Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Gebruiker:Lidewij/Mythen, sagen en legenden van de Lage Landen

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Bestand:LageLanden.PNG
De Lage Landen; een laaggelegen vlakte die is ontstaan uit de delta van een aantal grote rivieren, waaronder de Rijn, Maas, IJssel, Schelde en Eems. De typische kenmerken van dit landschap vormen sinds de Oudheid een bron van vele duizenden verhalen.

Met de mythen, sagen en legenden van de Lage Landen wordt een groot deel van de door middel van overlevering bekende folklore uit de Lage Landen - de hedendaagse naties België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en het Duitse Rijnland - bedoeld. Er bestaan vele duizenden mythen, sagen en legenden, die eeuwenlang alleen deel uitmaakten van de orale literatuur en later meestal ook zijn opgeschreven. In de Nederlandse Volksverhalenbank van het Meertens Instituut zijn bijvoorbeeld meer dan 20 duizend sagen opgenomen.[1] In dit artikel worden enkele van de belangrijkste van deze mythen, sagen en legenden en hun invloed op bepaalde elementen van de taal en cultuur besproken. Voor zover mogelijk wordt ook de herkomst van al deze volksverhalen verklaard.

Definitie en afbakening

Zie Verschil tussen mythen, sagen en legenden voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Mythen, sagen en legenden zijn alle drie verschillende literaire genres. Hoewel ze in veel opzichten op elkaar lijken, hebben ze alle drie hun eigen kenmerken. In mythen spelen goden, halfgoden of helden de hoofdrol en worden bovennatuurlijke verschijnselen verklaard. Ook in sagen wordt vaak een geografische bijzonderheid of een bovennatuurlijk verschijnsel verklaard, maar sagen zijn sterker dan mythen gebonden aan plaats en tijd. In legenden worden heiligen en de wonderen die zij verrichten beschreven, alsook verhalen over Jezus Christus, Maria en heilige voorwerpen (zie ook Christendom).

Tegenwoordig worden de termen mythe, sage en legende regelmatig anders dan zoals hierboven beschreven gebruikt. Alle drie de termen worden bijvoorbeeld gebruikt om onware verhalen mee aan te duiden. Modernere verhalen over mysterieuze fenomenen zoals het Monster van Loch Ness worden ook vaak legenden genoemd.

Hoewel het sprookje als literair genre zeer veel raakvlakken met de drie bovengenoemde genres vertoont, zijn sprookjes volledig fictief en niet specifiek aan een bepaalde tijd of een bepaald gebied gebonden. Ze zijn daarom in dit overzicht niet opgenomen; zie Sprookjes van de Lage Landen voor meer details.

Oorsprong

Over de precieze oorsprong van de mythen, sagen en legenden van de Lage Landen tast men in het duister. Tot diep in de 20e eeuw werd aangenomen dat hun oorsprong in de Keltische, Germaanse en Grieks-Romeinse mythologie lag, maar deze theorie staat tegenwoordig ter discussie. Onderzoekers van het Nederlandse volksverhaal aan het Meertens Instituut gaan er tegenwoordig van uit dat men weinig tot niets weet van de oudste herkomst van deze verhalen. Een andere reden is dat het begrip "Kelt" in toenemende mate is geproblematiseerd. Het enige wat vaststaat is dat de inheemse cultuur en de Belgische taal van de Lage Landen vanaf de vroege eerste eeuw v.Chr. germaniseerde, en dat dit proces een halt werd toegeroepen toen de Romeinen kwamen; na de Grote Volksverhuizingen werd het voortgezet.

Van de verhalen, rituelen en gebruiken uit de prehistorische Lage Landen zijn geen geschreven bronnen beschikbaar; al onze kennis uit deze periode komt van opgravingen. Pas in de Romeinse tijd kwamen de eerste geschreven bronnen beschikbaar. In deze tijd leefden verschillende soorten stammen in de Nederlanden. Hierdoor vond een vermenging plaats tussen de verschillende culturen en is tegenwoordig soms niet meer na te gaan uit welke cultuur een bepaald ritueel of verhaal oorspronkelijk komt.

Mythen van de Lage Landen

Bestand:Nehalennia.jpg
Domburgs Nehalennia-altaar (L.J.F. Janssen - De Romeinsche Beelden en Gedenksteenen van Zeeland, Leiden, 1845)

Voor-Romeinse goden

Over de vroegste mythologie van de Lage Landen is weinig bekend, omdat de oorspronkelijke bewoners een orale literatuur hadden die niet is vastgelegd. De huidige kennis van hun mythologie komt vooral uit de Romeinse (onder andere het werk van Strabo) en inscripties. Het was een polytheïstische cultus, met meer dan 400 goden. Van de goden die in de Lage Landen werden aanbeden zijn verschillende namen gevonden in Latijnse inscripties volgens de zogenaamde Interpretatio Romana.

Het Tempeltje van Barger-Oosterveld daterend uit 1250 v.Chr. zou wijzen op dergelijke vruchtbaarheidscultus.

Van de lokale goden is Nehalennia, die de beschermgodin van vissers en zeelui was, het bekendst. Deze godin, wier naam noch Germaans noch Keltisch is, werd vereerd rond de monding van de Schelde en in Keulen, van waaruit veel handel werd gedreven met Britannia. Veel van de in Zeeland gevonden offerstenen voor Nehalennia, waren dan ook geschonken door kooplieden die een succesvolle reis achter de rug hadden. Er zijn verschillende altaren en tempels van Nehalennia gevonden.[2]

Belangrijk waren ook de Matres of "moeders", een drietal godinnen waaraan tientallen inscripties zijn gewijd, meestal voorzien van een afbeelding waarop ze naast elkaar zitten. Hun status is compleet onduidelijk.[3]

De Belgische Ardennen waren het centrum van de cultus van de Keltische godin Arduinna of Arduenna. De naam betekent waarschijnlijk 'verhevene' of 'godin van de hoogten' en de naam Ardennen is mogelijk van Arduenna afgeleid.[4]

Van de mannelijke goden kan worden gewezen op Magusanus, een meestal met Hercules gelijkgestelde godheid.[5] Zijn tempel is opgegraven bij Empel, wat suggereert dat hij vooral bij de Bataven populair was. Een andere populaire godheid was Haeva.

Keltische goden waarvan de naam bekend is zijn: Epona, Gontia, Herecura, Intarabis (oorlogsgodheid), Litavis (moedergodin), Nemetona, Rosmerta, Sandraudiga, Tanfana en Vagdavercustis. Ze duiken slechts sporadisch op in Nederland, dat nooit tot het Keltische cultuurgebied behoorde.

Germaanse goden

Na de Grote Volksverhuizingen werden in de huidige Lage Landen voornamelijk Germaanse goden aanbeden, zoals Wodan (in de Noordse mythologie: Odin), wiens naam betekent "de woedende", was de oppergod, de god van wijsheid, oorlog, dood en dichtkunst. De Nederlandse plaatsnamen Woensel[6] en Woensdrecht, de oude lengtemaat Woedensspanne en de dag woensdag zijn van de naam Wodan afgeleid. Donar (Thor) was de god van bliksem en donder, waaraan hij ook zijn naam ontleent.

In de Oudheid stonden in de Germaanse landen vele heilige bomen die aan Donar waren opgedragen, de zogenaamde Donareiken. De donderdag is naar hem genoemd. Frige (Frigg) was de moedergodin van de vruchtbaarheid en de liefde. De vrijdag is naar haar genoemd. Tiwaz (Týr) was de god van de oorlog en het recht. De volksvergadering waar ook recht werd gesproken werd in de oudheid ding genoemd. Nu nog heet het parlement van IJsland het Althing. De dinsdag is hiernaar genoemd. Balder (Baldr) was de god van schoonheid, goedheid en puurheid. Loki was de god van vuur en chaos. Nog een andere god was Jummenas of Semini, die aanbeden werd omwille van de vruchtbaarheid. Hij heeft een beeldje boven de ingang van het Steen te Antwerpen, hoewel de Jezuïeten in de 17e eeuw zijn fallus afgehakt hebben. Hij leeft nog voort in de Antwerpse uitdrukking "Godjummenas".

Ook het eten van oliebollen op Oudejaarsavond is wellicht gebaseerd op een oud Germaans gebruik dat verband houdt met de mythologie: de mythologische figuur of godin Perchta zou in het donker ronddwalen en daarom werd voedsel in vette deegwaren geofferd, zodat haar zwaard zou uitglijden op hun buiken, als zij hen probeerde open te snijden.

Het op de heilige Nicolaas van Myra gebaseerde Sinterklaasfeest heeft wellicht eveneens elementen uit de Germaanse mythologie overgenomen. De iconografie van Sinterklaas heeft veel weg van Wodan, van wie de baard en hoed zijn vervangen door een mijter en de speer door een staf. Net als Wodan draagt Sinterklaas daarnaast een mantel[7]. Wodan vloog door de lucht met zijn witte achtbenige schimmel Sleipnir. Huginn en Muninn, de raven van Wodan die naar de aarde afdaalden om te kijken wat zich in de huizen van de mensen afspeelde, hebben mogelijk model gestaan voor de Zwarte Pieten, die hetzelfde doen. De veer op hun pet zou nog naar de raven verwijzen[8]. Het is overigens ook mogelijk dat de Zwarte Pieten zijn gebaseerd op Wodans angstaanjagende gevolg tijdens de Wilde Jacht: een spookachtig nachtelijk luchtverschijnsel uit de Germaanse en Noordse mythologie[9]. Het geven van letters is wel gekoppeld aan de mythe dat Odin de runen gaf; de rijmpjes en Sinterklaasliederen zouden ermee te maken kunnen hebben dat de dichtkunst aan Wodan gewijd was[7].

A.G. de Bruijn oppert in zijn Geesten en goden in Oud Oldenzaal dat de namen Sinterklaas en Klaas Vaak kunnen zijn gebaseerd op Kunne Klaas (Koning Klaas), een spookachtige van Wodan afgeleide verschijning te paard.[10]

Romeinse goden

Tenslotte werden er ook nog enkele uit de Romeinse cultuur afkomstige goden aanbeden, zoals Neptunus. Van hem staan nog een beeld uit 1714 op de Vismarkt te Ieper en een beeld van Frans Langhemans dat "Vadderik" wordt genoemd op de Veemarkt te Mechelen. Onder Romeinse invloed werden de Keltische en Germaanse goden van Gallia Belgica, zoals de lage landen werden genoemd, gekoppeld aan Romeinse. Dit is de zogenaamde Interpretatio Romana.

De Romeinen vierden traditioneel diverse voorjaarsfeesten en begin mei hadden ze het meerdaagse bloesemfeest, de Floralia geheten. Op de eerste dag van mei vierden ze het feest van de aardgodin Bona Dea ('de Goede Godin'), die later met de Griekse godin Maia werd geïdentificeerd. Zij was de oudste en mooiste van de Pleiaden, de zeven dochters van Atlas en Pleione. Het Griekse woord μαια (maia) betekende oorspronkelijk 'moeder' en later 'vroedvrouw' (μαιεια-maieia). De Romeinen vereerden deze Griekse moedergodin, opdat zij de dingen van de natuur zou laten groeien. Zij noemden de meimaand (Maius in het Latijn) naar haar. Waarschijnlijk is dus ook de Nederlandse naam van de maand mei hiervan afgeleid[11].

Het Latijnse woord maior (= 'groter') is etymologisch met maia verwant, evenals het woord maiestas (= 'aanzien', 'pracht', 'het hoog in aanzien zijn', 'verheven zijn').

Christendom

Zie Kerkgeschiedenis en Kerstening voor de hoofdartikelen over dit onderwerp.
Bestand:Aufsessquelle Koenigsfeld OFr.jpg
Paaseieren

De bewoners van de Lage Landen onder de grote rivieren raakten vanaf de 5e eeuw geleidelijk aan tot het christendom bekeerd. De boodschap van het christendom is namelijk bekering van zonden, op grond van het offer van Jezus Christus, die zich als zoon van God liet straffen voor de zonden van de gehele mensheid. In het midden van de 8e eeuw werd door de Franken ook het noordelijke deel van de Nederlanden gekerstend. De rituelen uit de oude godsdiensten werden hierbij vaak verwerkt in de christelijke godsdienst, en dit zorgde op zijn beurt weer voor een volledig nieuwe mythologie. Feesten als Pasen en Kerstmis zijn verchristelijkte vormen van oude seizoensfeesten die te maken hadden met de zonnewende.

Het feest van Pasen, in het christelijk geloof het feest ter nagedachtenis van het lijden, sterven en de mythologische opstanding van Jezus, en is verbonden met het Joodse feest Pesach (Hebreeuws: פסח – afgeleid van 'sloeg over': Pasach), ook bekend als het lentefeest, vrijheidsfeest of matzefeest; een van de belangrijkere feesten in het jodendom. Met Pesach herdenkt men de joodse slavernij in Egypte en de uittocht uit Egypte ('Exodus') en daarmee de bevrijding van de slavernij. In het nieuwe testament van de bijbel wordt slavernij gezien als een gevolg van de zonde, waardoor het Joodse feest Pesach voor christenen een diepere betekenis krijgt. Daarnaast zijn tijdens het paasfeest veel elementen bewaard gebleven van de oude lentefeesten ter ere van de moedergodin of vruchtbaarheidsgodin. De paaseieren en paashaas zijn overblijfselen van de voorchristelijke lentefeesten, net als de paasklokken die in België, Frankrijk en delen van Nederlands Limburg de chocolade- en suikereieren uit Rome brengen. De paaseieren zijn een voorchristelijk symbool van vruchtbaarheid. Het ophangen van paaseieren in bomen is een overblijfsel uit de heiligeboomcultus. Een ander oud gebruik zijn de paasvuren, die de demonen van de winter moeten verjagen.

In de middeleeuwen ontstond vanuit Italië het gebruik om de meimaand toe te wijden aan de Heilige Moedermaagd Maria, de "Moeder van God".

Kerstmis, in het christelijk geloof het feest waarbij de geboorte van Jezus wordt gevierd, heeft veel elementen overgenomen uit de oude Noordse en Germaanse midwinterfeesten, ook wel bekend als joelfeesten. Midwinter is de tijd van de winterzonnewende en de kortste dag van het jaar; vanaf deze dag werden de dagen weer langer en met de joelfeesten werd het boze verjaagd en het licht begroet. In de Noord-Germaanse talen wordt Kerstmis tot op de dag van vandaag jul genoemd.

Sagen van de Lage Landen

Zie Sage (volksverhaal) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Bij een omvangrijk onderzoek in de jaren 60 en 70 door het Meertens Instituut, een afdeling van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, werden er 32.000 volksverhalen verzameld, waarvan er 6000 onder de noemer 'toversage' vielen.[12] In 2006 heropende het Meertens Instituut haar sagenonderzoek. Het door Theo Meder en Ruben Koman gelanceerde DOC Volksverhaal startte het volksverhaalonderzoek in de provincie Groningen, waarbij duizenden verhalen werden opgetekend. In 2010 verscheen het standaardwerk Verhalen van stad en streek, waarin, per provincie gerangschikt, honderden sagen en legenden die in Nederland circuleren of circuleerden aan bod komen.[13]

Hieronder staan enkele al dan niet bekende of onbekende sagen met een korte beschrijving en de meest bekende bovennatuurlijke wezens en legendarische personen.

Toversagen

Bestand:Ellert en Brammert.jpg
Ellert en Brammert - Schoonoord

De sage van Ellert en Brammert is een migrerende sage, die onder meer in Drenthe bekend is. Twee rovende moordenaars zijn in de loop der eeuwen uitgegroeid tot reuzen, die in de overlevering draden met belletjes spannen om te horen of er iemand in de buurt van hun grot komt. De ongelukkige reizigers die passeren worden door hun beroofd en vermoord. Een meisje (vaak Marieke genoemd) uit een naburig dorp (in de meeste versies van het verhaal het verdwenen Orvelterveen) wordt door hun gevangengenomen om het huishouden te doen, maar zij weet uiteindelijk Ellert te doden en ternauwernood aan Brammert te ontsnappen.[14] Dat de twee rovers Ellert en Brammert ooit echt hebben bestaan is zeer onwaarschijnlijk. Het verhaal dient voornamelijk ter verklaring van de geografische namen Ellertsveld en Brammershoop.

Het verhaal van het zieke vee van Zweeloo dat tijdens de runderpest van 1700 op een heuvel werd afgezonderd dient vermoedelijk om de typische naam van deze heuvel, Gelpenberg, te verklaren.[15]

Het Vrouwtje van Stavoren is een bekende sage over een rijke koopmansweduwe in Stavoren die uiteindelijk in grote armoede eindigt. Het verhaal moet de verzanding van de haven van Stavoren verklaren.

De sage van Kabouterkoning Kyrië stamt uit de Kempen en verhaalt over kabouterkoning Kyrië. Deze woont met zijn volk op de Kerkakkers in de Kabouterberg te Hoogeloon. Het kaboutervolk trekt er 's nachts regelmatig op uit en helpt de plaatselijke boeren. Ze willen hierbij absoluut niet door mensen bekeken worden: als mensen dit toch doen worden zij gestraft door de kabouters. Volgens de verhalen is de kabouterkoning door een jager neergeschoten, de kabouters zijn hierna woedend uit het gebied getrokken.

De Antwerpse sage van Lange Wapper verhaalt over een reus die 's nachts tevoorschijn komt en dronkaards achtervolgt. In eerste instantie als een klein mannetje, maar hij maakt zichzelf groter en groter, tot hij boven de huizen uitsteekt. Als de dronkaard uiteindelijk thuiskomt kijkt Lange Wapper door het raam naar binnen. Soms vermomt hij zich als een klein kind om moedermelk te kunnen drinken. Als een moeder hem meeneemt om te verzorgen en in een wiegje te stoppen, laat Lange Wapper zichzelf zo groot groeien dat hij niet meer in de kamer past. Het project voor de hoge tuibrug aan de rechteroever van de Schelde, onderdeel van de Oosterweelverbinding, zal Lange Wapperbrug heten.

De sage van het Ros Beyaard uit Dinant die verklaart hoe een rots die ter plaatse in de Maas ligt is ontstaan nadat hetzij Karel de Grote of Karel Martel het magische paard van de Vier Heemskinderen in zijn bezit wilde krijgen. Een andere versie hiervan is het Ros Beiaard van Dendermonde.

De sage van Silvius Brabo en Druon Antigoon gaat over de reus Antigoon, die het Steen te Antwerpen bewoonde en tol hief op de schepen. De Romein Brabo versloeg de reus in een gevecht, hakte zijn reusachtige hand af en wierp die in de Schelde, vandaar de naam Antwerpen. Het tafereel is uitgebeeld in een groot bronzen beeld van Jef Lambeaux (1852-1908) op de Grote Markt van Antwerpen, voor het stadhuis. Op de handschoenmarkt voor de kathedraal staat een waterput met erboven smeedwerk van Quinten Matsijs (1466-1530) die het tafereel uitbeeldt.

Maritieme sagen

Vanwege de nauwe verbondenheid van de Lage Landen met de zee is het niet verwonderlijk dat er veel maritieme sagen bestaan. Een bekend verhaal gaat over het ontstaan van de naam Kinderdijk. Op 18 en 19 november 1421 woedde in Zuid-Nederland en Vlaanderen een bijzonder zware noordwesterstorm, gevolgd door een zeer hoge stormvloed. Dijken braken door en grote overstromingen volgden, waarmee de Sint-Elisabethsvloed van 1421 een feit was. Toen de ergste storm geluwd was ging men de dijk op om te kijken wat er te redden viel en zag men in de verte een wiegje aan komen drijven. Toen het dichterbij kwam, zag men beweging en nog dichterbij gekomen zag men, dat een kat het wiegje in evenwicht probeerde te houden door heen en weer te springen zodat er geen water in het wiegje kon stromen. Toen het wiegje uiteindelijk vlak bij de dijk was, viste men het wiegje op en bleek er een baby in te liggen die rustig en droog lag te slapen.

Spookschepen

Bestand:Flying Dutchman, the.jpg
The Flying Dutchman, een op het verhaal van de Vliegende Hollander gebaseerd schilderij van Albert Pinkham Ryder uit 1896.

Zeer bekend is de sage uit de achtiende of negentiende eeuw over het spookschip De Vliegende Hollander. Net als in veel volksverhalen over spookschepen is ook hier de bemanning gedoemd om voor eeuwig op zee rond te dolen. Elk ander schip dat de Vliegende Hollander tegenkomt is zelf gedoemd te vergaan. In de meeste versies is De Vliegende Hollander een VOC-schip, waarvan de kapitein een verbond met de duivel heeft gesloten om sneller naar Indië te kunnen varen. In de bewerking in romanvorm van dit verhaal van Frederich Marryat (The Phantom Ship) heeft kapitein Willem van der Decken zich tijdens een zware storm eerst schuldig gemaakt aan blasfemie, waarna hij de loods Schriften overboord heeft gegooid na een uit de hand gelopen ruzie. Vanwege deze misdaden is hij gedoemd om met zijn bemanning net zolang over zee rond te zwerven totdat zijn zoon Philip hem bevrijdt (zie ook Het spookschip of, De Vliegende Hollander). In alle versies is de kapitein in eerste instantie door God gestraft. Wat de precieze herkomst van deze sage is, is niet duidelijk. Reeds in de middeleeuwen werd langs de Vlaamse kust verteld over spookschepen met een verdoemde bemanning, die moesten blijven ronddolen vanwege de zonden van de kapitein. De Nederlandse sagenverzamelaar J.R.W. Sinninghe vermeldt in zijn Hollandsch Sagenboek uit 1943 dat het verhaal van De Vliegende Hollander mogelijk zijn oorsprong vindt in deze Vlaamse spookverhalen. Volgens anderen is het personage van de kapitein gebaseerd op de Friese zeevaarder Bernard Fokke, die tijdens zijn reizen graag placht te vloeken. Weer een andere mogelijke verklaring is dat het idee van een onheilbrengend spookschip zijn oorsprong vindt in het verschijnsel dat men vroeger bij naderend slecht weer waardoor het schip in de problemen kon komen vaak zijn eigen schip in de golven weerspiegeld zag. Fata morgana's komen daarnaast ook op zee veel voor, waardoor het soms kan lijken alsof een schip letterlijk uit de golven wordt opgetild. Een laatste mogelijke verklaring dat het verhaal in feite geen sage is, maar in de 18e of 19e eeuw door de Engelsen of Duitsers is bedacht als poging de grote concurrent, de Vereenigde Oost-Indische Compagnie, in een kwaad daglicht te stellen.[16]. Zie De Vliegende Hollander (spookschip) voor nog meer verklaringen.

