toen werd gebruikt.

  • Het gebruik van eigen woorden en Arabismen om typisch christelijke begrippen te vermijden.
    • Het woord Dios (God) werd aangepast tot Dio, omdat het woord op -s klonk alsof het een meervoud zou kunnen zijn, wat men zag als niet verenigbaar met het monotheïsme.
    • He Spaanse woord voor zondag luidt domingo, „Dag des Heren”. Wegens de christelijke achtergrond werd deze benaming niet gebruikt, maar vervangen door het woord alhad, dat afgeleid was van het Arabische الأحد‎ ’al-ahad („de eerste”, in dit geval de eerste dag van de week: zondag).
  • Hebraïsmen op het gebied van de ethiek en theologische begrippen
    • mazal: ster, ster van het noodlot, noodlot (gelukkig toeval)
    • kavod: eer, heerlijkheid
    • mamzer: bastaard
  • Het werkwoord meldar (Latijn: meletare: zich oefenen) kreeg aanvankelijk de betekenis „religieuze teksten lezen” (als geestelijke oefening); in het Ladino kreeg het de algemene betekenis „lezen, leren”.
  • Leenwoorden uit het Arabisch
    • adefina: begraven
    • alarze: ceder
  • Hebreeuwse meervoudvormen bij Spaanse woorden:
    • ladroním, naast ladrones
  • Woordsamenstellingen van Hebreeuwse woorden met Spaanse voor- of achtervoegsels:
    • enheremar: „in de ban (cherem) slaan”
  • Spaanse woorden voorzien van een Hebreeuws woordeinde:
    • haraganud (van het Spaanse:) haragán: „luiheid”

Ontwikkeling na 1492

Pas na de uitwijzing uit Spanje in 1492 scheidde zich het Jodenspaans als onafhankelijke taal. Deze was gebaseerd op de Joodse variëteit van het Castiliaans, dat door de meeste Sefardische joden werd gesproken. Het Ladino staat dichter bij het middeleeuws Spaans dan het moderne Spaans.

Alfabet

Oorspronkelijk werd het Ladino vooral geschreven met het Hebreeuws alfabet, in gedrukte vorm vaak in het hedendaags gebruikelijke kwadraatschrift, maar ook in het zogenaamde Rasji-schrift. Tegenwoordig gebruikt het meestal het Latijns alfabet, vooral in Turkije. In het verleden werd ook wel eens gebruik gemaakt van het Grieks of het Cyrillisch alfabet, maar dit komt nauwelijks nog voor. Lang was er geen gestandaardiseerde spelling. Momenteel gebruiken verschillende instituten of tijdschriften een eigen spelling. Invloedrijk zijn de spelling van culturele tijdschrift Aki Yerushalayim, uitgegeven te Jeruzalem, het tijdschrift Şalom, uitgegeven in Turkije, dat meer gebruik maakt van de ç en de ş, en de spelling van de Association Vidas Largas in Frankrijk. Naargelang de gevolgde spelling schrijft men het Spaanse woord noche als noche (Aki Yerushalayim), notche (Vidas Largas) of noçe (Şalom).

Spelling

Het Judeo-Spaans wijkt in de spelling op volgende gebieden af van het hedendaags Castilliaans Spaans:

  • De tilde (~) wordt niet gebruikt.
  • De letters c, q, x, w, ñ, en de in het Spaans als eigen letter gebruikte ll, komen in het Ladino niet voor.
    • Een c voor een a, o, of u wordt uitgesproken als een k en dus ook zo geschreven. Een c voor een e of een i heeft een s-klank en wordt ook als s geschreven. Voorbeeld: het Spaanse silencio is in het Ladino silensio.
    • De q wordt geschreven als een k (que of qui wordt ke of ki). Voorbeeld: quién sabe wordt: ken save.
    • Een x wordt geschreven als ks of als gz. Voorbeeld: exilio wordt: egzilyo.
    • De Spaanse ñ wordt geschreven als ny. Voorbeeld: señor wordt geschreven als sinyor.
    • De ll (Spaanse dubbele l, een j-klank) wordt geschreven als een y. Voorbeeld: gallina wordt geschreven als: gayina.
    • De Spaanse b en v klinken hetzelfde. In het Ladino wordt de b soms als b en soms als een v geschreven. Voorbeelden: boca en sobre worden geschreven als boka, sovre.
    • De uitspraak van de j in het Spaans lijkt op de Latijnse ch. Deze wordt in het Ladino als ch geschreven. Voorbeeld: het Spaanse lejano is in het Ladino lechano of leshano. Wanneer de tekst in het Ladino een j bevat, wordt deze uitgesproken zoals in het Frans.

Weblinks

Wikimedia Commons  Vrije mediabestanden over Ladino op Wikimedia Commons

Bronnen

  • (de) Bitzer, Annette, Juden im mittelalterlichen Hispanien. Geschichte, kulturelle Leistung, Sprache. In: Busse, Winfried (uitg.): Judenspanisch III. Neue Romania 21. Berlin: Institut für romanische Philologie, 1998. p. 7 – 150.
rel=nofollow