Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Duurzame ontwikkeling

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Duurzame ontwikkeling is ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen, aldus de definitie van de VN-commissie Brundtland uit 1987.

Duurzaamheid gaat over de schaarste van de hulpbronnen waarmee welvaart wordt voortgebracht, zowel nu als in de toekomst. De oppervlakte van de aarde is eindig; grondstoffen kunnen op raken; en de opnamecapaciteit van de atmosfeer en onze natuurlijke omgeving kent haar grenzen.

De termen duurzaamheid en duurzaam gebruik komen van oorsprong uit de bosbouw. Later zijn ze ook in de visserijbiologie gebruikt. In beide gevallen was de betekenis verwant met begrippen uit de ecologie. Het ging er om de natuur zodanig te beheren dat de natuurlijke structuren en processen niet principieel werden aangetast. Concreet: aan visgronden en bossen mocht niet méér vis of hout worden onttrokken dan er door natuurlijke aanwas vanzelf weer bij zou komen. Het respecteren van deze ‘gebruiksruimte’ betekent dat ook toekomstige generaties er gebruik van kunnen blijven maken.

Bij duurzame ontwikkeling is dus sprake van een ideaal evenwicht tussen ecologische, economische en sociale belangen. Alle ontwikkelingen die op technologisch, economisch, ecologisch, politiek of sociaal vlak bijdragen aan een gezonde aarde met welvarende bewoners en goed functionerende ecosystemen zijn duurzaam.

Geschiedenis

‘Duurzame ontwikkeling’ is het kernbegrip in het rapport ‘Our Common Future’, dat in 1987 werd uitgebracht door de VN-Commissie Brundtland. Dit rapport staat ook wel bekend als het Brundtland-rapport, genoemd naar de Noorse ex-premier Gro Harlem Brundtland, die voorzitter was van deze commissie. Brundtland legde een duidelijke verbinding tussen economische groei, milieuvraagstukken en armoede- en ontwikkelingsproblematiek. Het rapport stelt dat armoede een belemmering vormt voor duurzaam gebruik van de natuurlijke omgeving en dat integratie van natuurbehoud en economische ontwikkeling nodig is voor duurzame ontwikkeling.

Een andere mijlpaal was het Biodiversiteitsverdrag van Rio de Janeiro in 1992. De lidstaten spraken op deze VN-conferentie af om nieuw beleid te ontwikkelen voor milieu en ontwikkeling. Het nieuwe ontwikkelingspatroon dat voor alle landen werd vastgesteld, werd duurzame ontwikkeling genoemd. In 2002 werd de grootste VN-conferentie tot dan toe gehouden: de Wereldtop voor duurzame ontwikkeling in Johannesburg, Zuid-Afrika.

Tijdens deze conferenties werd vastgesteld dat het niet vanzelfsprekend is dat de huidige welvaart in Westerse landen tot in lengte van dagen op hetzelfde hoge peil kan worden gehouden. Dit komt door de schaarste van de hulpbronnen, waarmee we dus verantwoord moeten omgaan. We dienen al onze hulpbronnen efficiënter te gaan gebruiken en zuiniger om te springen met energie en biodiversiteit. Daarnaast moeten we investeren in kennis en onderwijs, zodat er technologieën kunnen worden ontwikkeld waarmee latere generaties met minimale inzet van schaarse grondstoffen en fossiele energie een aanvaardbaar welvaartsniveau voor zichzelf kunnen creëren.

Duurzaamheid wordt gekenmerkt door grote onzekerheden over de toekomst. Duurzaamheid gaat namelijk over de lange termijn en hoe langer de termijn, hoe groter de onzekerheden. Vooral als het gaat om demografie, technologische ontwikkelingen en de draagkracht van onze leefsystemen.

Duurzaamheid in Nederland

Vanaf de Tweede Wereldoorlog is het gemiddelde inkomen, de gezondheid en het opleidingsniveau in Nederland aanzienlijk toegenomen. De kwaliteit van bodem, water en lucht is de laatste decennia sterk verbeterd[1], hoewel we, als dichtbevolkt land, vergeleken met Europa nog relatief veel schade aan natuur en gezondheid ondervinden door de lokale milieuvervuiling (bijvoorbeeld fijnstof).

De grootste ‘zorgen voor morgen’ zijn dan ook de klimaatverandering, het verlies van biodiversiteit en het op raken van grondstoffen. Vooral de problemen op het vlak van klimaatverandering en biodiversiteit zijn lastig, omdat voor oplossingen een internationale aanpak nodig is. Maar dat mondiale duurzaamheidsproblemen –ondanks de vele VN-conferenties- niet altijd even makkelijk gezamenlijk kunnen worden opgelost, blijkt alleen al uit het feit dat de VS onder leiding van George W. Bush pertinent weigerde om het –voor de bestrijding van het broeikaseffect- zo belangrijke Kyoto-protocol te ratificeren, uit angst voor een terugval van de Amerikaanse economie.

In de Nederlandse natuur is op het land nog maar 15% van het oorspronkelijke aantal soorten dieren en planten over. Ook in de rest van de wereld staat de nog aanwezige biodiversiteit zwaar onder druk, vooral als gevolg van de landbouw. Met de huidige trends zal het tempo van biodiversiteitsverlies waarschijnlijk zelfs versnellen. Nederland legt via consumptieve bestedingen een relatief groot beslag op de natuurlijke hulpbronnen van andere landen. Voor mondiale duurzaamheid is een verhoging van de landbouwproductiviteit nodig. Het omstreden genetisch manipuleren kan hiervoor een oplossing zijn. Verhoging van de landbouwproductiviteit is gunstig voor het armoede- en voedselvraagstuk en voor de biodiversiteit. Het uitbreiden van landbouwgronden in de tropen leidt namelijk altijd tot verlies van leefgebied voor wilde dieren en –planten. Technologie alléén is echter onvoldoende om het verlies aan biodiversiteit te stoppen. Eigenlijk zou ook onze vleesconsumptie omlaag moeten, want daardoor hoeft er minder natuur te worden opgeofferd aan het houden van vee. Helaas is er wereldwijd juist sprake van een omgekeerde trend: vooral in landen die zich aan het ontwikkelen zijn wordt steeds meer vlees gegeten.

Duurzaamheid en duurzame ontwikkeling zijn de afgelopen twintig jaar gevestigde begrippen geworden. Voor allerhande activiteiten en producten zijn duurzame varianten ontstaan. Dit varieert van de aankoop van ecologisch verantwoord voedsel, duurzaam hout (FSC, PEFC) en fair trade-koffie met Max Havelaar-keurmerk, tot duurzaam bouwen en klussen, en van duurzaam beleggen en duurzaam bankieren tot duurzame energie. Er wordt tegenwoordig zelfs een duurzaam nationaal inkomen gemeten en ook het duurzaam ondernemen, compleet met duurzaamheidsverslagen, neemt een hoge vlucht.

Nederland gebruikt verhoudingsgewijs veel grondstoffen uit lage-inkomenslanden in Afrika, Zuid-Azië en Latijns-Amerika en heeft daarmee een grote ecologische voetafdruk. Het aandeel van natuurlijke hulpbronnen uit invoer per persoon behoort tot de hoogste in Europa. Na bewerking tot eindproduct wordt die invoer overigens voor een groot deel weer uitgevoerd naar andere Europese landen. Enerzijds draagt Nederland met deze invoer bij aan de economische ontwikkeling in de landen van waaruit wordt ingevoerd, anderzijds draagt de invoer bij aan verlies aan natuur en wordt klimaatverandering er door bevorderd. Ook zijn er negatieve effecten voor de lokale kwaliteit van lucht, water en bodem. De CO2 uitstoot die het gevolg is van consumptie door Nederlandse huishoudens is naar mondiale maatstaven groot. Ondanks het hoge consumptieniveau is het ruimtegebruik per Nederlander ongeveer gelijk aan het wereldgemiddelde. Dit komt vooral omdat zowel binnen als buiten Nederland gebruik wordt gemaakt van landbouwgronden met een hoge productiviteit. Door de hoge bevolkingsdichtheid is de totale ruimte die nodig is om de consumptie van Nederlanders voort te brengen, toch nog circa drie keer het landoppervlak van Nederland. Om de mondiale problemen van ruimtegebruik, grondstoffen en energie te verkleinen zijn er in theorie drie mogelijkheden:

Tot op heden is in Nederland voornamelijk aangestuurd op het inzetten van technologie, maar dat is niet genoeg om de effecten van bevolkingsgroei en consumptiegedrag te compenseren.

Ontwikkelt Nederland zich nu wel of niet in een duurzame richting? Om enig zicht op deze vraag te krijgen heeft het kabinet in het kader van de Kabinetsbrede Aanpak Duurzame Ontwikkeling (KADO), aan het Centraal Bureau voor de Statistiek en de Planbureaus (Centraal Planbureau, Planbureau voor de Leefomgeving en Sociaal en Cultureel Planbureau) gevraagd om een Monitor Duurzaam Nederland te maken waarin de hulpbronnen in kaart worden gebracht die voor de huidige en toekomstige generaties van belang zijn in hun streven naar welvaart. In deze monitor wordt een breed welvaartsbegrip gehanteerd, waarin naast de materiële welvaart ook andere aspecten worden meegenomen, zoals vrije tijd en schone lucht.

Volgens het WNF scoort Nederland slecht op het gebied van schone technologie, zoals de toepassing van duurzame productieprocessen en producten als ledlampen en zonnepanelen[2]. België, Duitsland, Frankrijk Spanje Slowakije, Brazilië, India en China steken Nederland de loef af.

Opleidingen

Om nu en in de toekomst duurzamer te kunnen leven, is het nodig dat voor dit doel zo veel mogelijk wetenschappers en HBO-ers m/v worden opgeleid. Daarom ontstaan er momenteel wereldwijd, en dus ook in Nederland, specifieke opleidingen voor het oplossen van problemen op het gebied van duurzaamheid, zoals bijvoorbeeld:

  • De aparte afstudeerrichting Technologie in Duurzame Ontwikkeling, die de TU Delft in 2000 startte voor alle opleidingen aan de universiteit.
  • De masteropleiding Duurzame Ontwikkeling aan de Universiteit Utrecht, met drie richtingen: Energie en materialen, Landgebruik en biodiversiteit, en Beleid en management.
  • De driejarige bacheloropleiding Future Planet Studies die de Universiteit van Amsterdam in 2008 introduceerde.
  • De vierjarige bacheloropleiding Climate and Environment die de Haagse Hogeschool in 2008 introduceerde.
  • De universitaire studie Milieuwetenschappen aan o.a. de Universiteit Leiden en de Universiteit Groningen, met specifieke mastersprogramma's, bachelorsprogramma's en speciale minoren zoals 'Industriële ecologie en Duurzaamheid en biodiversiteit'
  • De vierjarige HBO-opleiding Milieukunde (bachelor) aan hogeschool Van Hall Larenstein te Leeuwarden, met een major Energiemanagement en klimaatverandering en de major Natuur en milieu".
  • De vierjarige HBO-opleiding "Milieukunde" (bachelor) aan hogeschool HAS Den Bosch te 's-Hertogenbosch.
  • Het tweejarige (deeltijd) HBO-opleidingstraject Milieu- en duurzaamheid van HAS KennisTransfer te 's-Hertogenbosch. Indien gewenst kan het opleidingstraject worden vervolgd met een afstudeerfase aan de opleiding Milieukunde van hogeschool HAS Den Bosch voor een HBO-diploma (titel ing.).

Zie ook

Externe links

rel=nofollow