Een andere spookschipsage is het verhaal over het spookschip de Zeerob: dit schip onder commando van kapitein Jurriaan Jacobszoon vertrok op 24 maart 1771 uit Dordrecht voor een reis naar Groenland, maar kwam daar nooit aan en zou nog steeds ronddobberen op de oceaan. Een ontmoeting met het spookschip zou ongeluk en verderf brengen.[17]

Nog andere sagen over spookschepen die bekend zijn in de Lage Landen zijn die van het schip van Sinternuit en die van het grote schip.

Zeemeerminnen

West-Brabantse sagen

Een ander thema dat vaak in de maritieme sagen voorkomt is de zeemeermin. Zeemeerminnen en -mannen worden al sinds oeroude tijden beschreven: zo werd de Sumerische watergod Enki (4e millennium v.Chr.) soms afgebeeld met een vissenstaart. In de middeleeuwen werden de zeemeerminsagen door de kerk gebruikt om mensen te waarschuwen voor het kwaad van de verleiding. In veel kerken, kloosters en kathedralen uit deze tijd zijn dan ook afbeeldingen van zeemeerminnen te vinden en ook in de wapens van verscheidene Belgische en Nederlandse plaatsen zijn ze afgebeeld als verwijzing naar oude sagen over zeemeerminnen.

De meeste meerminverhalen gaan over de hulp die de bewoners van een plaats aan gevangen of hongerige zeemeerminnen gaven (Waasmunster, Waterlandkerkje), of deze hulp helemaal (Damme, Reimerswaal) of gedeeltelijk (Steenbergen) onthielden.

Bestand:Vlagschouwenduiveland.jpg
Vlag van Schouwen-Duiveland

Ook in het wapen en de vlag van Schouwen-Duiveland staan een zeemeermin en -man afgebeeld: volgens de overlevering hadden vissers uit Westenschouwen een zeer mooie zeemeermin in hun netten gevangen. Ze namen haar mee, ondanks smeekbeden van de zeemeerman om haar terug te geven. Deze sprak daarop een vloek uit, waarop de woonplaats van de vissers in zee verzonk. Deze sage, bekend als De zeemeermin van Westenschouwen, is waarschijnlijk gebaseerd op de snelle verzanding van de haven rond 1500.

Een variant op deze verhalen is de zeemeermin die uit zee opduikt, een vloek uitspreekt over een plaats en dan weer verdwijnt (Mardijk, Muiden). Een andere zeemeerminsage verhaalt over een zeemeermin die wordt gevangen en aan land wordt gebracht, waar ze met de visser trouwt (Purmer), of leert spinnen en een vroom leven leidt (Edam, Haarlem), of wegkwijnt en uiteindelijk weer wordt vrijgelaten (Oostende). Volgens de overlevering werd op 10 maart 1305 op zee bij Friesland een zeemeerman in wapenuitrusting gevangen, die drie weken later in Dokkum zou zijn gestorven. Daarnaast bestaan er sagen uit verschillende plaatsen, onder andere Antwerpen en het Aeilsgat bij Oudeschip, waarin verhaald wordt van zeemeerminnen die daar zouden leven.[18]

Andere sagen

Bestand:MannekenpisGeraardsbergen.jpg
Manneken Pis van Geeraardsbergen

Een in Nederland bekende, maar eigenlijk uit het buitenland afkomstige sage komt uit het boek Hans Brinker, of De Zilveren Schaatsen, dat in 1865 verscheen. Het boek werd geschreven door de Amerikaanse schrijfster Mary Mapes Dodge, die Nederland overigens nooit zelf bezocht had. In het boek worden de avonturen van de hoofdpersoon met het dagelijks leven in het Nederland van de 19e eeuw als context beschreven. Vooral bekend uit het verhaal is het deel waarin Hans Brinker zijn vinger in een gat in dijk stopt om een dijkdoorbraak te voorkomen en zo stad en land verdedigt tegen de zee. Dit verhaal is een voorbeeld van import-folklore. In Spaarndam, Harlingen en Madurodam zijn beelden te vinden van Hans Brinker.

Een andere sage over een fictief persoon is die van Manneken Pis, een jongetje die de lont in een kruitvat zou gedoofd hebben door erop te wateren. Manneken Pis heeft een bekend beeld te Brussel van 1619. Te Geraardsbergen staat er nog een ouder beeldje uit 1459.

Er bestaat ook een verhaal over de Sint-Romboutstoren te Mechelen. Iemand zag in de nacht van 27 op 28 januari 1687 de maan boven de toren, dacht dat de toren in brand stond en schreeuwde "brand!" De Mechelaars snelden toe om te blussen en stelden dan vast dat het de maan was. Zo komen ze aan hun bijnaam Maneblussers.

Bovennatuurlijke wezens

Bestand:Ets 1660 van Gerrit van Goedesbergh met witte wieven in grafheuvels.jpg
Witte wieven, die volgens Johan Picardt grafheuvels bewonen. Ets van Gerrit van Goedesbergh uit 1660.

In Aristoteles' scala naturæ (ladder van de natuur) werd de natuur verdeeld in vijf niveaus van oplopende perfectie. Op het hoogste niveau stonden de bovennatuurlijke wezens; de goden. Daaronder stonden de mensen, dieren en planten. Later kwamen er naast de "traditionele" mythische wezens (goden, engelen, demonen) nog andere bovennatuurlijke wezens bij: de natuurwezens (elementalen, elfen, kabouters) en de spoken (dwaallichtjes, kwelgeesten, klopgeesten, vuurmannen en witte wieven).

Spookverschijningen zijn soms aan een bepaalde plaats gebonden, bijvoorbeeld aan oude gebouwen met een bewogen geschiedenis. Waarschijnlijk bestaan er honderden van dergelijke gebouwen in de Lage Landen. Enkele bekende 'spookkastelen' zijn het Gravensteen, Slot Loevestein, Kasteel van Ooidonk, Kasteel Doorwerth, Kasteel Rechteren en Kasteel Waardenburg. Ook het Geeraard de Duivelsteen te Gent valt eronder. Er is ook een album van de stripreeks Nero naar genoemd, dat zich daar afspeelt: De Hoed van Geeraard de Duivel.

Elfen

De bekendste natuurwezens zijn de waarschijnlijk uit de Germaanse en Noordse mythologie afkomstige elfen. Dit zijn licht- of natuurgeesten met bovennatuurlijke krachten. Andere natuurwezens zijn de kabouters: kleine bolle wezentjes met een baard en puntmuts die in paddenstoelen, konijnenholen en holle bomen leven. Ze zijn doorgaans vriendelijk gestemd en verrichten allerhande klusjes voor de mensen. Kabouters komen vrijwel alleen 's nachts uit hun huisjes. In vroegere tijden was wellicht ook de korengeest, ook wel koren- of roggemoeder genaamd, een belangrijk natuurwezen. De korengeest was een (levens)geest die in het koren of ander gewas huist. Deze geest moest in ere worden gehouden (met graanpoppetjes, koolhazen), wilde het gemaaide gewas bij de volgende zaai- en oogstcyclus opnieuw tot leven komen. In de Lage Landen is dit gebruik heden ten dage vrijwel uitgestorven.

Witte wieven

Bestand:Älvalek.jpg
Älvalek (dansende elfen) van August Malmström uit 1866

Spoken en geestverschijningen worden meestal in verband gebracht met de ziel of geest van een overleden persoon die niet tot rust kan komen. Bekende geestverschijningen in de Lage Landen zijn de Witte wieven. Deze wonen volgens de overlevering in de neolithische hunebedden, maar ook in heuveltjes en terpen. Ze komen 's nachts tevoorschijn en manifesteren zich als langzaam zwevende wit of vuilwit geklede vrouwenfiguren. Witte wieven worden ook wel als de geesten van heksen gezien of van andere vrouwen die kwaad gedaan hadden; in werkelijkheid waren het uiteraard niets anders dan nevelslierten[19].

Bestand:Johan Tirens naecken.jpg
Naecken, zie Nekker

Vuurmannen

Vuurmannen zijn in de overlevering verdoemde mensen die na hun dood als vurige spookverschijningen ronddolen. Vuurmansagen komen in talloze varianten in de gehele Lage Landen voor.[20] Ook in de hedendaagse media komt de vuurman nog regelmatig voorbij, bijvoorbeeld in de Belgische televisieserie Het zwaard van Ardoewaan (1972), de Nederlandse horrorfilm Sl8n8 (2006) en het Suske en Wiske-verhaal De vonkende vuurman (1995).

Kwelgeesten

Kludde, ook wel Flodder, Ossaert of Stoep genaamd, is een demonische verschijning die verschillende gedaanten kan aannemen en zichzelf kan vergroten of verkleinen. Vaak wordt het wezen omschreven als een grote zwarte hond, kat of vogel. Het is een kwelgeest die zich vaak onder bruggen, in het water, in holle bomen of op andere donkere plaatsen schuilhoudt en enkel 's nachts tevoorschijn komt om argeloze wandelaars op de rug te springen om zich vervolgens als een loodzware last te laten meedragen. Hij geldt als een watergeest, die zich in de poel ophield en mensen die er langskwamen kwelde.

In andere landen wordt het wezen Näcken, Nøkken, Näkki, Nixy, Nixe, Nixie of Nokk genoemd. In Mechelen heet hij Nekker, wat zijn sporen heeft nagelaten in de namen van Nekkerhal, het recreatiedomein De Nekker en station Nekkerspoel. Van de naam Nekker is bovendien de uitdrukking iemand nekken ("sarren") afgeleid[feit?].

Legenden

Bestand:Grotepier TN.JPG
Grote Pier
Bestand:Lg 49.jpg
Het titelblad van Karel ende Elegast
Bestand:Saint brendan german manuscript.jpg
De reis van Sint-Brandaan

De legende is in de Lage Landen als apart genre in de middeleeuwen opgekomen, en de meeste van deze legenden zijn dus in het Middelnederlands geschreven. Het genre legende vertoont als zodanig veel overeenkomsten met de sage, waar het in feite de christelijke tegenhanger van is. Bij een legende is een centrale rol weggelegd voor een zeer belangrijk persoon zoals een koning, heilige, Jezus Christus of Maria, of voor een sacrosanct voorwerp. Bekende christelijke legenden zijn die van Sint Nicolaas en Sint Servaas.

Legendarische personen

Een legendarisch persoon is iemand die wordt genoemd in oude of moderne geschriften of verhalen. Soms weten we zeker dat de persoon bestaan heeft (zoals in het geval van Pier Gerlofs Donia), in andere gevallen niet (zoals bij Koning Arthur). In veel gevallen zijn de verhalen die aan de persoon worden gekoppeld, pas na zijn/haar leven ontstaan. Er valt niet altijd meer te achterhalen of de aan de persoon toegekende gebeurtenissen werkelijk plaatsgevonden hebben. Een bekende legendarische persoon van de Britse Eilanden is Koning Arthur, maar ook uit de Lage Landen zijn legendarische personen bekend. De hieronderstaande personen hebben zeker wel echt bestaan, maar veel van de verhalen rond deze personen zijn er later bij verzonnen. Hierdoor is tegenwoordig vaak niet meer te achterhalen wat wel en wat niet werkelijk is gebeurd.

Een bekend voorbeeld is de Zwaanridder. Verschillende steden (Antwerpen, Kleef, Nijmegen, Boulogne-sur-Mer, Tongeren) beweren dat het verhaal zich bij hen heeft afgespeeld.

Amelberga van Temse was een adellijke dame die rond 700 in de Ardennen werd geboren. Ze wees een huwelijksverzoek van de Frankische hofmeier Karel Martel af, liet haar haren afknippen en trad in bij het klooster van Munsterbilzen, waar haar tante Landrada abdis was. De legende weet te vertellen hoe zij onderweg op haar vlucht aan Karel wist te ontkomen. Aanvankelijk had zij zich verstopt, maar hij wist haar te vinden en trok haar met zo'n geweldige ruk naar zich toe dat zij haar arm brak en haar schouder verrekte. Maar meteen genazen haar wonden, zodat ze zich los kon wurmen en op een steur naar de overkant van de Schelde werd gedragen. Ook zou ze bij de Gete in Brabant een duivelin hebben verjaagd en in een zeef een bron naar Temse hebben gebracht.

Finn Folcwalding wordt beschouwd als de eerste koning der Friezen en is ook meer een legendarische dan een historische figuur. Hij komt voor in de Oudnoordse en Oudengelse teksten Widsith, het Beowulf-epos en in het Finnburgfragment.

Grote Pier, echte naam Pier Gerlofs Donia, was een Fries vrijheidsstrijder die begin 16e eeuw ten strijde trok tegen de Saksische en Hollandse bezetters. Met zijn reusachtige slagzwaard van 2,15 meter lang en 6 kilo zwaar kon hij de hoofden van meerdere vijanden tegelijkertijd afhakken. Omdat zich rond zijn figuur een uitgebreide sagenvorming heeft voorgedaan is het heden ten dage moeilijk te zeggen wat er van de verhalen over Grote Pier op waarheid berust en wat niet. Zijn neef Wijerd Jelckama kon naar verluidt een paard van 1000 pond (500 kilo) enkele seconden lang op de schouders nemen.

Petrus van Gorp, ook bekend als Klein Peerke en de Reus van Turnhout, was een Vlaamse reus van 2,18 meter lang met schouders van 65,5 cm. Er wordt verteld dat hij eens een volle mestkar van ongeveer 1000 kg optilde en mensen de weg wees door met de ploeg te wijzen.[21] Dat laatste verhaal werd overigens ook over andere legendarische figuren verteld, zoals o.a. de hiervoor vermelde Grote Pier en de Rijmenamse krachtpatser Karel Karre Buedts.

Fiere Margrietje was een maagd uit Leuven, die zoals in 1222 opgetekend door een aantal mannen verkracht en vermoord werd. Nadien gooiden ze haar lichaam in de Dijle. Tot ontstentenis dreef het tegen de stroom in. Te Leuven staat op de hoek van de Muntstraat en de Tiense Straat een beeld van Fiere Margrietje.

Ook Keizer Karel, die in Gent is geboren en in Mechelen opgegroeid, speelt de hoofdrol in nogal wat legendarische verhalen waarvan de Pot met drie oren mogelijk de bekendste is. In dit verhaal bezoekt Karel jaarlijks een herberg in de plaats Olen, waar hij vervolgens de waardin om een pot bier vraagt. Het aantal oren van de pot en de houding van de waardin maken het echter lastig voor de keizer om de pot aan te nemen, waarop er steeds meer oren op de pot bijkomen.

Legenden in boekvorm

Zie Nederlandse literatuur: de Middeleeuwen en Hoofse roman voor de hoofdartikelen over dit onderwerp.

In de middeleeuwen verschenen legenden in de vorm van lange gedichten in de volkstaal (het Middelnederlands of Diets) in boekvorm. Veel van deze werken waren vertalingen van hoofdzakelijk Engelse en Franse teksten, maar er zijn ook een aantal oorspronkelijke werken geschreven. Naast de vele verhalen met christelijke thema's waren reis- en dierverhalen, en de ridderromans populair, de laatste vooral bij de adel. Hier volgen enkele verhalen met fantastische elementen uit deze periode:

Wellicht het bekendste voorbeeld van een koninklijke legende uit de Lage Landen is het Roelantslied, dat voor 1066 is geschreven door Turold en wellicht geïnspireerd op het Spaanse heldendicht Cantar de Mio Cid. Het gaat over de held Roelant met zijn magische zwaard Durandal (vergelijkbaar met Excalibur). Uit overmoed weigerde hij op zaterdag 15 augustus 778 tijdens de Slag van de Roncevaux-Pas om op zijn magische hoorn Olifant (vergelijk Gjallarhoorn) te blazen om zijn oom en koning Karel de Grote te hulp te roepen, tot hij samen met zijn schoonbroer Oliver stervende was. Karel nam wraak op de Saracenen.

De Legende van Sint Servaas is een in de 12e eeuw door Henrik van Veldeke geschreven hagiografie. Het verhaal is deels op ware feiten gebaseerd: eerst wordt de gewone levensloop van de heilige Sint Servatius beschreven, vervolgens hoe hij de ketterse inwoners van Tongeren eerst het zwijgen zou hebben opgelegd, waarna hij van de heilige Petrus een zilveren sleutel zou hebben gekregen om de Tongenaren alsnog vergeving te schenken.[22] Het verhaal bevat de oudste mop van Nederland, met Servaas van Maastricht als mikpunt.

