Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Hatikva

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Hatikva (Hebreeuws: הַתִּקְוָה, [hatíkva], letterlijk: „De Hoop”) is het nationale volkslied van de moderne staat Israël.

Geschiedenis

De tekst is een ingekorte versie van een gedicht, geschreven door Naphtali Herz Imber (1856–1909). Het lied was sinds 1897 het officiële lied van de zionistische beweging en werd met de stichting van de staat Israël in 1948 inofficieel aangenomen als het nationale volkslied. In 2004 werd een ingekorte en aangepaste versie officieel door de Knesset erkend als nationaal volkslied van de staat Israël. De versie als nationaal volkslied bevat enkel de eerste strofe van het volledige Hatikva.

Melodie

De melodie van het Hatikva is afgeleid van een volksmelodie die in Europa wijd verspreid was: ze duikt onder andere op in de Spaanse en de Poolse volksmuziek en werd in enigszins vergelijkbare versies opgenomen in verschillende liederen. Zo lijkt het bijvoorbeeld op de melodie van het Nederlandse lied Ik zag Cecilia komen langs enen waterkant, vooral in de beginklanken. Een vroege versie was de melodie La Mantovana, uit Italië, genoteerd omstreeks 1600 door Giuseppe Cenci (Guiseppino del Biado). In Zweden is het vergelijkbaar met de melodie van Ack Värmeland, du sköna en in de Oekraïne met het lied Kateryna Kucheryava. De melodie is voor een groot deel gelijk aan het hoofdthema van Vltava (ook bekend als „Die Moldau”), een symfonisch gedicht van Bedřich Smetana. In Moldavië, Roemenië en de omliggende landen is de melodie met verschillende teksten bekend: „De Runderkar” (Carul cu boi), „Meilied (De vlakten zijn ontwaakt)” (Cântec de mai – Luncile s-au deşteptat) of „Maïs met opstaande bladeren” (Cucuruz cu frunza-n sus).

De huidige melodie van het Hatikva stamt vermoedelijk uit 1888 in de versie van Samuel Cohen, een Israëlisch immigrant uit Moldavië. Cohen zou zich later herinneren dat hij het melodietje neuriede van het lied Carul cu boi, dat hij in Moldavië/Roemenië had gehoord.

Het arrangement voor orkest stamt van Paul Ben-Haim. Een andere bewerking voor een groot orkest is van de hand van Kurt Weill.

Tekst

De tekst is een aangepaste versie van de eerste strofe van het gedicht Tikvatenoe („Onze hoop”), geschreven in Palestina in 1886[1] door Naphtali Herz Imber (1856–1909), een Engels joods dichter, geboren in Złoczów (nu Zolochiv, Oekraïne), toen een stad in het koninkrijk Galicië en Lodomerië, Keizerrijk Oostenrijk.

Inhoud

Het lied gaat over de hoop van het Joodse volk om terug te keren naar hun land.

In het jaar 70 van de gebruikelijke tijdrekening werd Jeruzalem vernietigd door het Romeinse leger onder generaal Titus. De overlevenden werden meegevoerd in ballingschap en verspreidden zich over de hele aarde (diaspora).

Gedurende deze periode van bijna tweeduizend jaar bleven vele joden bidden voor een terugkeer naar hun land; zij baden in de richting van Jeruzalem (andere naam: Zion) en vierden hun feesten volgens de kalender en de seizoenen in Israël.

Hebreeuws     Nederlandse transliteratie Vertaling
כֹּל עוֹד בַּלֵּבָב פְּנִימָה Kol‘od balevav penima Zolang in het hart, vanbinnen,
נֶפֶשׁ יְהוּדִי הוֹמִיָּה Nefesj jehoedi homieja, Een Joodse ziel nog smacht,
וּלְפַאֲתֵי מִזְרָח, קָדִימָה, Oelefa’ateei mizrach kadima, En naar het oosten, voorwaarts,
עַיִן לְצִיּוֹן צוֹפִיָּה, ‘Ajien letsiejon trsofieja; Een oog naar Zion kijkt;
 
עוֹד לֹא אָבְדָה תִּקְוָתֵנוּ, ‘Od lo avda tikvateinoe, Is onze hoop nog niet verloren,
הַתִּקְוָה בַּת שְׁנוֹת אַלְפַּיִם Hatikva bat sjnot ’alpajiem, De hoop die al tweeduizend jaar leeft,
לִהְיוֹת עַם חָפְשִׁי בְּאַרְצֵנוּ, Lihjot ‘am chofsjie be’artseinoe, Een vrij volk te zijn in ons land,
אֶרֶץ צִיּוֹן וִירוּשָׁלַיִם. ’Erets-Tsijon veJeroesjalajiem. Het land van Zion en Jeruzalem.

Bezwaren

Joods-religieuze bezwaren

Sommige orthodoxe joden hebben bezwaar tegen het Hatikva omdat het lied hen te seculier klinkt en de religieuze klemtoon ontbreekt: het lied vermeldt God noch Thora.

Sommige religieus-zionisten gebruiken een aangepaste versie, waarin zij het woord „חופשי” (vrij, dat geïnterpreteerd zou kunnen worden als „vrij van de Wet”) vervangen door het woord „קודש” (heilig). Op die manier ontstaat een verwijzing naar het boek Exodus 19:6: „Jullie zullen voor mij een koninkrijk van priesters en een heilige natie zijn.

Recenter hadden enkele Mizrachi, d.w.z. Joden uit het oosten, bezwaar tegen het „westelijke” perspectief van de tekst. Zij richtten zich voor hun gebeden eveneens naar Jeruzalem, maar dat lag voor hen niet in het oosten, maar in het westen.[2]

Arabisch-Israëlische bezwaren

Heel wat Israëli’s hebben Arabisch als moedertaal. Sommigen van hen hebben bezwaar tegen het Hatikva omdat het zo sterk naar het jodendom verwijst. Het tekstgedeelte over het verlangen van „een Joodse ziel” wordt door hen vaak gezien als een belemmering om zich met het Hatikva te identificeren als hun nationaal volkslied. Saleh Tarif, de eerste Arabischtalige in de geschiedenis die verkozen werd voor de Israëlische Kamer, weigerde in 2001 het lied te zingen.[3] In januari 2007 werd Ghaleb Majadale de eerste moslim minister in de Israëlische Kamer. Hij zorgde voor ophef toen hij in het openbaar weigerde het nationaal volkslied te zingen en uitlegde dat het lied alleen voor joden geschreven was.[4] De krant Haaretz publiceerde daarop een herwerkte tekst van het nationaal volkslied, die volgens de redacteur Bradley Burston door alle Israëlische burgers gezongen zou kunnen worden.[5]

In 2012 nam Salim Joubran, een Israëlisch Arabisch rechter aan het Israëlisch Hooggerechtshof, niet deel aan het zingen van het zingen van het Hatikva tijdens een viering ter ere van de pensionering van de hoofdrechter, Dorit Beinisch.[6]

Af en toe zijn er voorstellen om een ander nationaal volkslied te kiezen of de tekst aan te passen om deze meer aanvaardbaar te maken voor niet-joodse Israëli’s.[7][8]

Verwijzingen

rel=nofollow