Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Goelag

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Goelag (Russisch: ГУЛАГ) was in de Sovjet-Unie de overheidsdienst die verantwoordelijk was voor straf- en werkkampen. De term wordt ook gebruikt om deze kampen zelf aan te duiden. Goelag is een acroniem voor het Russische Главное управление исправительно-трудовых лагерей (Glavnoje oepravlenieje ispravitelno-troedovych lagerej), oftewel "Hoofddirectoraat voor opvoedings- en werkkampen".

In totaal stierven in de goelags gedurende enkele decennia miljoenen mensen (zie Aantal slachtoffers), zowel Sovjetburgers als buitenlanders (onder andere Duitse en Japanse krijgsgevangenen, Polen en Finnen).

Geschiedenis

De Stalinistische periode

De Goelag werd opgericht in 1930 om de vele al bestaande kampen en gevangenissen in de hele Sovjet-Unie (USSR), die in Rusland bekendstonden onder de naam katorga, te beheren. Al in 1918 opende het communistische bewind onder leiding van Lenin de eerste kampen. Tot 1929 was er echter geen sprake van een volledig georganiseerde structuur. Het kamp op de Solovetski-eilanden was tot dan toe het enige echte georganiseerde kamp. Op 27 juni 1929 nam het politburo de oekaze ’over het gebruik van arbeid van veroordeelde criminelen’ aan, waarmee in feite de basis werd gelegd voor de Goelag. In het besluit werd bevolen dat een netwerk van kampen zou moeten worden opgericht in afgelegen gedeelten van het land om deze te bevolken en natuurlijke hulpbronnen te ontwikkelen door gebruik te maken van dwangarbeid. Dit kampensysteem werd aanvankelijk door de Sovjetleiders voorzien als een netwerk van kleine kampen met maximaal 50.000 gevangenen. Door de ’dekoelakisatie’ en gedwongen collectivisatie veranderden deze plannen, doordat toen binnen luttele maanden duizenden kleine boeren uit straf werden verbannen. Op 1 januari 1930 zaten daarnaast al 180.000 mensen gevangen, wat dus veel meer was dan vooraf was berekend. Al deze gevangenen moesten een plek krijgen in de werkzaamheden. Daarop werden in hoog tempo een aantal projecten opgezet, zoals het graven van het Witte Zeekanaal, Moskoukanaal, de stichting van de Dalstroj voor de goudexploitatie van de Kolymavallei en de aanleg van de Baikal-Amoerspoorweg.[1]

Vijanden van het Volk

Vooral onder het bewind van Jozef Stalin zijn veel mensen naar de kampen gestuurd; volgens officiële partijstatistieken die in 1993 werden vrijgegeven door de Russische overheid zouden in 1939, dus vlak na de periode van de Grote Zuiveringen 2.022.976 mensen gevangen hebben gezeten. Een wetsartikel tegen staatvijandige activiteiten, het beruchte Artikel 58, maakte het mogelijk om letterlijk iedereen op te sluiten, onder het voorwendsel ’Vijanden van het Volk’ te zijn. Hierbij waren politieke tegenstanders (zogenaamde contrarevolutionairen ofwel kontras resp. kontriks) en geestelijken, maar ook bijvoorbeeld zogenaamde klassevijanden (bijvoorbeeld mensen met een adellijke afkomst), filatelisten (wegens verdachte belangstelling voor het buitenland), gehandicapten (wegens anti-Sovjet-propaganda). En later ook Russische krijgsgevangen of Russen die tijdens de Tweede Wereldoorlog dwangarbeid in Duitsland hadden verricht, werden vaak zonder omweg doorgestuurd naar een kamp in Siberië (wegens hulp aan de vijand).

Bepaalde volkeren die de politiek van Russificatie in de weg stonden moesten het extra ontgelden, zoals de Baltische volkeren en West-Oekraïners. Na de Poolse campagne werden honderdduizenden Polen uit het door de Sovjet-Unie bezette oosten van Polen naar de goelag gestuurd. Een van hen, Gustaw Herling-Grudziński, schreef het eerste boek (A World Apart, 1951) over de goelag dat in het westen gepubliceerd werd. Meer dan een miljoen goelaggevangenen werd ’vrijgelaten’ om in het Rode Leger te dienen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Meer dan de helft van alle goelagdoden uit de periode 1934-1953 viel tijdens de oorlogsjaren.

Ondanks het feit de werkkampen in de Sovjet-Unie een belangrijke schakel in de economie vormden, onder andere vanwege het winnen van delfstoffen, het graven van kanalen en het bouwen van steden, waren de omstandigheden in de kampen bijzonder slecht. De gevangenen kregen onvoldoende voedsel, slechte kleding, werden mishandeld en moesten vaak werken tot ze dood neervielen.

Regimeverzwaring

In 1937, het hoogtepunt van de Grote Zuiveringen, kwam er een eind aan alle propaganda over de glorie van de heropvoeding van de crimineel en alle overige lippendiensten aan dit ideaal (zoals ooit gepropageerd door Gorki en de zijnen).

Er werd een ongehoorde regimeverzwaring in de Goelags doorgevoerd: de status van de kampen waar veel politieke gevangenen verbleven veranderde; de term ’vijand des volks’ werd nu een officiële term in de Goelag-correspondentie en de propaganda beschreef deze figuren als ’Vijanden van de Revolutie’, iets wat nog lager stond dan tweebenige beesten, als ’ongedierte’ en als ’onkruid dat gewied moest worden’.

Ook de familie (vrouwen en kinderen) van ’Politieken’ kon nu veroordeeld worden als ’Lid van de familie van een Vijand van de Revolutie’ en in de goelag verdwijnen. De ’Politieken’ werden verwijderd van hun werkplek en kregen vanaf nu alleen het allerzwaarste ongeschoolde handwerk te doen in de wouden en in de mijnen. De broodrantsoenen werden meer dan gehalveerd. De omstandigheden verslechterden mede omdat de instroom van Zeks (gevangenen) snel steeg onder invloed van de golf van arrestaties als resultaat van de ’Grote Zuiveringen’. In de nieuwe politieke sfeer werd opsluiting van vijanden niet meer als een toereikende maatregel beschouwd en werd eliminatie beter gevonden. Op 25 augustus 1937 vaardigde Jezjov schriftelijk een bevel uit aan de NKVD om alle streng beveiligde politieke gevangenen te executeren nadat hij op 30 juli 1937 reeds een order met executiequota voor diverse categorieën goelag-gevangenen had gegeven.[2]. Speciale commissies NKVD’ers en later zogenaamde Trojka’s (bijvoorbeeld bestaande uit een hoge NKVD-er, een partijbons en een hoge bestuursbeambte) voerden dit bevel in de goelag-kampen uit, respectievelijk zagen toe op de uitvoering ervan.

De productiviteit nam door deze regimeverzwaring sterk af: de opbrengst van de NKVD-kampen nam van 3,5 miljard roebel in 1936 af tot 2 miljard roebel in 1937 en de industriële opbrengsten (Dalstroj etc.) namen af van 1,1 miljard tot 945 miljoen roebel.[3] Oorzaken waren de toegenomen chaos en wanorde, het gebrek aan organisatie evenals het toenemend aantal zieke en stervende gevangenen. Zo erkende de Raad van Volkscommissarissen in 1939 dat ten minste 60% van de kampgevangenen aan pellagra of andere ondervoedingsziekten (zoals scheurbuik, beri-beri) leed. Nadat Jezjov van zijn post werd ontheven, heeft Lavrenti Beria als nieuw hoofd van de NKVD de regimeverzwaring op onderdelen deels opgeheven met als doel het economische nut van de kampen weer te verhogen. Hij gaf bevel aan de kampcommandanten om meer gevangenen in leven te houden en ze beter te benutten. Hierdoor konden hoger geschoolden zoals ingenieurs en wetenschappers en andere ’specialisten’ weer op productievere plaatsen ingezet worden. De ontmenselijking van de ’vijanden’ bleef in het kampsysteem echter overheersen tot de dood van Stalin.

Economie van de Goelags

Het inzetten van dwangarbeid in afgelegen regio`s was bedoeld om economische ’surplussen’ op te leveren, bedoeld in de marxistische zin van ’meerwaarde (Marx)|meerwaarde]]’ door voor de onvrije werkenden alleen het allernoodzakelijkste uit te geven (fors onder de normale arbeiderslonen) om daarmee producten te produceren met een aanzienlijke economische waarde. Dwangarbeid werd verondersteld meer mobiel inzetbaar te zijn dan ingehuurde arbeid omdat de dwangarbeiders snel in grote aantallen van het ene project naar het andere verplaatst konden worden. Dwangarbeid werd ook verondersteld als mobiele hulpbron economische overschotten te geven zonder verlies van arbeidsproductiviteit zoals wel het geval was bij normale ingehuurde arbeidskrachten. Strikte leiding en toezicht, zo werd gedacht en gehoopt, zou dwangarbeid net zo productief maken als vrije arbeid.[4]

Een andere belangrijke reden voor de Goelags was, zoals uitgedrukt in een intern Goelag document, ’de kolonisatie en industriële exploitatie van verafgelegen gebieden van de staat’, namelijk daar waar normale arbeiders niet wilden wonen en werken vanwege de afgelegen ligging, het ontbreken van normale voorzieningen en het barre klimaat.

De Goelag-kampen waren aanvankelijk economisch bepaald niet winstgevend. Pas halverwege de jaren twintig werd door Naftali Frenkel, een gevangene op de Solovetski-eilanden die van onder af opklom tot kampcommandant van Solovetski, een manier gevonden om een gevangenenkamp te veranderen in een ogenschijnlijk winstgevende economische factor. Dit bereikte hij door de gevangenen eten te geven overeenkomstig de hoeveelheid werk die ze verzet hadden. Dit systeem is vervolgens door Jozef Stalin en Kaganovich in alle kampen in de gehele Sovjet-Unie doorgevoerd wat vervolgens geleid heeft tot miljoenen ongelukkigen die onder de zwaarste omstandigheden (honger, koude, slechte huisvesting, kleding en schoeisel) vreselijk zwaar werk verrichtten waarbij velen omkwamen. Het systeem van Frenkel was heel eenvoudig. Allereerst werden alle extraatjes en franjes stopgezet. De arbeiders (gevangenen) werden verdeeld in 3 groepen, overeenkomstig hun fysieke vermogens: degenen die zwaar werk konden doen, degenen die licht werken konden doen en de invaliden. Elke groep kreeg andersoortig werk en vaste normen waaraan voldaan diende te worden (anders werd het rantsoen gehalveerd). Overeenkomstig de werklast werden ze gevoed met behoorlijk grote verschillen in rantsoen: de laagste groep kreeg ongeveer de helft van de hoogste. In de praktijk sorteerde dit systeem de gevangenen heel snel in degenen die zouden overleven en die zouden omkomen. Dit proces werd versneld doordat de werknormen vaak heel hoog lagen, zeker voor stadsmensen die nooit zwaar werk als bomen kappen, rotsen uithouwen, ermee sjouwen en slepen, etc. hadden verricht.[5]

In werkelijkheid heeft het dwangarbeiderssysteem van de Goelag nooit winst opgeleverd. Gevangenisarbeid is altijd veel minder productief dan vrije arbeid – een les die de Sovjets pas na de dood van Stalin hebben begrepen.

Transporten

De transporten van Zeks (gevangenen) werden op kleine schaal uitgevoerd in speciale boevenwagons (de zogenaamde Stolypinwagons, vaak gekoppeld aan verder normale treinstellen) waar de Zeks opeengepropt rechtop moesten staan. Op grote schaal gebeurde transport in meestal onverwarmde veewagons. Tijdens deze verplaatsingen, die soms weken duurden, kregen de gevangenen weinig voedsel en vooral weinig water wat bij aankomst soms tot grote verliezen bleek te leiden. Soms moest ook nog deels over zee gevaren worden (zoals naar Kolyma) met vrachtschepen waar de zeks dan onder in onverwarmde ruimen werden geborgen om vervolgens weken door zeeën vol ijsschotsen te varen zonder ventilatie en voldoende sanitaire voorzieningen en op een uiterst karig rantsoen. Zo kwamen van de transporten in het eerste jaar van Dalstroj directeur Berzin er de van de 16.000 gevangenen die naar Magadan (doorgangsplaats van de Kolyma-goelag) reisden er slechts 9928 levend aan (verlies van 38%) de overigen kwamen op doorreis naar het noorden, slecht gekleed, slecht beschermd, slecht gevoed, in zware winterstormen terecht waardoor nogmaals slechts de helft het jaar erop nog in leven bleek.[6]

Aantal slachtoffers

Volgens beschikbare statistieken, en bevestigd door Russische veiligheidsfunctionarissen, zijn in de periode 1929-1953 ongeveer 18 miljoen Sovjetburgers door de kampen gegaan (Nikita Chroesjtsjov noemde 17 miljoen, deze heeft dit destijds laten tellen om de misdaden van Stalin aan de kaak te kunnen stellen). Dit getal rekende daar buitenlanders en krijgsgevangenen niet bij. Hieraan moeten nog de gevallen van ’dwangarbeid zonder opsluiting’ (speciale ballingen) zoals koelakken, Polen, Balten, Wolga-Duitsers en andere etnische minderheden aan toegevoegd worden. Het totaal aantal dwangarbeiders die door het Goelag-systeem gegaan zijn komt daarmee op 28,7 miljoen.

Een historicus die op grond van de beschikbare archieven een telling heeft uitgevoerd van de aantallen doden in de Stalinistische periode van 1929-1953 in de kampen en ballingsoorden (vlak voordat een gevangene leek te gaan sterven werd deze na 1938 vaak ontslagen om de kampstatistiek qua sterfte niet te belasten) kwam totaal op 2.749.163 doden. Hierin zijn niet begrepen de verliezen bij transport, de massa-executies van ’politieken’ in bepaalde periodes in en buiten de kampen, de sterfte in de gevangenissen tijdens verhoor en verblijf, de executies ten gevolge van de ’rechtspraak’ en executies vanwege pseudo-redenen (zoals de door Stalins regelmatig uitgevaardigde executie-quota), etc. Een aantal van 786.098 politieke executies tussen 1934 en 1953 is geteld op basis van de huidige archieven.[7] De aantallen in de jaren twintig, na 1953 tot in de jaren tachtig zijn onbekend.

Het aantal gevangenen in de Goelag-kampen en -kolonies bedroeg, volgens de documenten van de NKVD tussen 1930 en 1953 zoals geteld op 1 januari van ieder jaar, als volgt[8] (deze gegevens stemmen overeen met andere gegevens uit de Sovjet-bureaucratie en de meeste geleerden die zich in de kamp-archieven hebben verdiept zijn het over deze op bevel van Chroetsjov samengestelde telling wel eens):

Jaar Aantal Jaar Aantal
1930 179.000 1942 1.777.043
1931 212.000 1943 1.484.182
1932 268.700 1944 1.179.819
1933 334.300 1945 1.460.677
1934 510.307 1946 1.703.095
1935 965.742 1947 1.721.543
1936 1.296.494 1948 2.199.535
1937 1.196.369 1949 2.356.685
1938 1.881.570 1950 2.561.351
1939 1.672.438 1951 2.525.146
1940 1.659.992 1952 2.504.514
1941 1.929.729 1953 2.468.525

Bovenstaande tellingen voor iedere individueel jaar zijn deels misleidend omdat ze het opmerkelijk grote verloop in het Goelag-kampsysteem maskeren, ze zijn ook exclusief krijgsgevangenen (waarvan er op een gegeven moment zo’n 4 miljoen waren) en zuiveringskampen. Gevangenen die onderweg waren, in gevangenissen (in de steden) zaten, nog in de justitiële pijplijn zaten worden niet meegeteld. Maar ook alle uit de kampen naar verbanningsoorden afgevoerde gevangenen of die na vrijlating verplicht moesten blijven werken in de werkinrichtingen (zoals mijnen, houtkampen etc.) ter plaatse en diegenen die (meest) onvrijwillig tot kampbewaker of kamp-administrateur werden gepromoveerd blijven buiten beeld, alsmede alle geëxecuteerde en gestorven gevangenen en diegenen die in de oorlogsjaren afgevoerd werden naar strafbataljons of naar andere eenheden van het Rode Leger gezonden werden.

Na Stalin

Na de dood van Stalin in 1953 kwam meer dan de helft van de Goelaggevangenen vrij. Gevangenen die tot 5 jaar gevangenschap of korter waren veroordeeld kregen in 1953 amnestie; in de praktijk betekende dit dat vooral de gewone criminelen werden vrijgelaten. In 1954 werden ook grote aantallen politieke gevangenen vrijgelaten, al werden deze vaak gedwongen zich nog enkele jaren in de nabijheid van het kamp te vestigen. De Goelag werd officieel ontbonden in 1960; het beheer over de kampen werd toen een taak van de KGB.

Huidige situatie

Ook nu wonen nog mensen in sommige kampen. De enorme afgelegenheid van veel kampen, zoals de kampen rond Vorkoeta en in de Kolyma-regio rond Magadan, maakt transport duur en het gebrek aan alternatieven zorgt dat veel ex-gevangenen gebleven zijn en soms nog steeds in de barakken wonen.

Veel ex-gevangenen kampen nog steeds met post-traumatische stoornissen. Het concentratiekampsyndroom wordt vaak niet erkend in Rusland. Veel Russen willen liever niet herinnerd worden aan de gebeurtenissen van de Goelag of vergoelijken ze, wanneer ze terugdenken aan de ’goede tijd’ van de Sovjet-Unie. Ook in het postcommunistische Rusland verschillen gevangenissen soms weinig van de Goelaggevangenissen, waar vele mensen op elkaar gepakt zitten onder slechte omstandigheden. Voor relatief kleine vergrijpen kunnen ook nog steeds lange gevangenisstraffen worden opgelegd. In het postcommunistische Centraal-Azië worden ook nu nog grote groepen gevangenen vanwege ’staatsgevaarlijke activiteiten’ opgesloten.

De Russische organisatie Memorial heeft het als taak gezien om de gebeurtenissen van de Goelag vast te leggen om de herinnering eraan levend te houden.

Aleksandr Solzjenitsyn

Een bekende gevangene van de Goelag was Aleksandr Solzjenitsyn, die het na zijn gevangenschap als zijn taak beschouwde om de herinnering aan de slachtoffers van het communisme in stand te houden. Zijn bekendste werk is het drieluik De Goelag Archipel, dat in eigen land uiteraard niet gepubliceerd werd, maar dat in het westen in 1973 verscheen.

Toen Solzjenitsyn zijn Goelag Archipel schreef, had hij het over een geografisch eilandenrijk van werkkampen in de moerassen van Siberië. De beschrijving was ook metaforisch bedoeld: de archipel als eilanden van werkkampen omringd door de zee van een nor­male samenleving. Nog steeds worden de buitengewesten van Siberië beschouwd als eilanden, en spreekt men in die streken over het Europese deel van Rusland als over ’het continent’. De werkkampen lagen wijd verspreid op de meest afgelegen plaatsen als een ’eilandenrijk’ in onbegaanbare moerassen. Vaak waren ze slechts te bereiken via de Zee van Ochotsk in het uiterste oosten, en elders via – al of niet bevroren – rivieren, of per slede.

