Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Bacterie

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
rel=nofollow

Bacteriën (wetenschappelijke naam: Bacteria, enkelvoud Bacterium) zijn (eencellige) micro-organismen, die zo klein zijn dat zij alleen onder een microscoop zichtbaar zijn. Een belangrijke eigenschap van bacteriën is, dat zij zich snel kunnen vermeerderen. Een bacterie is een prokaryoot en heeft dus geen celkern. Het erfelijke materiaal zweeft rond in het cytoplasma. Het DNA bestaat meestal uit één enkel ringvormig chromosoom, vaak vergezeld van een of meer plasmiden, die eveneens genetische informatie bevatten. Bacteriën kunnen onderling plasmiden uitwisselen (conjugatie), waardoor zij recombineren. Op deze wijze ontstaan voortdurend nieuwe bacterievariëteiten.

De Bacteria werden vroeger Eubacteria genoemd. In het algemene spraakgebruik wordt meestal geen onderscheid gemaakt tussen Bacteria ("gewone" bacteriën) en Archaea (oerbacteriën), die tezamen de groep prokaryoten vormen. In de taxonomie vormen de Bacteria echter een afzonderlijk Rijk of Domein.

Blauwalgen of blauwwieren, die geen echte algen of wieren zijn maar cyanobacteriën, behoren ook tot de prokaryoten.

Algemeen

Bacteriën zijn overal. Veruit de meeste bacteriën zijn niet schadelijk voor de gezondheid. Veel bacteriën doen bijzonder nuttig werk, bijvoorbeeld in onze darmen. Ook worden ze ingezet in de industrie om bijvoorbeeld bepaalde soorten afval af te breken of om medicijnen te maken.

De meeste bacteriën zijn zo'n 1–5 µm (0,001-0,005 mm) lang. De grootte kan per soort echter nogal variëren. De parasitaire bacterie Rickettsia kan 0,1 μm (0,0001 mm) meten, terwijl de "zwavel-etende" reuzebacterie Thiomargarita namibiensis afmetingen tot 750 micrometer (0,75 mm) kan bereiken. Bacteriën zijn de kleinste organismen die nog met een lichtmicroscoop waarneembaar zijn.

Bouw

Het inwendige van een bacterie bestaat uit cytoplasma met onder andere het DNA. Het cytoplasma wordt omgeven door een celmembraan. Bij de meeste bacteriesoorten zit hier omheen een celwand op basis van peptidoglycaan. Veel bacteriën kunnen om de celwand nog een kapsel of een slijmlaag of celenvelop hebben. Bacteriën kunnen verder uitsteeksels hebben aan de buitenkant in de vorm van flagellen en/of pili.

Verschillen tussen bacteriën

Bacteriën kunnen op verschillende manieren van elkaar worden onderscheiden.

Onderscheid naar vorm

De vorm van de bacteriën wordt gebruikt voor de systematische indeling, zonder dat daardoor tegelijk ook relaties in verwantschap worden aangegeven. Op basis van vorm en ligging kan men al veel bacteriën van elkaar onderscheiden. Zo onderscheidt men coccen, die bolvormig zijn, staven, die een grote variatie in lengte, doorsnede en vorm kunnen hebben en spiraalvormige micro-organismen, die een kurkentrekkerstructuur of kommavorm hebben. De manier waarop de cellen ten opzichte van elkaar liggen kan ook verschillen, doordat na de deling de cellen vaak op karakteristieke wijze bij elkaar blijven liggen. Zo kunnen coccen los liggen, maar ook in ketens (bijvoorbeeld streptokokken) of in groepjes (druiventrosvorm (Gr. stafylos) bij stafylokokken).

We onderscheiden:

  • coccen (bolvormige bacteriën), rond van vorm, bijvoorbeeld Streptococcus, Sarcina.
  • bacillen: (staafvormig), bijvoorbeeld nitraatbacterie, pestbacterie.
  • vibrionen (kommabacillen), gebogen staafjes in de vorm van een deel van een spiraal, bijvoorbeeld Vibrio cholerae.
  • spirillen (spiraalbacteriën), spiraalvormige gewonden staafjes.
  • Straalzwammen, (Actinomyceten), schimmelachtige vormen bestaande uit staafvormige onbeweeglijke cellen. Meestal met straalvormige vertakkingen van zeer dunne lange draden.

Onderscheid naar voedsel

Cyanobacteriën, ook blauwalgen of blauwwieren genoemd:
Deze bacteriën zijn in het bezit van chloroplasten, waarmee zij door fotosynthese hun energie kunnen verkrijgen. Zij kunnen bestaan uit losse cellen of zijn verbonden tot draadvormige celgroepen (kolonies), waarin de afzonderlijke bacteriën door een schede worden samengehouden, bijvoorbeeld ijzerbacteriën.

Onderscheid naar celwand

De celwand van bacteriën is gemaakt van peptidoglycaan. Door middel van een Gram-kleuring kan zichtbaar worden gemaakt of deze laag dik of dun is. De celwand ligt naast het binnenin gelegen celmembraan.

  • Bacteriën met een dikke wand van peptidoglycaan. Dit zijn de gram-positieve bacteriën. Gram-positieve bacteriën hebben meestal geen extra membraan aan de buitenkant van het omhulsel, maar een aantal soorten heeft wel een extra omhullend laagje. Mycobacteria zijn wel gram-positief, maar hebben aan de buitenkant een hydrofoob wasachtig laagje. Daarom zijn zij alleen goed kleurbaar met een speciale kleurtechniek, zoals de Ziehl-Neelsen-kleuring.
    Bacteriën van het phylum Deinococcus-Thermus zijn gram-positief, maar hebben wél een extra membraan aan de buitenkant.
  • Bacteriën met een dunne wand van peptidoglycaan. Dit zijn de gram-negatieve bacteriën, die gewoonlijk een extra membraan aan de buitenkant van het omhulsel hebben. Het buitenmembraan maakt deze bacteriën vaak ziekteverwekkend.
  • Bacteriën zonder celwand. Er zijn bacteriën die van nature geen celwand bezitten, zoals de leden van de klasse Mollicutes, waartoe ook de Mycoplasma’s behoren. Dit zijn parasitair levende bacteriën die binnen in de cellen van hun gastheer leven. Daarnaast zijn er celwandloze bacteriën die zich ontwikkeld hebben uit bacteriën mét een celwand, onder invloed van antibiotica of een andere chemische stof. Deze worden L-vormen genoemd.

Onderscheid naar leefomgeving

Bacteriën kunnen verschillende eisen stellen aan de omgeving om er te kunnen groeien. Voldoet de omgeving hier niet aan dan zullen bepaalde bacteriën zich niet vestigen of niet groeien. Omgekeerd kunnen gunstige omgevingsfactoren de groei en vermenigvuldiging weer stimuleren.

Temperatuur
Naar gevoeligheid voor temperatuur zijn er drie groepen bacteriën te onderscheiden:
  • psychrofiele bacteriën met een temperatuurbereik van 5° tot 30° Celsius. Deze bacteriën geven problemen bij opslag van voedsel in de koelkast omdat ze bij relatief lage temperaturen nog groeien.
  • mesofiele bacteriën groeien optimaal tussen 15° en 50° Celsius. De meeste bacteriën behoren tot deze groep en zo ook de meeste voor de mens pathogene bacteriën die een optimum temperatuur van 35° tot 40° Celsius hebben.
  • thermofiele bacteriën waarvan de optimale temperatuur tussen de 50 en 60° Celsius ligt. In hete bronnen worden bacteriën gevonden die kunnen groeien bij temperaturen tot 90°C.
pH
Wat de gevoeligheid voor de zuurgraad van de omgeving betreft kunnen bacteriën ingedeeld worden als
  • acidogeen is een micro-organisme dat uit voedselbronnen zuur kan vormen, wat de pH dan doet dalen.
  • acidofiel is een micro-organisme dat nog goed kan groeien bij een lage pH.
De meeste bacteriën groeien bij een neutrale pH van 7 en kunnen over het algemeen een pH bereik van 5 tot 8 tolereren.
Osmotische waarde
De osmotische waarde wordt bepaald door de concentratie opgeloste stof in de omgeving.
Zuurstofspanning
Naar hun gevoeligheid voor zuurstofspanning worden bacteriën in vier groepen onderverdeeld:

Voortplanting

Bacteriën planten zich voort door celdeling. De bacterie deelt zich in twee cellen zodanig dat de celinhoud van elke nieuwe cel of dochtercel dezelfde is als de moedercel. Er zijn bacteriesoorten die zich onder gunstige omstandigheden elke 20 minuten kunnen delen.

Overleven

De omstandigheden zijn niet altijd ideaal, maar bacteriën hebben veel verschillende strategieën om te overleven. Bij ongunstige omstandigheden kunnen sommige bacteriën endosporen vormen: een inwendig kapsel rond een deel van de celinhoud waarmee ze zelfs na tientallen jaren invriezen of een uur koken toch weten stand te houden. Onder gunstige omstandigheden kiemt uit de endospore een nieuwe bacterie. Veel ziekteverwekkende bacteriën kunnen dit niet. Een andere overlevingsstrategie bestaat eruit dat de hele bacterie zich inkapselt, we noemen dit een cyste. Zo kan de bacterie een kritieke periode overbruggen doordat hij zich tijdelijk in een rusttoestand bevindt.

Ziekteverwekkers

Vele soorten bacteriën zijn overal aanwezig. Sommige zijn nooit problematisch, sommige zijn zelfs nuttig, andere kunnen bij ernstige verzwakking of onder speciale omstandigheden wel eens tot ziekteverschijnselen aanleiding geven (pathogeen), weer andere doen dat geregeld. Bij de celstofwisseling van bacteriën kunnen gifstoffen of toxines ontstaan die soms schadelijk kunnen zijn voor de mens. Er treden dan ziektes op zoals cholera, pest, tetanus. Er zijn veel bacteriën die normaal niet in of op de mens voorkomen en bij contact vaak of altijd tot ziekteverschijnselen leiden. Een groot probleem hierbij is dat bacteriën zich vaak ongemerkt kunnen verspreiden via bacillendragers die zelf geen last van de bacteriën hebben maar wel de bacterie afgeeft via ontlasting, urine , bloed en speeksel.

Tegen ziekten die door bacteriën worden veroorzaakt kunnen meestal antibiotica worden gebruikt.

Voorbeelden van deze bacteriën of ziekten zijn:

Plantenziekten

Bacteriën kunnen ook plantenziekten veroorzaken. Bestrijding is eigenlijk niet mogelijk omdat antibiotica niet voorhanden zijn. De ziekten zijn vrij besmettelijk. Hygiënisch werken is de manier om verspreiding te voorkomen. Voorbeelden zijn:

Andere bacteriën leven in symbiose met planten, zoals de Rhizobium bacterie die stikstofbindende wortelknolletjes vormt op vlinderbloemigen.

Taxonomie

De bacteriën worden onderscheiden naar vorm (morfologie), voedingswijze (metabolisme) en in de moderne taxonomie vooral naar de samenstelling van het DNA [1]. In de loop der tijd zijn de bacteriën op verschillende wijzen ingedeeld. In grote lijnen komen de indelingen in het algemeen echter wel met elkaar overeen.

De bacteriën worden thans wetenschappelijk ingedeeld naar Phylum, Klasse (Engels: Class), Subklasse, Orde (Order), Suborde, Familie (Family), Tribus (Tribe), Geslacht (Genus) en Soort (Specie). In de Bacteriological Code (zie hieronder) komen ook nog de rangen Subfamily en Subtribe voor, maar deze worden niet gebruikt. De rang Phylum komt daarin helemaal niet voor, net als de (oudere) rang Division, die hiermee gelijkwaardig is.

Soorten worden nog verder onderverdeeld in Ondergeslachten (subgenus, subgen.) en Ondersoorten (subspecies, subsp.). Ondersoorten worden aangeduid met een toevoeging aan de tweedelige soortnaam, bijvoorbeeld Campylobacter pylori subsp. mustelae. Zo ontstaat een ternaire naam.

We kennen bij de bacteriën ook nog de term stam (in het Engels strain) voor een zuivere cultuur van genetisch identieke bacteriën die afkomstig is van een bepaalde bacterie-soort. Zo'n cultuur van identieke bacteriën wordt gewoonlijk verkregen door middel van een reincultuur.
Bij een stam wordt aan de soortnaam van de oorspronkelijke soort een naam of letter-cijfercombinatie toegevoegd, bijvoorbeeld Lactobacillus casei Shirota of Bifidobacterium longum BB536.
De Nederlandse term stam moet echter niet verward worden met de Engelse aanduiding Tribe. Tribe is een rang die ligt tussen Familie en Genus en omvat dus een groter aantal verschillende (maar wel sterk aan elkaar verwante) soorten.

Nomenclatuur

De naamgeving is internationaal geregeld in de International Code of Nomenclature of Bacteria (Bacteriological Code) [2] . Alle erkende soorten die voldoen aan deze nomenclatuur worden na goedkeuring gepubliceerd in de International Journal of Systematic and Evolutionary Microbiology (IJSEM) en opgenomen in de Approved Lists of Bacterial Names (Skerman et al., 1980) [3].

De namen van rangen komen tot stand door aan de naam van het phylum een suffix toe te voegen [4]:

Rang Engels Wetensch. Suffix Voorbeeld
Phylum Phylum Phylum    -
Klasse Class Classis    -
Subklasse Subclass    -
Orde Order Ordo ales Pseudomonadales
Suborde Suborder ineae Pseudomonadineae
Familie Family Familia aceae Pseudomonadaceae
Onderfamilie Subfamily oideae Pseudomonadoideae
Tribus Tribe eae Pseudomonadeae
Subtribus Subtribe inae Pseudomonadinae
Geslacht Genus Genus    - Pseudomonas
Ondergeslacht Subgenus subgen. Pseudomonas (subgen. novum)
Soort Species Species    - Pseudomonas aeruginosa
Ondersoort Subspecies subsp. Pseudomonas aeruginosa subsp. novum

Weblinks