Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Gebruiker:O/Kleineveldenbeleid

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Het kleineveldenbeleid is Nederlands overheidsbeleid dat is opgesteld om winning van aardgas uit kleinere Nederlandse aardgasvelden te bevorderen.

Ontstaan

Nederland heeft verschillende olie- en gasvelden. Het grootste gasveld werd in 1959 ontdekt in Slochteren, provincie Groningen (oorspronkelijk 2700 bcm[1], nu nog 850 bcm[2]). De eerste oliecrisis in 1973, waarbij Arabische olieproducerende landen een olieboycot afkondigden tegen een aantal landen waaronder Nederland, zorgde ervoor dat de Nederlandse regering de opsporing en vooral ook winning van aardgas uit eigen bodem wilde stimuleren. Zo kon de Nederlandse samenleving maximaal profiteren van eigen aardgasvoorraden. De kleinere gasvelden op het land en vooral de velden op de Noordzee, naar verwachting samen goed voor een uiteindelijke productie van een kleine circa 1600 bcm, bleken echter nauwelijks rendabel te exploiteren in vergelijking tot het aardgas uit het grote Groningenveld. De Nederlandse regering formuleerde daarom het kleineveldenbeleid.

Energie Beheer Nederland B.V. (EBN) speelt een belangrijke rol in dit beleid. Deze staatsonderneming is verantwoordelijk voor de opsporing en ontwikkeling van gasvelden en daarmee dus medeverantwoordelijk voor de uitvoering van het kleineveldenbeleid, zoals verwoord in artikel 81 – 97b van de Mijnbouwwet[3]. Door deel te nemen in een groot aantal samenwerkingsverbanden met olie- en gasmaatschappijen draagt EBN eraan bij dat zoveel mogelijk gas- en olievoorraden worden opgespoord en op een economisch verantwoorde manier worden gewonnen[4]. Een essentieel onderdeel van het kleineveldenbeleid is dat er voor het geproduceerde gas altijd een koper is. Om dat te bewerkstelligen werd de N.V. Nederlandse Gasunie bij de invoering wettelijk verplicht dit gas bij voorrang in te kopen[5]. Bij de splitsing van Gasunie in een handelsdeel (GasTerra) en een transportdeel (Gasunie) in 2005 is de verplichting voor de afname van het gas uit kleine velden overgegaan op GasTerra, terwijl de plicht het gas te transporteren is overgegaan op netbeheerder Gasunie Transport Services (GTS). De Gaswet[6] schrijft voor dat GasTerra moet aanbieden dit gas te kopen tegen redelijke voorwaarden en een marktconforme prijs. In eerste instantie hield dit in dat producenten vanwege ontbreken van derden-toegang (‘Third Party Access’ of TPA) tot het Nederlanse gasnet een de facto verplichting het gas aan het toenmalige Gasunie aan te bieden. Doordat bij de liberalisering van de gasmarkt de mogelijkheid tot TPA ontstond, kunnen sindsdien ook andere partijen in Nederland dit gas in- en verkopen[7].

Ontwikkeling

Vóór 1974 ontplooiden producenten, waaronder de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM), wel op grote schaal opsporingsactiviteiten, maar dit leidde niet tot extra gaswinning. Een combinatie van relatief hoge winningskosten en gebrek aan afzetzekerheid zorgden voor grote investeringsrisico’s. De introductie van het kleineveldenbeleid in 1974 bracht hier verandering in. Het beleid bleek een krachtig instrument om de winning te stimuleren, zoals ook is te zien in figuur 2. Het aandeel uit kleine velden liep snel op ten opzichte van het Groningen-aandeel, tot zelfs boven de vijftig procent vanaf de tweede helft van de jaren ‘80.

Implicaties

Het kleineveldenbeleid is ontwikkeld in een periode dat toenemende schaarste van aardgas werd voorzien. Waar het vanuit economisch perspectief voor de hand zou liggen eerst het gas uit het Groningenveld te produceren, werd dankzij dit beleid het relatief gemakkelijk te winnen Groningen-gas bewaard voor een later moment en werd gas uit de kleine velden met voorrang ingenomen.

Toekomst

De piek in de aardgasproductie uit de kleine velden lag rond 2000 op circa 50 bcm. Sindsdien is er sprake van een geleidelijke daling, tot circa 30 bcm in 2011. De verwachting is dat na een korte opleving deze geleidelijke daling de komende paar jaren door zal zetten. Het is mogelijk dat ontwikkeling van nieuwe gassen, zoals schaliegas, op termijn toch weer tot hogere volumes kan leiden[8]. Wellicht dat het kleineveldenbeleid ook hierin een belangrijke rol kan spelen.

Voetnoten en Referenties

  1. º Bcm is miljard m3 in Groningen equivalent (Geq), ofwel gas met een verbrandingswaarde van 35,17 MJ bij 0 °C en druk van 1 atmosfeer.
  2. º TNO (2012). Delfstoffen en aardwarmte in Nederland. Jaarverslag 2011. Den Haag. 'www.nlog.nl,
  3. º Wet van 31 oktober 2002, houdende regels met betrekking tot het onderzoek naar en het winnen van delfstoffen en met betrekking tot met de mijnbouw verwante activiteiten (Mijnbouwwet), http://wetten.overheid.nl/BWBR0014168/
  4. º http://www.ebn.nl/OverEBN/Paginas/default.aspx
  5. º Correljé, A.F. (1998). Hollands Welvaren. De geschiedenis van een Nederlandse bodemschat. Hilversum: TeleacNOT.
  6. º Wet van 22 juni 2000, houdende regels omtrent het transport en de levering van gas (Gaswet), http://wetten.overheid.nl/BWBR0011440/
  7. º Correljé, A.F. (2011). Aardgas: Eén verleden en vele toekomstscenario's, in: Jurgen Ganzevles, Rinie van Est (red.) Energie in 2030. Maatschappelijke keuzes van nu.
  8. º EBN (2012). Focus on Dutch Gas 2012. Utrecht, EBN.

http://www.gasterra.nl/kenniscentrum/de-markt-van-nu/kleineveldenbeleid-2