Literatuur

  • Adler, N. (2006), Overleven na de Goelag: het lot van Stalins slachtoffers na hun kamptijd (vertaling uit het Engels door Robert Vernooy), Amsterdam: Contact. 336 p.
  • Applebaum, A. (2003), Goelag: een geschiedenis (vertaling vanuit het Engels door Tinke Davids). Amsterdam: Ambo. 720 p.
  • Courtois, S. (red.) (1997), Le Livre noir du communisme. Crimes, terreur, répression, Paris: Robert Laffont, 1997. 923 p. (ISBN 2-221-08204-4 (ISBN 978-2-221-08204-1), ISBN 978-2-266-08611-0 en ISBN 978-2-221-08861-6), vertaald in vele talen, waaronder ook in het Nederlands: Zwartboek van het communisme: misdaden, terreur, onderdrukking, Amsterdam [etc.]: De Arbeiderspers, 1998. 1083 p., ill. ISBN 90-295-5838-5
  • Ertz, S. (2006), Zwangsarbeit im stalinistischen Lagersystem: Eine Untersuchung der Methoden, Strategien und Ziele ihrer Ausnutzung am Beispiel Norilsk, 1935-1953. Duncker & Humblot, 2006, 273 p.
  • Gerard Jacobs, Goudkoorts, Contact, 1993 ISBN 90-254-0357-3 (in 1994 werd op basis hiervan in samenwerking met Jacobs door Theo Uittenbogaard de documentaire Goud – vergeten in Siberië gemaakt)
  • Kizny, T. (2004), Gulag: Life and Death Inside the Soviet Concentration Camps 1917-1990. Firefly Books Ltd., 496 p.
  • Michel Krielaars, Overleven kan alleen door grenzen te overschrijden in NRC Handelsblad, CS, 21 april 2006.
  • Sjalamov, V. (1982), Berichten uit Kolyma (vertaling uit het Russisch door Marja Wiebes en Yolanda Bloemen), Amsterdam: De Arbeiderspers, 2000, 904 p. ISBN 90-234-0061-5 pbk.
  • Solzjenitsyn, A. (1973), Архипелаг ГУЛАГ (Archipelag Gulag); Nederlandse vertaling (uit het Russisch door D. Peet, P. De Smit en M. Weijers): De Goelag archipel 1918-1956: proeve van een artistieke studie, Baarn: De Boekerij, 1974-1976. 3 delen. (517 + 543 + 462 p., ill.) ISBN 90-225-0423-9 geb (deel 1), ISBN 90-225-0407-7 pbk (deel 1), ISBN 90-225-0452-2 pbk (deel 2), ISBN 90-225-0453-0 geb (deel 2), ISBN 90-225-0488-3 geb (deel 3), ISBN 90-225-0489-1 pbk (deel 3)
  • Jacq Vogelaar, Over kampliteratuur, De Bezige Bij, 2006, 658 p.

Zie ook

Externe linken

Bekijk op YouTube  Brutal! ’Tekeningen uit de GULAG’ door Danzig Baldaev, een gepensioneerde Sovjet-gevangenenbewaker op YouTube

Wikimedia Commons  Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Goelag op Wikimedia Commons.

rel=nofollow

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
  1. º (en) Oleg Khlevnyuk. The Economy of the OGPU, NKVD, and MVD of the USSR, 1930–1953: The Scale, Structure, and Trends of Development. Geraadpleegd op 13 mei 2007.
  2. º Anne Applebaum, Goelag: een geschiedenis, hoofdstuk 6 p. 108, Uitg. Ambo Amsterdam (2003), ISBN 90-263-1814-6
  3. º Anne Applebaum, Goelag: een geschiedenis, hoofdstuk 6 p. 110-111, Uitg. Ambo Amsterdam (2003), ISBN 90-263-1814-6
  4. º Paul R. Gregory en Valery Lazarev, The Economics of Forced Labor: The Soviet Gulag, hoofdstuk 1: An Introduction to the Economics of the Gulag, Uitg. Hooverpress (2003), ISBN 978-0-8179-3942-7
  5. º Anne Applebaum, Goelag: een geschiedenis, hoofdstuk 2 p. 57 t/m 63, Uitg. Ambo Amsterdam (2003), ISBN 90-263-1814-6
  6. º Anne Applebaum, Goelag: een geschiedenis, hoofdstuk 5 p. 96, Uitg. Ambo Amsterdam (2003), ISBN 90-263-1814-6
  7. º Anne Applebaum, Goelag: een geschiedenis, Aanhangsel: Hoevelen?, p. 491-498, Uitg. Ambo Amsterdam (2003), ISBN 90-263-1814-6
  8. º Zemskov, Archipelag goelag, p. 6-7; Getty, Rittersporn en Zemskov, Appendices A en B, p. 1048-1049
rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow