Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Dadaïsme

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Dada of het dadaïsme was een beweging in de kunst en literatuur, gekenmerkt door het verwerpen van „conventionele” kunstvormen en burgerlijke idealen.

De kunstenaars in dada hielden zich vooral bezig met beeldende kunst, poëzie, theater en grafisch ontwerp. De beweging is verwant aan het nihilisme: het opzettelijk irrationeel zijn en afwijzen van de algemeen geaccepteerde standaarden in de kunst.

De kortstondig bestaande dada-beweging begon tijdens de Eerste Wereldoorlog in Zürich in het neutrale Zwitserland en vertoonde een piek tussen 1916 en 1920. Ondanks het korte bestaan van de beweging had deze een zeer grote invloed. Dada is een kunst net onder de realiteit. Kunstenaars hielden zich bezig met voorwerpen te gebruiken die eigenlijk al bestonden. Zij maakten er net iets anders van dan het eigenlijk moest voorstellen.

De kunstenaars waren ontgoocheld over het debacle van de oorlog, die al gauw vastliep in een hopeloze loopgravenoorlog. Er ontstond een tendens onder zowel literaire als plastische kunstenaars het artistieke gebeuren brutaal en schokkend te bespotten. Dit was voor hen een middel om de schijnheilige waarden van de toenmalige ’beschaafde’ wereld aan te vallen. In de woorden van Richard Hülsenbeck: „De dadaïst acht het noodzakelijk om zich tegen de kunst uit te spreken, omdat hij door de oplichterij van kunst als morele veiligheidsklep heen kijkt.”[1]Het dadaïsme zou uitgroeien tot een internationale beweging.

Oorsprong

Een eerste stimulans werd gegeven door de Franse futuristische schilder Marcel Duchamp, te Puteaux in 1913, toen hij het Fietswiel op een Taboeret als kunstwerk presenteerde, met de vraag: Kan iemand werken maken, die geen kunstwerken zijn?

De beweging kwam van de grond in 1916 in het Café Voltaire in Zürich, door een groep kunstenaars rond de Roemeense dichter Tristan Tzara, met de Elzasser Hans Arp, de Duitsers Hugo Ball en Richard Hülsenbeck, de Zwitserse Sophie Taeuber, de Nederlander Otto van Rees en de Roemeen Marcel Janco. Zij verspreidden van daaruit hun manifesten onder de willekeurig gekozen naam Dada (het Franse woord voor speelgoedpaardje), naar het honend spottend infantiele toe.

Tezelfdertijd gingen in New York Francis Picabia, Marcel Duchamp met zijn readymades en met zijn Fountain-urinoir, Man Ray, Walter Arensberg en Marius de Zayas een gelijkaardige weg op, vanuit de galerie van fotograaf Alfred Stieglitz en met hun tijdschrift 291. In 1917 kwam er zelfs een toenadering met de Zürichse groep.

Van Zürich naar andere Europese steden

Na de Eerste Wereldoorlog verspreidde de beweging zich, vanuit de Zürichse groep, over West-Europa en werden Berlijn, Keulen en Parijs nieuwe centra. Hülsenbeck deed zijn werk in Berlijn, waar George Grosz, Johannes Baader, Hannah Höch, Raoul Hausmann en John Heartfield (Helmut Herzfeld) zich bij hem aansloten.

In Keulen vond de Zürichse groep een sterk dadaïst in Max Ernst, die daar bevriend was met Arp en met Johannes Baargeld.

In Parijs ging men aanvankelijk van de literatuur uit met André Breton, die later een belangrijke rol zal spelen in het surrealisme. Philippe Soupault, Paul Eluard en Louis Aragon waren de medespelers. Het was eerst tussen 1920 en 1922 dat de dada-exposities aan bod kwamen. In Parijs ook kwam de onenigheid tussen Breton en Tzara aan het licht. Toen Breton, in 1924, zijn Premier manifeste du Surréalisme uitbracht, was het meteen gedaan met het dadaïstische anarchisme.

Even terzijde werkte Kurt Schwitters in Hannover zijn Merz(afval)-collages uit. Hij hield contact met Theo van Doesburg, die in Nederland de dada-vlag hoog hield en Wat is Dada? uitgaf. In 1923 voerden zij langs een aantal Nederlandse plaatsen de zgn. ’Dada-tournee of -veldtocht’ uit.

Vanuit Barcelona was het weer Picabia, die met zijn tijdschrift 391 een vervolg publiceerde op zijn eerder New Yorkse 291.

Uit New York kwam in 1921 nog een eenmalig nummer New York Dada van Marcel Duchamp en Man Ray.

Dadaco van Tzara en Hülsenbeck zowel als Dadaglobe, literaire projecten omtrent dadaïsme, geraakten echter niet van de grond ingevolge geldgebrek.

In België vertoonde dichter Paul van Ostaijen in zijn grotesken en in de bundel Bezette stad dadaïstische trekken, terwijl Paul Joostens het plastische pad bewerkte.

Nu zijn er nog maar weinig Nederlandse kunstenaars die zich dadaïst mogen noemen. Danny Drenth (Amsterdam, 1963) wordt vaak door de critici zo genoemd. Hij organiseerde in 2003 een nieuwe dada-veldtocht in Haarlem.

Invloed

Ondanks de negatieve uitingsvormen en het systematisch afwijzen van enige positieve esthetiek, bleef de dadaïstische beweging niet zonder invloed op de verdere evolutie in de beeldende kunst. Zo leefde in het surrealisme en fluxus het idee van de absolute artistieke vrijheid en de herwaardering van het irrationele voort, in de happenings de anarchistische geest van het Cabaret Voltaire, in popart het werken met banale motieven en materialen en in de conceptuele kunst de vervreemdende combinatie van woord en beeld.

Kunstvormen die de dadaïsten veel gebruikten waren de collage, de assemblage en in de dichtkunst de nonsensgedichten die puur gericht waren op klankuitingen, meer bepaald het simultane gedicht en het bruïtistische gedicht.

Lijst van dadaïsten

Trivia

Er bestaat ook een Kunsttijdschrift DADA bestemd voor kinderen van 6 tot 106 jaar.

Externe links

Wikimedia Commons  Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Dada op Wikimedia Commons.

rel=nofollow

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

  1. º Geciteerd in: Gay, Peter, Het modernisme. De schok der vernieuwing, Amsterdam 2007, p. 142
rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow