Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Antroponymie

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Antroponymie is de studie naar de oorsprong van de voor- en familienamen van mensen. Het is een onderdeel van de Onomastiek, de studie van eigen namen waar ook het toponymie behoort, een studie die naar de oorsprong van plaatsnamen kijkt.

Tot de antroponymie behoren twee schijnbaar verschillende deelgebieden: voornamen en familienamen. In hun oorsprong zijn beide evenwel niet echt van elkaar te scheiden: de voornamen zijn zelf de basis (geweest) van de familienamen. De (aparte) specialiteit Familienaamkunde is een veel jongere discipline binnen de antroponymie.

Binnen de Indo-Germaanse bevolkingsgroepen was een enkele naam de gangbare gewoonte. Via de Grieken raakte die praktijk ook in de Westerse beschaving ingeburgerd: Homeros, Archimedes, Aristoteles, Plato, Euripides, enz. Ouders sloten vaak een wens of verwachting in de naam van hun pasgeborene, in de hoop dat de goden daar rekening mee zouden houden. Philippos φιλος (vriend) en ιππος (paard) moest een paardenvriend, een schitterend ruiter worden. Met het αριστος in Aristoteles hoopten de ouders dat hun zoon in alles de eerste en de beste zou zijn. Dezelfde wensgedachte vinden we in de naamgeving van onze Germaanse voorouders; alleen was de naam vaak wat krijgshaftiger: Herman zou een legeraanvoerder kunnen worden, Wilfried daarentegen moest de vrede nastreven.

Tot omstreeks 500 v.Chr. vinden we dezelfde traditie bij de Romeinen: een enkele naam volstond en wanneer er tamelijk veel kinderen kwamen, gaf men vanaf het vijfde kind vaak gewoon een telwoord als naam: Quintus, Sextus, Septimus, enz. Later beginnen de rijkere families de geslachtsnaam aan hun voornaam toe te voegen: Gaius Julius Caesar behoorde tot het geslacht van de Iulii, Marcus Tullius Cicero werd geboren in een adellijke familie, etc.

Aan de praktijk van een enkele voornaam kwam stilaan een eind, toen de kleine woonkernen uitgroeiden tot dorpen en heuse steden. Een nauwkeuriger specificatie drong zich op, want: wie is Jan, wanneer er in de directe omgeving vijf, zes Jannen wonen? Diverse addenda zorgden voor verduidelijking:

  • vaders- of moedersnaam, vaak met 'van': Jan van Truus, Hilda van Sus,
  • de extensie zoon, later ok verkort tot sz of s: Janszoon, Cornelisz,
  • woonplaats (in zijn breedste betekenis): uit 't broek, van den heuvel,
  • beroep of specialisme: bakker, mulder, smid, keersmaker, stroper,
  • fysiek kenmerk: de lange, de vos, de kale, ...

Deze naamconstructies werden soms van generatie op generatie doorgegeven en aangepast: kreeg Jan van Truus een zoon, dan werd die aangeduid met Dorus van Jan van Truus. Kreeg die dan weer een dochter, dan kon zij Marie van Door van Jan van Truus heten, enz. Een echte overerving van de naam — die dan een familienaam of patronymicum wordt — sijpelde zeer geleidelijk door vanuit Italië en Frankrijk, eerst in de steden en pas daarna op het platteland.

De consolidatie van het patroniem kwam ten slotte van Napoleon en zijn administratie, die vanaf 1811 in de veroverde gebieden elke gemeente verplichtte een precieze lijst aan te leggen van alle inwoners, hoofdzakelijk opdat de keizer ongeremd mannen zou kunnen rekruteren voor zijn legers. De ambtenaren waren veelal gezagsgetrouwe Franstaligen, die moeite hadden met het optekenen van al deze typische en in het plaatselijk dialect gemompelde namen. Vandaar de ontelbare verbasteringen, nevenvormen, Franse accenten en schrijffouten, tot in het onherkenbare toe, die vooral in Vlaanderen nog altijd gemeengoed zijn.

Vaak ook amuseerden de wrokkige burgers zich bij het opgeven van hun naam: ze verzonnen een komische of idiote benaming in de overtuiging dat ze toch niet van blijvende aard zou zijn. Vooral de recalcitrante Nederlanders putten een grimmig leedvermaak uit het bedotten van de gehate administratoren en verzonnen er maar op los: Ballegooyer, Naaktgeboren, Drupsteen, Haring, Pekel, Beenhakker, Knol, Hilhoest, Quaedvliegh, Staartjes, Bakvis... De napoleontische noodzaak van 1811 werd evenwel basis voor de burgerlijke stand van vandaag...