Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

John Newton

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
rel=nofollow

John Newton (Wapping bij Londen, 24 juli 1725(juliaans) – Olney (Buckinghamshire), 21 december 1807) was een kapitein van een Engels slavenschip, die later predikant werd, zich inzette tegen de slavenhandel en meerdere christelijke liederen schreef, waarvan Amazing Grace het bekendste is.

Biografie

Newton werd geboren te Wapping bij Londen. Zijn moeder behoorde tot de dissenters, in dezelfde groepering als John Jennings. Zij gaf haar zoon John Newton enige religieuze opvoeding, maar overleed op 11 juli 1732, toen hij zes was. Zijn vader hertrouwde en John werd naar de kostschool gestuurd in Stratford, Essex, waar hij wat Latijn leerde. Nadat hij verschillende keren van de school weggestuurd was, nam zijn vader hem als elfjarige (1736) mee op zee. Ze maakten zes scheepsreizen samen, tot zijn vader in 1742 afscheid nam van de dienst op zee.

Newtons jeugd werd gekenmerkt door onzekerheden in het geloof en onbeheerst gedrag. Meermaals stond hij oog in oog stond met de dood. Zo miste hij eens de boot die hem en zijn vrienden naar een oorlogsschip moest brengen en zag toen vanaf de oever de boot kantelen, waarbij de volledige bemanning verdronk. Toch bleef hij het geloof afwijzen en hij raadde andere mensen aan om dit ook te doen.

Toen zijn vader stopte met varen, ging John Newton op een reis naar Venetië. Nadat hij in 1743 terugkwam, werd hij in februari 1744 onder dwang gerekruteerd door de Royal Navy als bemanningslid van het oorlogsschip Harwich. Door de invloed van zijn vader werd hij al snel bevorderd tot middenscheepsmaat. In september 1744 werd het Franse fregat Solide gekaapt door de Harwich. Toen de bemanning een tijdje aan land mocht, dacht hij zijn vriendin Mary Catlett te bezoeken, maar werd gearesteerd wegens desertie. Hij werd gedegradeerd tot een gewoon zeeman en kreeg, voor de ogen van de 350 bemanningsleden, met ontbloot bovenlijf acht dozijn zweepslagen.[1]

Op eigen verzoek werd hij overgeplaatst naar het slavenschip Levant als steward en leerde daar de gruwelen van de slavenhandel kennen. Het schip bracht hem naar Sierra Leone. Volgens zijn memoires leidde hij er een zondig leven. De scheepskapitein liet hem daar achter als blanke slaaf in dienst van de slavenhandelaar Amos Clowe en diens echtgenote, de Afrikaanse prinses Peye. Hij werd brutaal behandeld, leed er honger en was ernstig ziek (waarschijnlijk malaria). Wegens zijn wiskundige vaardigheden kreeg hij later een functie in de administratie van de goederen en voelde zich ook meer gerespecteerd en geïntegreerd onder de plaatselijke bevolking.

Zijn vader stuurde een bevriende zeekapitein op weg om John te laten zoeken en terug naar huis te brengen, en zo kon hij in 1748 met het handelsschip The Greyhound terug naar Engeland reizen.

Hoewel hij niet van plan was gelovig te worden, las Newton De Imitatione Christi van Thomas à Kempis, een boek dat hij aan boord had gevonden.

Op een dag kwam het schip, dat voornamelijk geladen was met bijenwas en Afrikaans sandelhout, in hevige stormen terecht. Newton bad tot God om dit te overleven. Nadat Newton het dek had verlaten, sloegen de zeelui die zijn plek daar hadden ingenomen, overboord. Hijzelf overleefde de storm en werd terug naar Engeland gebracht. Newton besefte door deze ervaring, zo vertelde hij later, dat hij hulpeloos was en dat alleen God hem kon redden. Hoewel hij in zijn kinderjaren wel wat religieus opgevoed was, noteerde hij die dag in 1748 als de dag van zijn bekering, volgens sommige biografieën op 10 maart; volgens anderen op 10 mei. Van toen af aan vermeed hij lasterlijk taalgebruik, gokken en drinken.

John zag zijn vader nooit meer terug: de dag voor hij aankwam in de haven van Liverpool, was zijn vader vertrokken om gouverneur te worden van York Fort, een Brits fort in Hudson’s Bay in Canada, en verdronk daar in 1751.

Later kreeg John aan boord van een slavenschip op weg naar West-Indië een zware koorts en smeekte hij om Gods genade. Ook deze ervaring was mede een keerpunt in zijn leven.

Toch werkte hij nog een tijd op de slavenschepen en promoveerde zelfs van scheepsmaat tot kapitein van het slavenschip Duke of Argyll. Hij ontwikkelde medegevoel voor de slaven en maakte er een erezaak van om de slaven goed te behandelen. Toch had hij de rest van zijn leven wroeging over zijn werk in de slavenhandel. Terugblikkend vond hij later dat hij tijdens die periode niet in de volledige betekenis van het woord een ’gelovige’ was en dit pas geruime tijd later werd.[2] Hij werd een tegenstander van de slavenhandel en stelde zijn memoires ter beschikking van de antislavernijbeweging.

In 1750 trouwde hij met Mary Catlett, in St. Margaret’s Church, Rochester (Engeland).[3]

Hoewel hij al jaren van plan was om zijn werk in de scheepvaart met slaven vaarwel te zeggen, was een ernstige beroerte in november 1754 de uiteindelijke reden die hem ertoe bracht ontslag te nemen. Na een revalidatiperiode vond hij werk als taksambtenaar in de haven van Liverpool, wat hem tijd liet om meer over het geloof te leren. In Londen maakte hij in 1755 kennis met de bekende predikanten George Whitefield en John Wesley. Hij begon Grieks, Hebreeuws en Aramees te studeren, en deed in 1757/1758 een aanvraag bij de aartsbisschop van York om als geestelijke geordineerd te worden. Hij werd op dat moment niet toegelaten wegens te weinig officiële schoolopleiding. Om zich als geestelijke te kunnen inzetten, overwoog Newton om over te gaan naar de dissenters of de baptisten, maar werd nergens als geestelijke aangenomen. Wel kon hij hier en daar eens inspringen om een preek te geven, en de toehoorders raakten onder de indruk van zijn levensverhaal. Zeven jaar later, op 29 april 1764, werd hij op aanbeveling van Lord Dartmouth diaken in de Anglicaanse Kerk (Church of England) en in juni werd hij door de bisschop van Lincoln geordineerd tot priester van de parochie Olney. Zijn anonieme autobiografie, An Authentic Narrative of Some Remarkable And Interesting Particulars in the Life of ———— Communicated, in a Series of Letters, to the Reverend T. Haweiss, verscheen dat jaar in augustus en kende een ruime verspreiding.

In 1767 verhuisde de dichter William Cowper naar Olney. Samen met Newton schreef hij christelijke liederen, die in 1779 uitgegeven werden als de Olney Hymns. Dit werk had een grote invloed op de Engelse hymnologie. Het bevatte Newtons liederen Glorious Things of Thee are Spoken; How Sweet the Name of Jesus Sounds!; Let Us Love, and Sing, and Wonder; Come, My Soul, Thy Suit Prepare; Approach, My Soul, the Mercy-seat en Faith’s Review and Expectation, dat bekend werd met de openingswoorden „Amazing Grace”. Vele van Newtons en Cowpers liederen werden opgenomen in de bundel Sacred Harp. Hij schreef ook traktaten in de serie Cheap Repository Tracts.

In 1780 werd hij pastor van de St. Mary Woolchurch in Londen. Daar oefende hij een grote invloed uit op onder anderen William Wilberforce. Wilberforce stond toen op het punt om de politiek te verlaten om geestelijke te worden, maar door aansporing van Newton, bleef hij politicus, om zich in die positie in te zetten voor de afschaffing van de slavernij. Newtons traktaat Thoughts upon the African Slave Trade (1787), waarin hij de gruwelen van de slavenhandel en zijn rol daarin beschreef, had een grote invloed.

Hoewel Newton blind werd, bleef hij tot zijn dood preken. Hij overleed in 1807, nadat hij eerder dat jaar nog had beleefd hoe Wilberforce’s wetsvoorstel voor de afschaffing van de slavenhandel in Groot-Brittannië door het parlement werd goedgekeurd.

Op zijn grafsteen staat een tekst die hij zelf schreef:

John Newton, clerk, once an infidel and libertine, a servant of slaves in Africa, was, by the rich mercy of our Lord and Saviour Jesus Christ, preserved, restored, pardoned, and appointed to preach the faith he had long laboured to destroy.
(John Newton, bediende, ooit een ongelovige en libertijn, een knecht van slaven in Afrika, werd, door de rijke genade van onze Heer en Redder Jezus Christus, bewaard, hersteld, vergeven, en aangesteld om het geloof te prediken waaraan hij lang had gewerkt om het te vernietigen.)

Werken

Newton schreef verschillende werken.

  • Cardiphonia, 1781. In het Nederlands (toen Nederduytsch) uitgegeven als
    De Taal van het Hart, in Gemeenzame Brieven in 1835.
  • Bundel predikatiën, 1761
  • Omicron, 1762
  • Verhaal, 1764
  • Overzigt der Kerkelijke Geschiedenis, 1769
  • Brieven en preken online: http://www.tracts.ukgo.com/john_newton.htm

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties

Wikiquote  (en) Citaten van of over John Newton op Wikiquote

Wikisource  (en) Dictionary of National Biography: Newton, John, (1725-1807) op Wikisource

Wikisource  (en) John Newton (1725–1807) op Wikisource

Voetnoten
  1. º John Dunn, A Biography of John Newton, p. 7, New Creation Teaching Ministry, 1994.
  2. º Citaat: „I cannot consider myself to have been a believer in the full sense of the word, until a considerable time afterwards.” in: John Newton, Out of the Depths, Ed. Dennis Hillman. Grand Rapids: Kregel, 2003. p. 84.
  3. º (en) Parish of Rochester
rel=nofollow
rel=nofollow