Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Adriaan van Haemstede

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
rel=nofollow

Adriaan van Haemstede (ook: Adriaen of Adrianus Haemstede, Haamstede of Haemstedius; (ca. 15251562) was een gereformeerd geestelijke in de zestiende eeuw, die in 1559 een boek uitgaf over de christelijke martelaren vanaf de eerste eeuw tot in zijn tijd.

Leven

Adriaan werd in ongeveer 1525 geboren in Zeeland, mogelijk te Zierikzee. Waarschijnlijk was hij een kleinzoon van Witte van Haemstede en dus van adellijke afkomst.[1]

Na het overlijden van zijn ouders, werd hij opgevangen door mr. Lieven van Burgh.[2]

Hij werd beschreven als „een lanckachtig man, mager, met eenen dunnen bruynachtigen baerde, ende hebbende veel sproe­ten in syn aensicht”.[3]

Vanaf 1547 studeerde hij aan de Universiteit van Leuven en schreef er een werk over canoniek recht. Na het afsluiten van zijn studie werd hij in 1552 werd hij tot priester gewijd. Een drietal jaar later ging hij over tot het protestantisme.

In 1556 was hij predikant te Emden in Oost-Friesland. Van daar werd hij naar Antwerpen gestuurd, waar ds. Gaspar van der Heyden gevraagd had om vervangen te worden. Aanvankelijk voelde hij zich als prediker een ’nieuweling’, maar de gereformeerde gemeente te Antwerpen nam sterk toe. Ondanks de vervolging door de katholieke inquisitie, kwamen steeds meer mensen naar de bijeenkomsten van de gereformeerden, zodat het niet lang meer mogelijk zou zijn om in het geheim te blijven bijeenkomen.

In Antwerpen leerde Haemstede in armoedige omstandigheden leven. Bij een bepaalde gelegenheid had hij geen geld om zijn haar te laten knippen. In die periode rees er een onenigheid tussen Haemstede en de kerkenraad te Antwerpen. Hij werd regelmatig uitgenodigd om op vergaderingen in particuliere huizen over de boodschap van het evangelie te komen spreken. Sommige van de gastheren waren rijke burgers, die hem van al het nodige voorzagen. De kerkenraad was hiervan aanvankelijk niet op de hoogte en ging niet akkoord met deze methode. De kerkenraad te Emden, die blijkbaar als een zetel van hoger beroep fungeerde, gaf Haemstede gelijk en spoorde hen tot vrede aan. Intussen keek Adriaan van Haemstede er naar uit dat Gaspar van der Heyden zou terugkomen, zodat hij terug naar Emden zou kunnen reizen.

In het jaar 1558 bleef hij actief in Antwerpen. Op 9 juni 1558 predikte hij in het openbaar ’op de Maere’. Dit werd een startsignaal voor nieuwe vervolgingen: in augustus vluchtte Haemstede naar het noorden, waar hij bij zijn zus Catharina kon verblijven. Op 26 november 1558 schreef hij een brief aan Calvijn over huwelijkszaken. Hij werkte in die tijd ook aan zijn Martelarenboek.

Op 20 december werd er een prijs van 300 Carolusgulden op zijn hoofd gezet. (Als vergelijking: aanhouding van Gaspar Van der Heyden zou met 50 gulden worden beloond.)[2] Op 24 december werd zijn vriend Gillis Verdickt te Brussel verbrand, en diens broer Anthonie op 12 januari 1559. Haemstede deed zijn beklag in een brief aan Frederik III van de Palts. Uit zijn brief blijkt dat Haemstede ondanks het verbod nog steeds predikte.

Samen met 13 families van handelaars vertrok vertrok Haemstede in februari 1559 uit Antwerpen naar Aken. Hij kreeg er de toelating om de stad te betreden en predikte tot de inwoners.

In Aken stelde hij een confessie of geloofsbelijdenis op waaruit blijkt dat zijn zienswijzen meer overeenstemden met Melanchthon en Zwingli dan met Calvijn.[4] Toch blijkt uit dit werk dat hij bij het schrijven ervan ook Calvijns Institutio raadpleegde.[5]

Toen koningin Elizabeth in Engeland de troon besteeg, zocht Haemstede bij haar toevlucht voor zijn geloofsgenoten. Tegen mei 1559 was hij in Londen, waar de Nederlandse vluchtelingen hem tot hun predikant verkozen.

Omdat radicale wederdopers op het Europese vasteland voor heel wat onrust hadden gezorgd, beval de koningin in 1560 dat alle anabaptisten het land moesten verlaten. Maar Haemstede deed positieve uitspraken over de gematigde anabaptisten: hij noemde hen „wakkere leden van Christus”.[5] Zijn eigen kerkenraad wenste dat hij zich niet met de wederdopers zou inlaten, wegens het risico dat ze hierdoor de bescherming van de koningin zouden verspelen. Maar Haemstede bleef pleiten voor gewetensvrijheid en tolerantie. Hij was in dat opzicht zijn tijd een paar eeuwen vooruit. De protestantse bisschop Edmund Grindal, die het opzicht had over de gemeenten van vluchtelingen, waaronder de aanhangers van de Nederduits Gereformeerde Kerk, vond Haemstede suspect omdat hij de wederdopers verdedigde. Haemstede scheerde niet alle wederdopers over dezelfde kam. Diegenen die niet zoals de groep in Münster gemeenschap van goederen of van vrouwen onderwezen, zou hij niet hardvochtig behandelen.

Bisschop Grindal kreeg een anoniem schrijven met het verzoek verschillende richtingen te tolereren die zich niet konden verenigen met de gereformeerde groep. De bisschop stuurde dit op 7 september door naar Petrus de Loenus en Jan Utenhove om hun mening te horen. Haemstede gaf toe dat hij had beloofd om ten gunste van hen te spreken, niet omdat hij hun zienswijzen volgde, maar omdat hij hen door zachtheid hoopte te gewinnen.

Men verdacht Haemstede ervan dat hij een anabaptistische zienswijze over de incarnatie verdedigde.[6] Haemstede schreef: „Dat Christus uit een vrouw geboren is, is een bijkomende omstandigheid naast het fundamentele beginsel, dat Hij het fundament onzer zaligheid is. Onder Anabaptisten, zelfs onder Papisten en andere secten bevinden zich enkele zwakke ledematen van Christus’ Gemeente.”[5]

Op 5 augustus 1560 werd Haemstede afgezet als predikant. Tijdens verdere onderhandelingen met bisschop Grindall ondertekende Haemstede een formulier waarin hij zich officieel akkoord verklaarde met de kerkelijke leer van de ’incarnatie’, de werkelijke ’Vleeswording’ van Jezus Christus. Hij weigerde een schuldbelijdenis af te leggen over zijn standpunten en werd bijgevolg op 19 november 1560 toch door bisschop Grindal geëxcommuniceerd. Zijn sympathisanten, die protest uitten tegen zijn excommunicatie, werden zelf geëxcommuniceerd of met excommunicatie bedreigd.[2] Onder hen bevonden zich mannen zoals Jacobus Acontius, de geschiedschrijver Emanuel van Meteren, Antonio del Corro en Cassiodoro de Reyna.[7] Haemstede kreeg een maand tijd om Engeland te verlaten. De reis verliep niet zonder moeilijkheden. Het schip waarmee hij met zijn zwangere vrouw en drie kinderen reisde, leed schipbreuk aan de Hoek van Holland. In februari kwam hij veilig aan te Emden. Zijn vrouw beviel van een drieling, waarvan één kind stierf. Terwijl ze een tijdje in Oldersum woonden en hij niet als predikant aan de slag kon, teelde hij zijn eigen groenten in de tuin. Hij woonde in april 1562 nog in Groningen. De kerkenraad te Emden stond achter hem, en schreef naar Londen en naar van Haemstede om de zaak te heropenen. Hij reisde bijgevolg in 1562 terug naar Londen. Daar werd hij echter op 22 juli gearresteerd. Grindal gaf hem op 31 juli de mogelijkheid om te herroepen, maar Haemstede deed dit niet. Bijgevolg moest hij binnen de twee weken Engeland opnieuw verlaten of het met zijn leven bekopen.

In deze tijd schreef hij:

„Het is een arm voghel, die maer een nest en heeft. Het aardrijk behoort den Heere toe en ick weet dat hij my nog wel een plaetse versorgen sal, oft myn vianden wel leet is.”

In 1562 overleed hij op 37-jarige leeftijd in Friesland (mogelijk in Groningen).

Martelarenboek

Zijn boek De Gheschiedenisse ende den doodt der vromen Martelaren, die om het ghetuyghenisse des Evangeliums haer bloedt ghestort hebben, van de tyden Christi af, tot ten jare MDLIX toe, byeen vergadert op het kortste, werd voor het eerst uitgegeven in 1559. Hierin verzamelde hij verslagen over de vervolgingen van gereformeerden tot vlak voor het boek werd uitgegeven. Het werd verscheidene malen herdrukt: Dordrecht 1657, Brielle 1658, Dordrecht 1659, Amsterdam 1671, en later; het werd minstens 18 keer gedrukt.

Omdat Haemstede zich mild opstelde tegenover de wederdopers, werd sinds de uitgave van 1566 zijn naam als auteur uit zijn eigen boek weggelaten, tot Johannes Gijsius (1586–1652), predikant te Streefkerk en heruitgever van het Martelarenboek, de naam van Van Haemstede terug opnam, onder de opdracht en de vermaning aan de overheid die vooraan in het boek staan.

Bronnen en weblinks

Verwijzingen
rel=nofollow
rel=nofollow