Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Abraham Kuyper

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
rel=nofollow

Abraham Kuyper (Maassluis, 29 oktober 1837Den Haag, 8 november 1920) was een Nederlands theoloog, predikant, staatsman en journalist.

Kuyper was oprichter van de eerste politieke partij in Nederland, de ARP en de stichter van de Vrije Universiteit; hij droeg bij aan de vorming van de Gereformeerde Kerken in Nederland, aan de vernieuwing van het calvinisme, en was van 1901 tot 1905 minister-president.

Kuyper werd voorman en woordvoerder van de orthodoxe vleugel van het Nederlands protestantisme, hoewel niet alle orthodoxen zich achter hem schaarden: noch de zogenaamde 'ethischen' noch de bevindelijk-gereformeerden. Onder zijn leiding werden de gereformeerden zeer invloedrijk, zowel in de Hervormde Kerk (na 1892 in hun eigen Gereformeerde Kerk) als in de politiek, die beide tot dat moment werden gedomineerd door de liberalen.

Voor zijn achterban, een volksdeel dat wel wordt aangeduid als de "kleine luyden" (eenvoudige mensen), was Kuyper de gevierde leider. Hij werd om die reden wel 'klokkenist der kleine luyden' genoemd: de leider die zijn eenvoudige achterban in beweging zette. Zijn tegenstanders waren op kerkelijk gebied met name de modern-protestanten, terwijl hij in de politiek vooral streed tegen de liberalen en later ook de socialisten. Hij vond zijn politieke bondgenoten bij andere christelijke partijen, waaronder hij ook de rooms-katholieken rekende. Voor de politieke tegenstelling tussen christenen en niet-christenen ontwikkelde Kuyper het begrip antithese.

Zijn gedachtegoed werkt nog altijd door in binnen- en buitenland. In 2004 werd hij genomineerd voor de verkiezing van de grootste Nederlander.

Chronologisch overzicht

Jaar Gebeurtenis
1837 29 oktober: Abraham Kuyper geboren in Maassluis
1855 studie theologie en klassieke talen aan de Universiteit Leiden (gepromoveerd in de theologie in 1862)
1863 1 juli: huwelijk met Johanna Hendrika Schaaij
1863 beroep tot predikant te Beesd (Betuwe)
1867 predikant te Utrecht
1870 predikant te Amsterdam
1872 oprichting van het dagblad De Standaard, waarvan hij tot 1920 hoofdredacteur bleef
1874 gekozen als lid van de Tweede Kamer voor de anti-revolutionairen
1877 verlaat de Tweede Kamer
1878 een belangrijke rol bij het petitionnement tegen de schoolwet van Jan Kappeyne van de Coppello en ter ondersteuning van het bijzonder onderwijs; oprichting van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag
1879 oprichting van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP)
1880 stichting van de Vrije Universiteit
1886 leider van de zogenoemde Doleantie, een afsplitsing van de Nederlandse Hervormde Kerk die resulteerde in het ontstaan van de Nederduits Gereformeerde Kerk (Dolerende). Deze fuseerde in 1892 met de Christelijke Gereformeerde Kerk tot de Gereformeerde Kerken in Nederland
1891 openingsrede op het Christelijk Sociaal Congres van het Nederlandsch Werkliedenverbond Patrimonium
1894 opnieuw in de Tweede Kamer gekozen
1901 verkiezingsoverwinning van de katholieken en anti-revolutionairen; het kabinet-Kuyper
1903 kabinet-Kuyper treedt op tegen de Spoorwegstakingen
1905 'rechts' verliest de verkiezingen; Kuyper keert niet terug in de Kamer
1909 lintjesaffaire: iemand die op voorspraak van Kuyper een onderscheiding had gekregen, had in 1903 geld in de ARP-partijkas gestort
1920 8 november: Kuyper overlijdt en wordt begraven te Den Haag

Jonge jaren

Bestand:Abraham Kuyper 1874-1877.jpg
Een jeugdige Kuyper

De jonge Kuyper kreeg thuis onderwijs van zijn vader Jan Frederik, die predikant was in Hoogmade, Geervliet, Maassluis, Middelburg en Leiden. Later ging hij naar het gymnasium in Leiden. Na zijn eindexamen ging hij naar de universiteit van Leiden en studeerde er literatuur, filosofie en theologie. In 1857 ontving hij zijn propedeuse in de literatuur summa cum laude, en in 1858 zijn propedeuse in de filosofie ook summa cum laude. Hij volgde ook colleges Arabisch, Armeens en natuurkunde.

In 1862 promoveerde hij tot doctor in de theologie op een proefschrift in het Latijn getiteld "Disquisitio historico-theologica, exhibens Johannis Calvini et Johannis à Lasco de Ecclesia Sententiarum inter se compositionem" (Een theologische en historische bespreking van de verschillen in kerkopvatting tussen Johannes Calvijn en Johannes a Lasco). Kuyper toonde hierin duidelijk voorkeur voor de meer vrijzinnige Łaski boven Calvijn. In zijn studietijd en ook later volgde hij de moderne richting in de kerk.

Het gezin Kuyper

Kuyper huwde op 1 juli 1863 met Johanna Hendrika Schaay (1842-1899). Uit dit huwelijk werden acht kinderen geboren, van wie er een in de kinderjaren overleed:

Op de tweede zoon na (die theosoof werd) hebben alle kinderen van Abraham Kuyper een rol gespeeld in de groepering/zuil rond de Gereformeerde Kerken in Nederland. De drie dochters Henriëtte, Jo en Katalin beijverden zich na de Eerste Wereldoorlog voor de kinderen in het totaal verarmde Hongarije. Ze regelden voedseltransporten, steunden weeshuizen en richtten een gereformeerde school op, die in 1948 door de communisten werd genationaliseerd.[1]

Kuyper en de kerk

Kuyper werd geboren te Maassluis, als zoon van een predikant. De familienaam is eigenlijk Kuijper.[2] Hij studeerde theologie en klassieke talen aan de Universiteit Leiden, waar hij reeds op zijn vierentwintigste promoveerde. Op zijn vijfentwintigste trouwde hij en werd hij als predikant beroepen in Beesd (Betuwe).

Kuyper was tijdens zijn studie, zoals velen in het midden van de negentiende eeuw, als vrijzinnig dominee opgeleid. In zijn eerste gemeente Beesd veranderde hij in rechtzinnige (orthodoxe) richting. In de loop van zijn leven gaf hij hiervoor verschillende verklaringen. In eerste instantie noemde hij het lezen van de roman The heir of Redclyffe van Charlotte Mary Yonge als een keerpunt; aan het eind van zijn leven zei hij dat zijn 'bekering' vooral te danken was aan zijn omgang met het rechtzinnige, orthodox-gelovige kerkvolk, waarbij hij met name wees op mevrouw Pietje Baltus. Mede ook onder invloed van Kuypers vrouw werd hij een leider en vertegenwoordiger van dit kerkvolk, en des te sterker na zijn beroep naar Amsterdam. Hij heeft zich door het oprichten van een kerk, krant, universiteit en politieke partij voor (de emancipatie van) deze mensen en hun geloofsbeleving ingezet, omdat hij besefte dat de toenmalige Nederlandse Hervormde Kerk met haar moderne, vrijzinnige leer en prediking deze mensen niet dichter bij God bracht.

Zijn onvrede met de zijns inziens vrijzinnige Nederlandse Hervormde Kerk leidde in 1886 tot een scheuring in deze kerk. Nadat Kuyper wegens zijn ideeën door het kerkbestuur van Amsterdam was geschorst, richtte hij met enkele tientallen medestanders de Gereformeerde Kerk op. Weldra kreeg deze kerk een groot aantal leden. Het ontstaan van deze kerk werd bekend onder de naam Doleantie, naar het Latijnse woord dolere (= klagen, smart). Het doel van de nieuwe kerk was om terug te keren naar de Dordtse Kerkorde uit 1619 om daarmee de kerkorganisatie en de geloofsbelijdenis weer bij autonome plaatselijke kerken en daarmee bij het kerkvolk te leggen in plaats van bij het landelijke kerkbestuur dat bovendien volgens Kuyper te vrijzinnig was. Zo kon het kerkvolk, door Kuyper 'kleine luyden' genoemd, tot kerkelijk zelfbestuur overgaan en terugkeren naar de oorspronkelijke, orthodoxe geloofsbelijdenis, zonder dat van bovenaf en zonder inspraak de leer werd verkondigd. Tot de kleine luyden behoorden middenstanders, boeren en ambtenaren, nog steeds de traditionele achterban van het CDA, waarin de ARP samen met de CHU en de KVP in 1980 opging.

In de politiek

Toen Kuyper vier jaar predikant was in Amsterdam, werd hij in 1874 gekozen in de Tweede Kamer. Zijn geestverwanten daar waren de anti-revolutionairen Groen van Prinsterer en Keuchenius. In 1877 verliet hij het parlement om er in 1894 terug te keren.

Landelijke politieke partijen bestonden toen nog niet. In de kiesdistricten waren er kiesverenigingen van liberale, conservatieve, katholieke of anti-revolutionaire signatuur. Het was Kuyper, die in 1879 de eerste politieke partij oprichtte: de Anti-Revolutionaire Partij (ARP). Deze partij was gebaseerd op het protestants-christelijke gedachtegoed, dat al sinds het begin van de negentiende eeuw aanwezig was in de Nederlandse samenleving. Kuyper en de nieuwe partij distantieerden zich met de naam en het programma van de uit de Verlichting voortgekomen Franse Revolutie, die de nadruk legde op volkssoevereiniteit. Om die reden werden politici als Kuyper ook wel de antirevolutionairen genoemd. De aanhang van de ARP was voorstander van de monarchie en verdediger van de in Nederlands-Indië veroverde gebieden (de koloniën), vanuit de overtuiging "dienaren van God" te zijn. De rond dezelfde tijd door (kringen rond) Kuyper opgerichte krant De Standaard was nauw gelieerd aan de ARP.

In wetenschap en organisaties

In 1880 opende Kuyper de door hem gestichte Vrije Universiteit (VU) te Amsterdam. Zelf werd hij de eerste rector magnificus. De oprichting van de VU had direct te maken met zijn streven naar een volwaardig bestaan voor de orthodox gereformeerden: zij konden nu studeren aan hun eigen universiteit. Ook konden aan de VU predikanten worden opgeleid die orthodox calvinistisch in de leer waren, in tegenstelling tot predikanten die van de vrijzinnige theologische faculteiten aan de rijksuniversiteiten kwamen. De emancipatie van de gereformeerden en hun soevereiniteit in eigen kring kregen zo steeds meer gestalte.smok Met de VU wilde Kuyper echter meer dan de kleine luyden emanciperen of orthodoxe predikanten opleiden; daarvoor had een theologisch seminarium volstaan. Hij wilde dat de academische wereld niet langer zou worden gedomineerd door de liberalen, die volgens hem een niet-christelijke, zogenaamd neutrale wetenschap beoefenden. Volgens Kuyper was het mogelijk een christelijke wetenschap te ontwikkelen op basis van de zogenaamde "gereformeerde beginselen". Deze gedachte leeft nog altijd, met name in de Verenigde Staten.

Als theoloog was Kuyper van grote betekenis. Bekend is zijn Encyclopedie der Heilige Godgeleerdheid (1894). Samen met onder andere prof. dr. Herman Bavinck heeft hij het calvinisme van de 16e eeuw naar zijn tijdsgewricht, het begin van de industriële revolutie, vertaald. Later werd deze versie bekend als neocalvinisme. Vooral op het punt van de genadeleer, de heilsleer en de leer over de burgerlijke overheid week dit neocalvinisme af van het oorspronkelijke calvinisme. Velen zijn Kuyper gevolgd maar hij werd ook scherp bestreden, onder andere door ds. Gerrit Hendrik Kersten, de voorman van de bevindelijk-gereformeerden, die in aantal werden overvleugeld door de gereformeerden. Kuyper was een omstreden persoon, door zijn medestanders op handen gedragen, door zijn tegenstanders verfoeid. In christelijke kringen werd hij vooral om zijn visie op de wedergeboorte en het genadeverbond door de theoloog Klaas Schilder bekritiseerd.

Ook voor het lager onderwijs was Kuyper actief: hij stimuleerde de oprichting van christelijke scholen. Naast het dagblad De Standaard richtte hij het weekblad De Heraut op. Tijdens zijn periode in de regering werd het hoger onderwijs vernieuwd en kreeg mogelijkheden tot de instelling van bijzondere leerstoelen. Kuyper gaf het technisch onderwijs een impuls met de reorganisatie van de Polytechnische school te Delft, die Technische Hogeschool werd en veel later, in 1986, de TU Delft.[3] Hiermee kwam Nederland op bèta-gebied internationaal beter op de kaart te staan.

Kuyper over het maatschappelijk leven

Kuypers visie op het maatschappelijk leven geeft hij weer in Antirevolutionair óók in uw huisgezin, dat in 1880 in wekelijkse artikelen in De Standaard verscheen. Hierin stelt hij dat het dagelijkse gezinsleven van belang is voor het maatschappelijk leven.

Kuyper verwerpt staatsbemoeienis met grote delen van het maatschappelijk leven, omdat de verschillende onderdelen van de samenleving het recht hebben om hun eigen regels vast te stellen. Hiermee had hij een theologisch argument tegen de liberale invloed op het onderwijs. Hij verwoordde dit beginsel van soevereiniteit in eigen kring in zijn gelijknamige rede, die hij in 1880 uitsprak bij de opening van de door hem gestichte Vrije Universiteit (VU) te Amsterdam. In Nederland lag dit idee aan de basis van de verzuiling. Via de Nederduits Gereformeerde Kerk belandde dit idee ook in Zuid-Afrika. Hier kreeg de soevereiniteit in eigen kring echter een racistische invulling en werd een van de grondslagen voor de ideologische onderbouwing van de apartheid.[4][5]

In een normaal, compleet huisgezin komen volgens Kuyper altijd en overal vijf verhoudingen voor: die tussen ouders en kinderen; tussen man en vrouw; tussen broers en zussen; tussen die gediend worden en die dienen; en tussen eigen en vreemd. Uit de omgang met vader leert iedereen eerbied voor het gezag en zin voor gerechtigheid; uit de omgang met moeder zin voor een teder leven; uit de echtelijke band tussen man en vrouw onderling vertrouwen, wederzijdse inschikkelijkheid en eerbesef; uit de omgang tussen broers en zussen vrijheid, gelijkheid en broederschap; uit de omgang tussen hen die gediend worden en hen die dienen, dienstbaarheid.

Kuyper en de vrouw

In Antirevolutionair ook in uw Huisgezin roept Kuyper de "Christengezinnen" op tot bezinning te komen: "Huisgezinnen, …waarin de vrouw numero één geworden is en manlief de ondergeschikte speelt, zijn zondig saamgestelde gezinnen". Uitzonderingen maakt Kuyper in die gevallen waarin de natuur zelf haar grenzen "onzuiver" laat worden door "het vermannen van het wijf en het verwijven van de man".

De algemene regel is dat de man, "zwak of sterk", volgens Kuyper "Koning in zijn huis" is en dat "Een man die zijn vrouw in huis "de baas laat spelen" laf en onmannelijk is. Voor hem is het duidelijk dat voor de vrouw geldt: "Uw Wille zal den man onderworpen zijn" en dat hem (de man) "de huiselijke heerschappij toekomt".

Maar in tegenstelling tot veel van zijn tijdgenoten kende Kuyper de vrouw in kerkelijke zaken wel stemrecht toe, terwijl hij meende dat weduwen en ongehuwde vrouwen dat ook voor de politiek behoorden te krijgen.

Zijn drie dochters bleven ongehuwd. De oudste, Henriëtte Kuyper was een actief gereformeerd organisatrice en christen-feministe. Een jongere dochter werd verpleegster.

Kuyper en de arbeiders

In 1889 publiceerde hij Handenarbeid waarin hij ontevreden arbeiders ziet als een gevaar voor de veiligheid van het maatschappelijk leven. Hij riep arbeiders op om met weinig tevreden te zijn. Intussen stond hij wel aan de wieg van de christelijke vakbeweging en in 1891 hield hij een toespraak bij de opening van een congres van de christelijke werknemers-organisatie Patrimonium, het eerste christelijk-sociaal congres.

In zijn latere leven was Kuyper conservatiever: In 1903 brak hij als minister-president een staking onder haven- en spoorwegarbeiders met zijn worgwetten. Hij maakte van het politieke conflict een gezagskwestie. Hij veroordeelde de staking als een politiek revolutionaire en anarchistische actie en "misdadige woeling" en stelde elke pressie op "onderkruipers" strafbaar. Er zijn destijds daadwerkelijk stakers voor enige tijd de gevangenis in gegaan. Overigens werd pas in 1980 het stakingsverbod voor ambtenaren en spoorpersoneel ingetrokken.

In het landsbestuur

Bestand:De Ware Jacob 3e jaargang nr. 16 16 januari 1904 Tekening van Albert Hahn.jpg
"Abraham de Geweldige" - tekening van Albert Hahn (1904)

In 1901 won de coalitie van Kuypers anti-revolutionairen en de katholieken van Schaepman de verkiezingen. Kuyper formeerde een kabinet van acht ministers en nam zelf Binnenlandse Zaken voor zijn rekening.
Hij had liever het ministerie van arbeid gehad, maar de andere anti-revolutionairen Mackay en Heemskerk wilden niet naar Binnenlandse Zaken. Hij was een sterke leider in het kabinet en veranderde de werkwijze: tot dan toe had het voorzitterschap steeds gerouleerd maar Kuyper bleef gedurende de volle vier jaar voorzitter van de ministerraad.

De sociale wetgeving, op gang gekomen onder het kabinet-Pierson, kwam na 1901 min of meer tot stilstand. Dat was echter niet te wijten aan het kabinet maar aan de conservatieve jhr. De Savornin Lohman, van wiens steun de regering afhankelijk was. Op het terrein van de koloniale politiek wist Kuypers kabinet wel een belangrijke vernieuwing door te voeren door de ethische politiek te introduceren.

Het belangrijkste strijdpunt van de confessionelen, de gelijkstelling van het bijzonder onderwijs, kwam niet veel verder. Kuyper, onder wiens portefeuille dit alles viel, werd in de pers spottend de "minister van buitenlandse reizen" genoemd. En inderdaad overvleugelde de premier zijn zwakke minister van buitenlandse zaken. Kuyper, door de Boerenoorlog nog meer anti-Engels geworden, werd ervan verdacht een bondgenootschap met Duitsland voor te bereiden. Zo ver is het nooit gekomen, mede door de strenge neutraliteit van koningin Wilhelmina.

Kuyper heeft als minister de macht van de vakbonden aan banden gelegd, maar kwam aan het opbouwen van een sociaal stelsel, zijn agenda voor een tweede kabinet-Kuyper, niet toe als gevolg van zijn verkiezingsnederlaag in 1905 tegen de Liberale Concentratie.[6]

Verdere loopbaan

Na zijn verkiezingsnederlaag van 1905 maakte Kuyper een jaar lang een grote reis per trein, huifkar en paard naar de meest afgelegen plaatsen door het gebied rond de Middellandse Zee, waarover hij het reisverslag Om de oude wereldzee schreef.[7] Hij begint zijn reis in oktober 1905 in Boekarest, Roemenië en gaat per trein naar het Russische Odessa waar liefst 40% van de bevolking Joods was. Per boot vervolgt hij zijn reis naar Sebastopol, De Krim. Vandaar via Istanboel naar Jeruzalem en Caïro.

In 1909 kwam hij in opspraak door de zogeheten 'Lintjesaffaire'. Men ontdekte dat er in 1903 op voorspraak van Kuyper aan de Amsterdamse koopman Rudolph Lehmann een koninklijke onderscheiding was gegeven en dat deze een jaar later 11.000 gulden in de partijkas van de ARP had gestort. Het ontdekken hiervan en de daarop volgende politieke rel leidde tot Kuypers uitspraak: "Het boetekleed ontsiert den man niet". Kamerlid Hugenholtz reageerde hierop met: "Maar men hoeft er zich ook niet op te laten voorstaan". Overigens sprak een onderzoekscommissie hem in 1910 vrij van corruptie.

In 1907 wilde Kuyper weer in de Tweede Kamer worden gekozen maar dit mislukte door tegenwerking van de CHU. Het resultaat was een persoonlijk conflict tussen Kuyper en De Savornin Lohman. In 1908 passeerde Heemskerk hem bij de vorming van een coalitiekabinet van CHU, ARP en RKSP, zodat hij niet opnieuw minister kon worden. In plaats daarvan kreeg hij de eretitel minister van staat. In hetzelfde jaar 1908 werd hij bij tussentijdse verkiezingen weer in de Kamer gekozen. In 1909 werd Kuyper voorzitter van een commissie voor spellingshervorming en hij ontving een eredoctoraat van de Katholieke Universiteit Leuven. In 1909 werd hij herkozen in de Kamer.

In september 1911 was Kuyper in het nieuws toen hij in Brussel vanaf de openbare weg naakt zichtbaar was - hetgeen verboden was - in zijn hotelkamer aldaar. Hij werd hiervoor zelfs kortstondig gevangengezet.

In 1912 verliet hij de Tweede Kamer om gezondheidsredenen maar in 1913 werd hij wel lid van de Eerste Kamer namens Zuid-Holland, en bleef dat tot zijn dood. Ook in 1913 werd hij benoemd tot Commandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw. In 1918 had hij een groot aandeel in de vorming van het eerste kabinet van Charles Ruijs de Beerenbrouck.

Kuyper werd onder grote belangstelling begraven op de begraafplaats Oud Eik en Duinen te Den Haag, de woonplaats waar hij in 1920 stierf. Het graf bestaat nog en is vanaf de ingang rechts in een van de rijen achter het aulagebouw te vinden.

Zijn zoon Herman Huber Kuyper werd ook een man met grote invloed in de Gereformeerde Kerken. Van 1900 tot 1937 was hij hoogleraar theologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij was tevens redacteur van De Heraut en stond als zeer "Deutschfreundlich" bekend. Diens zoon Elisa Willem Kuyper, de kleinzoon van Abraham, trad in dienst bij de Waffen-SS en sneuvelde als oorlogsverslaggever verbonden aan het Algemeen Handelsblad op 18 januari 1944 bij Kertsj (Rus.) aan het oostfront. Een kleindochter van Kuyper, Johtje Vos, verborg in de Tweede Wereldoorlog talloze Joden in haar huis. Later vertrok zij naar New York.

Dochter Henriëtte Kuyper was een, voor haar tijd, geëmancipeerde vrouw. Ze was kunstenares en publiceerde ook boeken. Henriëtte Kuyper stond haar vader in secretariaatswerkzaamheden bij en verzorgde een deel van zijn correspondentie.

De historicus Jan Romein schreef in zijn "De lage landen bij de zee" over Kuyper: Kuyper, hoe overdreven ook door zijn aanhang als "man Gods" vereerd en hoe meesterlijk "bespeler" ook "van het klavier der volksconsciëntie" was hij geen bouwmeester als Thorbecke en hij kon het ook niet zijn.

Bestand:Abraham Kuyper VU.jpg
Buste in de VU in Amsterdam

Een borstbeeld van Kuyper staat in de Vrije Universiteit. Eind 2003 werd door twee raadsleden van D66 en de ChristenUnie voorgesteld een standbeeld neer te zetten in zijn geboorteplaats. De kwestie verdeelde de Maassluizenaren scherp. Velen vonden de gedenksteen die door Ruud Lubbers in de gevel van het geboortehuis is onthuld meer dan voldoende. Uiteindelijk is het beeld er toch gekomen. Op 5 november 2008 werd het beeld, gemaakt door Frank Letterie, onthuld door minister-president Balkenende. Het standbeeld in Maassluis bevindt zich op het pleintje Goudsteen, dat is nabij de Wagenstraat.

Kuyper in de Verenigde Staten

In 1898 gaf Kuyper zes colleges over het calvinisme aan het Theological Seminary in Princeton (PTS), een presbyteriaans instituut, de Stone-lezingen. Hier bevindt zich thans de grootste verzameling Kuyperiana, boeken van en over hem en zijn gedachtegoed. In 1998, 100 jaar na die lezingen, organiseerde het PTS samen met onder andere de Vrije Universiteit een conferentie over Kuyper. Het succes van die conferentie, die zowel door theologen als leken werd bezocht, inspireerde het PTS tot de oprichting van een Abraham Kuyper Centrum. Daarheen verhuisden de bibliotheek van de Nederlandse historicus George Puchinger en ook de Kuyper-collectie van emeritus-dominee Tjitze Kuipers. Inmiddels kent het PTS ook een Abraham Kuyper-prijs toe, de eerste maal aan George Puchinger en later ook aan Jan Peter Balkenende. Sinds 2009 verschijnt jaarlijks het tijdschrift genaamd Kuyper Center Review en werd er een Kuyper-leerstoel in het leven geroepen.[8]

In Grand Rapids (Michigan) is het Kuyper College gevestigd. Het instituut werd in 1939 opgericht als Reformed Bible Institute en in 2006 naar Kuyper vernoemd.

Bronnen

Een belangrijke theologische bron voor Kuyper was naar eigen zeggen de uit Schotland afkomstige predikant Alexander Comrie (1706-1774). Zijn rechtvaardigingsleer wordt door Kuyper hoog aangeslagen. Kuyper noemt die in zijn catechismusverklaring en op het college dogmatiek aan de Vrije Universiteit. Ook waardeerde Kuyper het feit dat Comrie zich zo stellig hield aan de drie formulieren van enigheid. Kuyper schroomde niet om in de heraut te schrijven dat de theologie van de Gereformeerde Kerken Comriaans was.

Werken

  • De Christus en de sociale nooden en democratische klippen. Amsterdam.
  • Het Calvinisme, oorsprong en waarborg van onze constitutionele vrijheden. een Nederlandse gedachte. 1874, Amsterdam.
  • Antirevolutionair óók in uw Huisgezin. 1880, Amsterdam.
  • Souvereiniteit in eigen kring: rede ter inwijding van de vrije Universiteit den 20sten October 1880 gehouden in het koor der nieuwe kerk te Amsterdam. 1880, Amsterdam. te vinden
  • Het Sociale Vraagstuk en de Christelijke religie - Rede ter opening van het Sociaal-Congres op 9 november 1891.
  • De gemene gratie
  • Pro Rege
  • De Engelen Gods
  • Het Calvinisme - Een zestal lezingen, de zogeheten 'Stone-lezingen', die Kuyper in oktober 1898 te Princeton (USA) hield.
  • Antirevolutionaire Staatkunde (twee delen, 1916-1917)
  • Bilderdijk in zijn nationale betekenis
  • Onze Eeredienst
  • Geen vergeefs woord - Verzamelde Deputaten-Redevoeringen
  • Vrouwen uit de Heilige Schrift
  • Voor een distel een mirt (dagboek)
  • Gomer voor den Sabbath (dagboek)
  • Om de oude wereldzee (twee delen)
  • Nabij God te zijn - Meditatien van Dr. A. Kuyper (twee delen)

Literatuur

  • Hoedemaker, Ph. J. - Artikel XXXVI onzer Nederduitsche Geloofsbelijdenis tegenover dr. A. Kuyper gehandhaafd - Amsterdam 1901
  • Kuyper, H.S.S. en J.H. - De levensavond van dr. A. Kuyper - Kampen 1921
  • Praamsma, L. - Abraham Kuyper als kerkhistoricus - Kampen 1945 (dissertatie)
  • George Puchinger - Abraham Kuyper, de jonge Kuyper (1837-1867)
  • Leeuwen, P.A. van - Het kerkbegrip in de theologie van Abraham Kuyper - Franeker 1946 (dissertatie)
  • Jan de Bruijn - Het boetekleed ontsiert de man niet - Abraham Kuyper en de Lintjesaffaire (1909-1910) 2005
  • Jan de Bruijn - Abraham Kuyper een beeldbiografie
  • O. de Moor en A.M. de Moor-Ringnalda - Een Maassluiser jongen wordt Minister-President
  • A.C. de Gooyer en Rudolf van Reest - Kuyper de geweldige van dichtbij
  • Dr. K. Groot - Kohlbrugge en Kuyper in hun wederzijds contact
  • Ds. W.F.A. Winckel - Leven en arbeid van Dr.A.Kuyper
Artikelen
  • D. Baarssen 'Aan Comrie komt de eere toe. De receptie van Alexander Comries rechtvaardigingsleer door Abraham Kuyper' in Documentatieblad Nadere Reformatie, 41 (2017), no. 1, p. 3-27.

Biografieën

In 1938 verscheen de eerste wetenschappelijke biografie over Kuyper, Abraham Kuyper (Kampen 1938) van dr. P. Kasteel. Zijn studie belicht Kuyper als politicus. De biografie werd destijds met instemming begroet. Een biografie door George Puchinger bleef onvoltooid.

In 2006 verscheen een nieuwe biografie, Abraham Kuyper. Een biografie (Amsterdam 2006) door Jeroen Koch, die zich voornamelijk richt op Kuypers politieke activiteiten. Over deze biografie ontstond een groot verschil van mening. Sommigen vinden dat Koch een eerlijk en wetenschappelijk betrouwbaar beeld van Kuyper geeft. Maar de historicus-professor Arie van Deursen, bekend onder meer door een uitvoerige studie over de VU, kraakte het boek.[9] Hij typeerde Kochs biografie als 'misselijk' en 'godslasterlijk' in artikelen in het Reformatorisch Dagblad[10] en het Nederlands Dagblad.[11]

Van Deursen meende dat Koch Kuyper bevooroordeeld heeft beschreven; zijn kritiek richtte zich hoofdzakelijk op zijn taalgebruik (Koch beschrijft de geloofswereld van Kuyper in de seculiere termen van de 21ste eeuw en niet in de woorden die binnen het christendom daarvoor gebruikelijk zijn) en op Kochs gebrek aan kennis van de theologie en het gereformeerde leven. De kritiek van Van Deursen werd overgenomen door dr. Jasper Vree, kerkhistoricus aan de VU, en door dr. Maarten Aalders, eveneens kerkhistoricus aan de VU.[12] Vree heeft evenals Van Deursen erop gewezen dat volgens Koch de visie van Kuyper op geloof en wetenschap niet deugt. Hoe Kuyper aan die visie kwam en waarom die visie niet zou deugen, maakt Koch verder niet duidelijk. Aalders wijst op de onvoldragen toon van de biografie.

Maar in NRC Handelsblad, De Volkskrant en Trouw verschenen juist lovende recensies van het boek van Koch. In het Nederlands Dagblad van 19 mei 2006 heeft Koch zich verdedigd tegen Van Deursen. Hij kon niet "van binnenuit" over Kuyper schrijven. Letterlijk zegt hij: Tegenover alle ernst en theater van Kuyper heb ik mijn eigen geluid geplaatst, de toon is inderdaad tamelijk luchtig. Mijn biografie is uitdrukkelijk bedoeld voor een algemeen publiek - niet per se voor gereformeerden. Ik beoog de hedendaagse, al dan niet gelovige lezer een begrijpelijk beeld van Kuyper en zijn streven bieden.[13]

De begeleidingscommissie wees de kritiek van Van Deursen van de hand. Ook historici als Henk te Velde, Herman Langeveld, Gerrit Jan Schutte en George Harinck delen de kritiek van Van Deursen niet. Schutte en Harinck tillen niet te zwaar aan de toonzetting van de biografie.

In 2013 verscheen een Engelstalige biografie, geschreven door de Amerikaanse historicus James D. Bratt, Abraham Kuyper. Modern Calvinist, Christian Democrat (Grand Rapids, 2013).

Bronnen, noten en/of referenties

Voetnoten

  1. º Ref. Dagblad 30 jan. 2018
  2. º Profiel op Parlement&Politiek
  3. º Geschiedenis van de TU Delft
  4. º Robin de Wever. Een deel van de Nederlandse gereformeerde kerken bleef de apartheid decennialang verdedigen. Waarom?. Trouw (2013-12-09) Geraadpleegd op 2017-04-13
  5. º (en) Patrick Baskwell. Kuyper and Apartheid: A revisiting (pdf). HTS Teologiese Studies/Theological Studies HTS 62(4) 2006 1269-1290. AOSIS Publishing (2006) Geraadpleegd op 2017-04-15 "There is no doubt in my mind that it was Kuyper’s theory of “sphere sovereignty” which provided both the form and structure of what later became known as Apartheid."
  6. º Jan de Bruijn in "Het boetekleed ontsiert de man niet", 2005
  7. º Reisindrukken van Dr. A. Kuyper.
  8. º Kuyper komt thuis in de VS. Leontine Veerman in dagblad Trouw 17 september 2008, katern De Verdieping, pag. 6/7
  9. º Kuyper hoort voor premier tot de 'allergrootsten'(Dode link). NRC Handelsblad, 18 mei 2006
  10. º 'Kuyper in de taal van een libertijns pamflet'. Reformatorisch Dagblad, 17 mei 2006
  11. º Vogeltje dat vals zingt. Artikel van Van Deursen in het Nederlands Dagblad, 22 mei 2006
  12. º 'Koch doet Kuyper geen recht'. Nederlands Dagblad, 22 mei 2006
  13. º Geboeid door een 'akelige man'. Nederlands Dagblad, 19 mei 2006
rel=nofollow

Externe links

rel=nofollow

Wikimedia Commons  Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Abraham Kuyper op Wikimedia Commons.

rel=nofollow
Voorganger:
H. Goeman Borgesius
Minister van Binnenlandse Zaken
1901-1905
Opvolger:
P. Rink
Voorganger:
N.G. Pierson
Voorzitter van de Ministerraad
1901-1905
Opvolger:
Th.H. de Meester
rel=nofollow