Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Willy Van Ryckeghem: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Willy_Van_Ryckeghem&oldid=54539762 9 sep 2019)
(https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Willy_Van_Ryckeghem&oldid=54599373 16 sep 2019)
Regel 2: Regel 2:


== Levensloop ==
== Levensloop ==
Van Ryckeghem studeerde in Gent, Kopenhagen en Parijs en promoveerde op zesentwintigjarige leeftijd met de grootste onderscheiding tot doctor in de economische wetenschappen onder leiding van prof. dr. [[André Devreker]] met een proefschrift over het groeiproces in een [[open economie]], toegepast op [[Denemarken]] sinds 1870. Hij toonde aan dat terwijl op korte termijn een handelsoverschot stimulerend kan werken op de economie, eens dat volledige tewerkstelling is bereikt, de groeivoet op langere termijn bevorderd kan worden door een tekort op de [[handelsbalans]]. In zijn bijstelling legde hij een analytisch verband tussen buitenlandse handel en de inkomensverdeling tussen arbeid en kapitaal, een problematiek die pas vijftig jaar later aktueel zou worden. Hij was sterk beinvloed door de Deense economen [[Hans Brems]] en [[Erling Olsen]].  
Van Ryckeghem studeerde in Gent, Kopenhagen en Parijs en promoveerde op zesentwintigjarige leeftijd met de grootste onderscheiding tot doctor in de economische wetenschappen onder leiding van prof. dr. [[André Devreker]]. Hij was de eerste die in zijn proefschrift de Keynesiaanse analyse-methode gebruikte voor het groeiproces in een [[open economie]], toegepast op [[Denemarken]] sinds 1870. Hij toonde aan dat terwijl op korte termijn een handelsoverschot stimulerend kan werken op de economie, eens dat volledige tewerkstelling is bereikt, de groeivoet op langere termijn bevorderd kan worden door een tekort op de [[handelsbalans]]. In zijn bijstelling legde hij een analytisch verband tussen buitenlandse handel en de inkomensverdeling tussen arbeid en kapitaal, een problematiek die pas vijftig jaar later actueel zou worden. Hij was sterk beïnvloed door de Deense economen [[Hans Brems]] en [[Erling Olsen]]. Onder leiding van deze laatste publiceerde hij reeds in 1959 een studie over de Betekenis van de [[Gemeenschappelijke markt]] voor de Deense Landbouwexport. Denemarken zou echter wachten tot 1973 om toe treden tot de [[EEG]].


In een bijdrage gepubliceerd in augustus 1966 in ''Economia Internazionale'' publiceerde hij een Keynesiaanse [[multipliereffect|multiplier]] voor het geval dat de overheid met een [[fiscaal beleid]] de handelsbalans in evenwicht wenst te houden. Hetzelfde jaar puliceerde hij in de ''Cahiers Economiques de Bruxelles'' (nu ''Brussels Economic Review'') een formule die de band legde tussen de handelsbalans en de groeivoet van het Bruto Nationaal Product. Een empirische test van deze formule concludeerde dat de Belgische handelsbalans normaal in evenwicht is bij een groeivoet van 3,5%. Hij ontving in 1967 de Tweejaarlijkse Prijs van de [[Vereniging voor economie]] voor een statistische en econometrische vergelijking van twee stelsels van nationale rekeningen ([[Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie|NIS]] en DULBEA). Zijn eerste publicaties in de ''Cahiers Economiques de Bruxelles'' trokken de aandacht van de D[[ULB]]EA economen en in 1968 werd hij op suggestie van [[Max Frank]] aangesteld tot docent van het vak ''Economische Analyse van de Fiscaliteit'' aan de toen nog unitaire universiteit ULB-VUB.
In een bijdrage gepubliceerd in augustus 1966 in ''Economia Internazionale'' publiceerde hij een Keynesiaanse [[multipliereffect|multiplier]] voor het geval dat de overheid met een [[fiscaal beleid]] de handelsbalans in evenwicht wenst te houden. Hetzelfde jaar publiceerde hij in de ''Cahiers Economiques de Bruxelles'' (nu ''Brussels Economic Review'') een formule die de band legde tussen de handelsbalans en de groeivoet van het Bruto Nationaal Product. Een empirische test van deze formule concludeerde dat de Belgische handelsbalans normaal in evenwicht is bij een groeivoet van 3,5%. Hij ontving in 1967 de Tweejaarlijkse Prijs van de [[Vereniging voor economie]] voor een statistische en econometrische vergelijking van twee stelsels van nationale rekeningen ([[Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie|NIS]] en DULBEA). Zijn eerste publicaties in de ''Cahiers Economiques de Bruxelles'' trokken de aandacht van de D[[ULB]]EA economen en in 1968 werd hij op suggestie van [[Max Frank]] aangesteld tot docent van het vak ''Economische Analyse van de Fiscaliteit'' aan de toen nog unitaire universiteit ULB-VUB.


Van Ryckeghem doceerde aan de [[Universiteit Gent|RUG]] en de [[Vrije Universiteit Brussel|VUB]] tot 1982. Aan de RUG was hij aanvankelijk verbonden aan het Seminarie voor Statistiek als leerling-assistent van prof. [[André de Ridder (auteur)|Andre de Ridder]] en daarna als asssistent en werkleider bij prof. [[Hein Picard]]. In 1969 werd hij aan de RUG de eerste titularis van de discipline [[econometrie]]. Na de splitsing in 1969 van de ULB-VUB en de oprichting van een autonome VUB kreeg hij de kans een curriculum op te stellen voor de Faculteit Economie. Hij bedeelde zichzelf met de vakken ''Problemen van [[Economische groei]] en Stabiliteit'' en ''Technieken van Macro-Economische Programmering''. Hij werd gewoon hoogleraar aan de VUB in 1973 waar hij ondertussen het ''Centre for Econometrics and Management Science'' (CEMS) had opgericht. Hij behoorde tot de eerste generatie die intensief computers gebruikte voor economisch onderzoek en maakte deel uit van de computercomissies aan de RUG en de VUB. Hij nam ontslag samen met de andere leden van de computercommissie van de RUG wanneer de beheerraad van de unversiteit zwichtte voor overheidsdruk bij de keuze van een nieuwe computer voor haar [[rekencentrum]].
Van Ryckeghem doceerde aan de [[Universiteit Gent|RUG]] en de [[Vrije Universiteit Brussel|VUB]] tot 1982. Aan de RUG was hij aanvankelijk verbonden aan het Seminarie voor Statistiek als leerling-assistent van prof. [[André de Ridder (auteur)|Andre de Ridder]] en daarna als assistent en werkleider bij prof. [[Hein Picard]]. In 1969 werd hij aan de RUG de eerste titularis van de discipline [[econometrie]]. Na de splitsing in 1969 van de ULB-VUB en de oprichting van een autonome VUB kreeg hij de kans een curriculum op te stellen voor de Faculteit Economie. Hij bedeelde zichzelf met de vakken ''Problemen van [[Economische groei]] en Stabiliteit'' en ''Technieken van Macro-Economische Programmering''. Hij werd gewoon hoogleraar aan de VUB in 1973 waar hij ondertussen het ''Centre for Econometrics and Management Science'' (CEMS) had opgericht. Hij behoorde tot de eerste generatie die intensief computers gebruikte voor economisch onderzoek en maakte deel uit van de computercomissies aan de RUG en de VUB. Hij nam ontslag samen met de andere leden van de computercommissie van de RUG wanneer de beheerraad van de universiteit zwichtte voor overheidsdruk bij de keuze van een nieuwe computer voor haar [[rekencentrum]].


Hij werkte nauw samen met de Britse econoom [[Geoffrey Maynard]] met wie hij o.m. ''A World of Inflation'' publiceerde in 1976, een internationale studie van [[inflatie]] waarvoor hij in 1972 al de [[Fernand Collin]]-Prijs van de [[Universitaire Stichting]] had ontvangen. In deze studie zetten zij zich af tegen het [[monetarisme]] dat in de jaren 1970 opgang maakte, en gaven voorrang aan structurele factoren om inflatieverschillen te verklaren, zoals de werking van de [[arbeidsmarkt]] en [[Productiviteit (economie)|productiviteitsverschillen]]. In 1980 werd hij uitgenodigd door Andrea Boltho om het hoofdstuk te schrijven over de [[Lage Landen]] voor het boek ''The European Economy'' dat later gepubliceerd werd door de [[Oxford University Press]]. In deze bijdrage die de ganse na-oorlogse periode bestrijkt onderscheidt hij drie fasen, in de eerste fase van 1948 tot 1960, behandelt hij de leerperiode van economische integratie binnen [[Benelux]]; in de tweede fase van 1960 tot 1973 ontleedt hij de positieve impact van economische integratie binnen de [[Gemeenschappelijke markt]], en ten slotte in de derde fase beschrijft hij de duurzame schade berokkend door de schok veroorzaakt door de energiecrisis.
Hij werkte nauw samen met de Britse econoom [[Geoffrey Maynard]] met wie hij o.m. ''A World of Inflation'' publiceerde in 1976, een internationale studie van [[inflatie]] waarvoor hij in 1972 al de [[Fernand Collin]]-Prijs van de [[Universitaire Stichting]] had ontvangen. In deze studie zetten zij zich af tegen het [[monetarisme]] dat in de jaren 1970 opgang maakte, en gaven voorrang aan structurele factoren om inflatieverschillen te verklaren, zoals de werking van de [[arbeidsmarkt]] en [[Productiviteit (economie)|productiviteitsverschillen]]. In 1980 werd hij uitgenodigd door Andrea Boltho om het hoofdstuk te schrijven over de [[Lage Landen]] voor het boek ''The European Economy'' dat later gepubliceerd werd door de [[Oxford University Press]]. In deze bijdrage die de ganse na-oorlogse periode bestrijkt onderscheidt hij drie fasen, in de eerste fase van 1948 tot 1960, behandelt hij de leerperiode van economische integratie binnen [[Benelux]]; in de tweede fase van 1960 tot 1973 ontleedt hij de positieve impact van economische integratie binnen de [[Gemeenschappelijke markt]], en ten slotte in de derde fase beschrijft hij de duurzame schade berokkend door de schok veroorzaakt door de energiecrisis.


Van Ryckeghem werkte actief mee aan verschillende Vlaams Wetenschappelijk Economische Congressen en was voorzitter van het VI-de Congres dat gewijd was aan inkomens- en vermogensverdeling. Hij werd in 1973 voorzitter van de [[Koninklijke Belgische Vereniging voor Statistiek]] en sprak op 14 november 1974 de academische redevoering uit bij de officiele herdenking van het honderdjarige overlijden van [[Adolphe Quetelet]]. Hij was ook lid van de Hoge Raad voor de Statistiek en de Nationale Raad voor Wetenschapsbeleid.
Van Ryckeghem werkte actief mee aan verschillende Vlaams Wetenschappelijk Economische Congressen en was voorzitter van het VI-de Congres dat gewijd was aan inkomens- en vermogensverdeling. Hij werd in 1973 voorzitter van de [[Koninklijke Belgische Vereniging voor Statistiek]] en sprak op 14 november 1974 de academische redevoering uit bij de officiële herdenking van het honderdjarige overlijden van [[Adolphe Quetelet]]. Hij was ook lid van de Hoge Raad voor de Statistiek en de Nationale Raad voor Wetenschapsbeleid.


Als Belgisch lid van de Nederlandse [[Studiekring Post-Keynesiaanse Economie]] leverde hij bijdragen aan het Jaarboek 1981 gewijd aan ''De pluriforme economische macht'' en verzorgde de redactie van het Jaarboek 1983 gewijd aan ''Macro Economie en Politiek ''. In 1976 leidde hij op verzoek van de Internationale Arbeidsorganisatie een tewerkstellingsmissie in [[Portugal]], waarvan de resultaten onder zijn redactie werden gepubliceerd in het kader van het World Employment Program onder de titel ''Employment and Basic Needs in Portugal''. In deze studie werd aangetoond dat een ontwikkelingsstrategie prioritair gericht op het voldoen van de basisbehoeften van de bevolking de meeste tewerkstelling schept, rekening houdend met de [[multipliereffect]]en hiervan. Hij nam ook deel aan de werkgroep Internationale [[Arbeidsverdeling]] in het kader van de Belgische [[ontwikkelingssamenwerking]] onder leiding van [[Robert Vandeputte]] en leidde in samenwerking met Jef Maton een landenstudie over de [[Philippijnen]].
Als Belgisch lid van de Nederlandse [[Studiekring Post-Keynesiaanse Economie]] leverde hij bijdragen aan het Jaarboek 1981 gewijd aan ''De pluriforme economische macht'' en verzorgde de redactie van het Jaarboek 1983 gewijd aan ''Macro Economie en Politiek ''. In 1976 leidde hij op verzoek van de Internationale Arbeidsorganisatie een tewerkstellingsmissie in [[Portugal]], waarvan de resultaten onder zijn redactie werden gepubliceerd in het kader van het World Employment Program onder de titel ''Employment and Basic Needs in Portugal''. In deze studie werd aangetoond dat een ontwikkelingsstrategie prioritair gericht op het voldoen van de basisbehoeften van de bevolking de meeste tewerkstelling schept, rekening houdend met de [[multipliereffect]]en hiervan. Hij nam ook deel aan de werkgroep Internationale [[Arbeidsverdeling]] in het kader van de Belgische [[ontwikkelingssamenwerking]] onder leiding van [[Robert Vandeputte]] en leidde in samenwerking met Jef Maton een landenstudie over de [[Philippijnen]].
Regel 21: Regel 21:
Naast zijn loopbaan als econoom ontwikkelde hij een parallele activiteit als verdediger van consumentenbelangen. Dit begon toen hij werkte aan zijn [[Master (graad)|master]]-scriptie over de meting van het publiciteitseffect, en de doxagoog [[Louis Darms]] ontmoette die in november 1957 de consumentenorganisatie [[Test-Aankoop]] had opgericht en hem aanbood om onder-voorzitter te worden en verbruikerstandpunten te helpen formuleren. Zijn eerste bijdrage was een standpunt tegen verticale [[prijsbinding]], een toen nog veel voorkomende praktijk waarbij de fabrikant aan de detaillist een vaste verkoopprijs of een minimumverkoopprijs mocht opleggen. Deze praktijk zou later verboden worden door de Wet op Handelspraktijken. In 1968 volgde hij Jean Kufferath op als voorzitter van deze [[lobbygroep]] en speelde later ook een belangrijke rol in de internationale consumentenbeweging, die hij leidde van 1975 tot 1978. In die periode stimuleerde hij de oprichting van consumentenorganisaties in ontwikkelingslanden met de hulp van de Verbruikers-Unie Derde Wereld. Hij verdedigde de stelling dat om een tegengewicht te vormen tegen de [[multinationale onderneming]], de consumentenbeweging ook moest opereren als een multinational. Gedurende zijn mandaat werd aanvang gemaakt met de formulering van internationale richtlijnen voor consumentenbescherming. Deze werden uiteindelijk goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de [[Verenigde Naties]] op 16 april 1985 als ''UN Guidelines on Consumer Protection''.
Naast zijn loopbaan als econoom ontwikkelde hij een parallele activiteit als verdediger van consumentenbelangen. Dit begon toen hij werkte aan zijn [[Master (graad)|master]]-scriptie over de meting van het publiciteitseffect, en de doxagoog [[Louis Darms]] ontmoette die in november 1957 de consumentenorganisatie [[Test-Aankoop]] had opgericht en hem aanbood om onder-voorzitter te worden en verbruikerstandpunten te helpen formuleren. Zijn eerste bijdrage was een standpunt tegen verticale [[prijsbinding]], een toen nog veel voorkomende praktijk waarbij de fabrikant aan de detaillist een vaste verkoopprijs of een minimumverkoopprijs mocht opleggen. Deze praktijk zou later verboden worden door de Wet op Handelspraktijken. In 1968 volgde hij Jean Kufferath op als voorzitter van deze [[lobbygroep]] en speelde later ook een belangrijke rol in de internationale consumentenbeweging, die hij leidde van 1975 tot 1978. In die periode stimuleerde hij de oprichting van consumentenorganisaties in ontwikkelingslanden met de hulp van de Verbruikers-Unie Derde Wereld. Hij verdedigde de stelling dat om een tegengewicht te vormen tegen de [[multinationale onderneming]], de consumentenbeweging ook moest opereren als een multinational. Gedurende zijn mandaat werd aanvang gemaakt met de formulering van internationale richtlijnen voor consumentenbescherming. Deze werden uiteindelijk goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de [[Verenigde Naties]] op 16 april 1985 als ''UN Guidelines on Consumer Protection''.