Karel ende Elegast is een 13e eeuws Brabants legende met bovennatuurlijke elementen. Het verhaal gaat over Karel de Grote, die door een Engel wordt opgedragen uit stelen te gaan. Hierbij komt hij zijn vriend Elegast tegen, die eerder door Karel vanwege diefstal is weggestuurd. Karel ontdekt dat Elegast ondanks zijn misstap een edelmoedig en ridderlijk man is. De naam Elegast verwijst mogelijk naar elfen en hij zou dan de heer der elfen zijn. Elegast kan namelijk deuren openen zonder sleutel, mensen in slaap brengen en dieren verstaan.

Walewein en het schaakbord van de West-Vlaamse auteurs Penninc en Pieter Vostaert is een op de Arthurlegende gebaseerd Arthurverhaal uit de 13e eeuw. Ridder Walewein gaat voor zijn koning achter een prachtig schaakbord aan, dat op mysterieuze wijze aan het hof verscheen en weer verdween.

De Reis van Sint-Brandaan is een Middelnederlands gedicht uit de vroege 15e eeuw. De reis werd echter al eerder beschreven in Navigatio Sancti Brendani abbatis (De reis van de heilige abt Brandaan), een vermoedelijk in de 8e eeuw geschreven Latijns reisverhaal.[23] Brandaan van Clonfert heeft werkelijk bestaan en was een Ierse monnik en heilige. Het reisverhaal beschrijft een zeereis die hij in de 6e eeuw over de Atlantische Oceaan zou hebben ondernomen, waarin hem de meest vreemde en fantastische dingen overkwamen.

Volksliedjes

Volksliedjes werden van oudsher mondeling doorgegeven (orale overlevering). Vanaf het einde van de middeleeuwen begint men liedjes te verzamelen in liedboeken. Het oudst bekende liedboek met Nederlandstalige liederen is het Antwerps liedboek uit 1544. Tussen deze oude volksliedjes bevinden zich er verscheidene met een tover- of sagenmotief.

Zeer bekend is het mogelijk uit de middeleeuwen stammende en in de 19e eeuw vastgelegde Lied van Heer Halewijn. Dit is een ballade over een prinses die door de zingende Heer Halewijn het bos in wordt gelokt, waar hij haar wil doden. De prinses stelt voor dat Heer Halewijn zijn overkleed uittrekt, zodat het niet met haar bloed besmeurd zal raken, en terwijl hij dit doet slaat zij zijn hoofd eraf. Het afgehakte hoofd probeert haar nog tevergeefs te verleiden op een hoorn te blazen (een soort grondmotief; vergelijk de Gjallarhoorn of de hoorn Olifant uit het Roelantslied) en zijn nek met zalf in te smeren, maar de prinses weigert en verlaat het bos. Halewijns hoofd neemt ze mee. Nadien confronteert ze de moeder van Halewijn met het hoofd van haar zoon. Over de historische kern van dit lied bestaat zeer veel twijfel. Er is wel een verband gesuggereerd met een moordlustige ridder die Alewyn heette, maar het lijkt waarschijnlijker dat dit lied een bewerking is van een bijbels verhaal uit het boek Judith. De naam Halewijn zou dan een verbastering zijn van Holofernes[24].

Het Vlaamse liedje Al onder de brug van Maldegem gaat over een vrouw (wuf) die draad spint op een spinnewiel dat niet ronddraait.[25][26]

Daarnaast bestaan er liedjes die normaal gesproken niet tot de tover- of sagenliederen worden gerekend: de zogenaamde leugenliederen. Dit zijn liedjes met een ongeloofwaardig en verzonnen verhaal dat als waar wordt gepresenteerd. Voorbeelden hiervan zijn de moordliederen De Moord van Raamsdonk en De kwade stiefmoeder.

Moderne sagen

De moderne sage wordt ook wel broodjeaapverhaal of stadssage (in het Engelse urban legend) of in oneigenlijke zin modern sprookje genoemd. Een broodjeaapverhaal is een verzonnen verhaal dat als waar gebeurd wordt doorverteld en heeft altijd de vorm van een interessante geschiedenis, vaak recent gedateerd en met bijzondere en vaak bizarre feiten. Vooral door de manier waarop deze verteld worden wint het verhaal aan overtuigingskracht. De gepresenteerde feiten zijn verzonnen, hoewel ze soms zoals bij andere sagen zijn gebaseerd op waargebeurde gebeurtenissen. Soms blijkt een verhaal zo bizar dat men aanneemt dat het een broodjeaapverhaal is, terwijl het werkelijk gebeurd is.

Een tragisch voorbeeld van een dergelijk verhaal is het volgende: bij een peuterspeelzaal in Genk spelen de kinderen buiten in de zandbak. Wanneer ze later weer binnen zijn blijkt een kindje vermist. De andere kinderen zeggen dat ze begrafenisje hebben gespeeld: het kind blijkt te zijn begraven en is gestikt.[27] Variaties op deze gebeurtenis worden nog regelmatig als broodjeaapverhaal verteld.[28]

Een ander type sage, die zowel in oude of nieuwe vorm kan voorkomen, is de kunstsage. Dit is een oud of modern verzonnen en literair getint verhaal, maar net als andere sagen verbonden aan een bepaald gebied. Zo schreef Romé Fasol, de toenmalige burgemeester van Horst, in 1997 de kunstsage de Peelkabouters van Horst om geld in te zamelen voor Cliniclowns.[29]

Zie ook

Externe links

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow