Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Kostprijs

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

De (integrale) kostprijs van een product of dienst bestaat uit de totale kosten (financieel) die gemaakt worden voor het produceren of leveren van het product of de dienst. Over het algemeen is dit voor de directe kosten relatief eenvoudig. De toerekening van indirecte kosten levert over het algemeen meer problemen op, aangezien er geen directe relatie tussen deze kosten en het product bestaat. In de praktijk worden drie vormen van kostprijsberekening gehanteerd: de opslagmethode, de kostenplaatsenmethode en Activity Based Costing.

Opslagmethode

Voor een bepaalde periode worden de verschillende soorten directe en indirecte kosten begroot. Vervolgens worden de indirecte kosten bepaald als percentage van het totaal van de directe kosten of van een van de directe kostensoorten, bijvoorbeeld de directe lonen. De integrale kostprijs wordt berekend door voor ieder soort product de directe kosten te bepalen en vervolgens het percentage van opslag voor indirecte kosten hierop toe te passen. Directe kosten plus indirecte kosten geven de integrale kostprijs. Indien een onderneming of een afdeling van een onderneming slechts één soort product maakt, zijn er eigenlijk geen indirecte kosten omdat dan alle kosten op dat product betrekking hebben. In dat geval kan de kostprijs ook worden berekend met de formule k = C/N + V/W. In deze formule staan de variabelen voor de volgende betekenissen: 'k' is de kostprijs; 'C' zijn de constante kosten; 'N' is de normale productie; 'V' zijn de variabele kosten en 'W' is de werkelijke productie.

Kostenplaatsmethode

Bij deze methode wordt de onderneming onderverdeeld in een stelsel van kostenplaatsen. Een kostenplaats is een reëel of fictief bedrijfsonderdeel waar een homogene prestatie wordt geleverd. Er wordt gesproken van eindkostenplaatsen als dit een gemeten prestatie is, rechtstreeks geleverd aan een hoofdkostendrager (=eindproduct). Er wordt gesproken van een hulpkostenplaats als dit een gemeten prestatie is ten behoeve van een andere kostenplaats. Er wordt gesproken van een algemene kostenplaats, als de prestatie niet wordt gemeten of niet kan worden gemeten.

De indirecte kosten worden toegerekend aan de kostenplaatsen. Per kostenplaats wordt de normale bezetting bepaald. Op basis van de gebudgetteerde kosten per kostenplaats en de normale bezetting per kostenplaats kan voor iedere kostenplaats een kostprijstarief per prestatie-eenheid worden vastgesteld. Telkens wanneer in een bepaalde kostenplaats de prestatie wordt geleverd, wordt het kostprijstarief van deze kostenplaats naar de afnemende kostenplaats of de betreffende kostendrager doorberekend. Op deze wijze worden de indirecte kosten naar de eenheden eindproduct verbijzonderd. Per kostenplaats kunnen de kosten worden beheerst. Ook kan per kostenplaats de bezetting van de capaciteit worden beheerst.

Activity-based costing

Robert S. Kaplan en W. Bruns introduceerden Activity-based costing in 1987 in hun boek Accounting and Management: A Field Study Perspective.[1], waarin indirecte kosten worden toegerekend op activiteitenniveau, in plaats van op homogeen bedrijfsonderdeel. Qua systematiek vertoont deze methode sterke overeenkomst met de kostenplaatsenmethode. Hier worden de indirecte kosten echter toegerekend aan activiteiten, gebundeld in activiteitencentra. Onderkenning van de activiteiten en definiëring van de activiteitencentra geschieden met behulp van een waardeketen - en activiteitenanalyse. Per activiteitencentrum wordt de meest kenmerkende activiteit tot cost driver benoemd. Per cost driver wordt een tarief vastgesteld op basis van de toegerekende (gebudgetteerde) kosten van de activiteiten en het verwachte aantal malen dat de betreffende activiteit in de betreffende periode zal plaatsvinden. Daarbij laat men geen bezettingsresultaten ontstaan. Ligt het aantal malen dat de cost driver wordt gebruikt lager dan verwacht, dan stijgt het tarief per keer. Zo kan de ex post bepaalde integrale kostprijs afwijken van de ex ante bepaalde.

Zie ook

Referenties

  1. º Kaplan, Robert S. and Bruns, W. Accounting and Management: A Field Study Perspective (Harvard Business School Press, 1987) ISBN 0-87584-186-4
rel=nofollow