Hij was ook vroeg actief in de milieuproblematiek en trad op als woordvoerder voor Test-Aankoop gedurende de polemiek die ontstond rond haar onderzoek van [[Watervervuiling|zeewatervervuiling]] in 1970. Samen met zijn collega's van het Seminarie voor Statistiek was hij de eerste die in 1971 een statistische analyse uitvoerde op de metingen van [[luchtvervuiling]] in Vlaanderen en Brussel. Gedurende de energiecrisis van 1973 vertolkte hij het consumentenstandpunt dat aandrong op energiebesparingen door de overheid. Wanneer in april 1974 een Overleg- en Controlecomitee voor de Petroleum werd opgericht suggereerde hij vergeefs dat de consumenten hierin zouden vertegenwoordigd zijn. In tegenstelling met de [[Groen (partij)|Groenen]] en [[Ralph Nader]] die de politieke weg opgingen, verzette hij zich echter uitdrukkelijk tegen de oprichting van een consumentenpartij. Hij drukte ook zijn twijfels uit tegen de oprichting van de [[Raad voor het Verbruik]] en het [[OIVO]] als overheidsinstellingen voor de bescherming van de consument. Hij was er van overtuigd dat een goed functionerende [[markteconomie]] voor de consument de beste resultaten oplevert en dat de overheid zich beter op deze taak zou toeleggen. Hij verdedigde deze opinie in het collectief project [[Het land waarin wij werken]] onder leiding van [[Gaston Eyskens]] waarvan de resultaten door [[De Standaard]] werden gepubliceerd in 1974. Vergelijkend warenonderzoek draagt volgens hem bij tot een grotere markt-transparentie en stimuleert de fabrikanten tot het verbeteren van de kwaliteit/prijs verhouding van hun producten en diensten. Hij steunde informatieve etikettering maar verzette zich tegen het toekennen van kwaliteitslabels aan producenten die er voor betalen. Hij steunde ook de beslissing van Minister van Economische Zaken [[Mark Eyskens]] om de Prijzencommissie af te schaffen, waarvan de beslissingen dikwijls leidden tot hogere prijzen in plaats van lagere prijzen.  
Hij was ook vroeg actief in de milieuproblematiek en trad op als woordvoerder voor Test-Aankoop gedurende de polemiek die ontstond rond haar onderzoek van [[Watervervuiling|zeewatervervuiling]] in 1970. Samen met zijn collega's van het Seminarie voor Statistiek was hij de eerste die in 1971 een statistische analyse uitvoerde op de metingen van [[luchtvervuiling]] in Vlaanderen en Brussel. Gedurende de energiecrisis van 1973 vertolkte hij het consumentenstandpunt dat aandrong op energiebesparingen door de overheid. Wanneer in april 1974 een Overleg- en Controlecomitee voor de Petroleum werd opgericht suggereerde hij vergeefs dat de consumenten hierin zouden vertegenwoordigd zijn. In tegenstelling met de [[Groen (partij)|Groenen]] en [[Ralph Nader]] die de politieke weg opgingen, verzette hij zich echter uitdrukkelijk tegen de oprichting van een consumentenpartij. Hij drukte ook zijn twijfels uit tegen de oprichting van de [[Raad voor het Verbruik]] en het [[OIVO]] als overheidsinstellingen voor de bescherming van de consument. Hij was er van overtuigd dat een goed functionerende [[markteconomie]] voor de consument de beste resultaten oplevert en dat de overheid zich beter op deze taak zou toeleggen. Hij verdedigde deze opinie in het collectief project [[Het land waarin wij werken]] onder leiding van [[Gaston Eyskens]] waarvan de resultaten door [[De Standaard]] werden gepubliceerd in 1974. Vergelijkend warenonderzoek draagt volgens hem bij tot een grotere markt-transparentie en stimuleert de fabrikanten tot het verbeteren van de kwaliteit/prijs verhouding van hun producten en diensten. Hij steunde informatieve etikettering maar verzette zich tegen het toekennen van kwaliteitslabels aan producenten die er voor betalen. Hij steunde ook de beslissing van Minister van Economische Zaken [[Mark Eyskens]] om de Prijzencommissie af te schaffen, waarvan de beslissingen dikwijls leidden tot hogere prijzen in plaats van lagere prijzen. Hoewel legendarisch a-politiek, ontwikkelde hij een goede relatie met [[Karel van Miert]] en [[Freddy Willockx]] en schreef het hoofdstuk met prioriteiten voor een Europees consumentenbeleid in hun manifest ''Tussen Droom en Werkelijkheid'' voor de Eerste Europese Parlementsverkiezingen van juni 1979.


Hij maakte deel uit van de redactieraad van [[Trends (tijdschrift)|Trends]] (Roularta) en publiceerde regelmatig een column met verbruikerstandpunten. Hij was ook lid van de adviesraad van het [[Belgische Radio- en Televisieomroep|BRT]] televisie consumentenprogramma [[Wikken en Wegen]].
Hij maakte deel uit van de redactieraad van [[Trends (tijdschrift)|Trends]] (Roularta) en publiceerde regelmatig een column met verbruikersstandpunten. Hij was ook lid van de adviesraad van het [[Belgische Radio- en Televisieomroep|BRT]] televisie consumentenprogramma [[Wikken en Wegen]].


In 2005 publiceerde hij bij [[Editions Racine]] te Brussel ''L`Histoire de Test Achats'' waarin hij de opgang beschrijft van Test-Aankoop van consumentenblad tot de multinational [[Euroconsumers]] die vergelijkend warenonderzoek uitvoert op wereldschaal en de resultaten ervan publiceert in vijf verschillende landen, Belgie, Brazilie, Italie, Portugal en Spanje. In Brazilie begeleidde hij na zijn emeritaat nog de consumentenorganisatie [[Pro Teste]], die in 2016 de belangrijkste consumentenorganisatie was van Latijns Amerika met meer dan 250.000 leden.  
In 2005 publiceerde hij bij [[Editions Racine]] te Brussel ''L`Histoire de Test Achats'' waarin hij de opgang beschrijft van Test-Aankoop van consumentenblad tot de multinational [[Euroconsumers]] die vergelijkend warenonderzoek uitvoert op wereldschaal en de resultaten ervan publiceert in vijf verschillende landen, België, Brazilië, Italië, Portugal en Spanje. In Brazilië begeleidde hij na zijn emeritaat nog de consumentenorganisatie [[Pro Teste]], die in 2016 de belangrijkste consumentenorganisatie was van Latijns Amerika met meer dan 250.000 leden. In 2017 brak hij met de consumentenbeweging wanneer zij in zijn opinie te bedrijfs-vriendelijk werd.


'''PUBLICATIES'''
'''PUBLICATIES'''
Regel 32: Regel 32:


A World of Inflation, met [[Geoffrey Maynard]], Batsford, London, 1976 ISBN 0713430680
A World of Inflation, met [[Geoffrey Maynard]], Batsford, London, 1976 ISBN 0713430680
Why Inflation Rates Differ, met [[Geoffrey Maynard]] in: ''Inflation in Small Countries'', Springer Verlag, Berlin, 1979 ISBN 3540076247


Employment Problems and Policies in Developing Countries, Rotterdam University Press, 1976 ISBN 9023722728
Employment Problems and Policies in Developing Countries, Rotterdam University Press, 1976 ISBN 9023722728
Regel 48: Regel 50:


L`Histoire de Test Achats, [[Editions Racine]] 2005 ISBN 2873864044
L`Histoire de Test Achats, [[Editions Racine]] 2005 ISBN 2873864044
 
{{authority control|TYPE=p|Wikidata=Q2624446 }}
{{DEFAULTSORT:Vanryckeghem, Willy}}
{{DEFAULTSORT:Vanryckeghem, Willy}}
[[Categorie:Hoogleraar aan de Universiteit Gent]]
[[Categorie:Hoogleraar aan de Universiteit Gent]]

Versie van 19 sep 2019 22:14

Willy Van Ryckeghem, ook gespeld als Willy Van Rijckeghem, is een Belgisch post-keynesiaanse econoom, die nu op Madeira woont.

Levensloop

Van Ryckeghem studeerde in Gent, Kopenhagen en Parijs en promoveerde op zesentwintigjarige leeftijd met de grootste onderscheiding tot doctor in de economische wetenschappen onder leiding van prof. dr. André Devreker. Hij was de eerste die in zijn proefschrift de Keynesiaanse analyse-methode gebruikte voor het groeiproces in een open economie, toegepast op Denemarken sinds 1870. Hij toonde aan dat terwijl op korte termijn een handelsoverschot stimulerend kan werken op de economie, eens dat volledige tewerkstelling is bereikt, de groeivoet op langere termijn bevorderd kan worden door een tekort op de handelsbalans. In zijn bijstelling legde hij een analytisch verband tussen buitenlandse handel en de inkomensverdeling tussen arbeid en kapitaal, een problematiek die pas vijftig jaar later actueel zou worden. Hij was sterk beïnvloed door de Deense economen Hans Brems en Erling Olsen. Onder leiding van deze laatste publiceerde hij reeds in 1959 een studie over de Betekenis van de Gemeenschappelijke markt voor de Deense Landbouwexport. Denemarken zou echter wachten tot 1973 om toe treden tot de EEG.

In een bijdrage gepubliceerd in augustus 1966 in Economia Internazionale publiceerde hij een Keynesiaanse multiplier voor het geval dat de overheid met een fiscaal beleid de handelsbalans in evenwicht wenst te houden. Hetzelfde jaar publiceerde hij in de Cahiers Economiques de Bruxelles (nu Brussels Economic Review) een formule die de band legde tussen de handelsbalans en de groeivoet van het Bruto Nationaal Product. Een empirische test van deze formule concludeerde dat de Belgische handelsbalans normaal in evenwicht is bij een groeivoet van 3,5%. Hij ontving in 1967 de Tweejaarlijkse Prijs van de Vereniging voor economie voor een statistische en econometrische vergelijking van twee stelsels van nationale rekeningen (NIS en DULBEA). Zijn eerste publicaties in de Cahiers Economiques de Bruxelles trokken de aandacht van de DULBEA economen en in 1968 werd hij op suggestie van Max Frank aangesteld tot docent van het vak Economische Analyse van de Fiscaliteit aan de toen nog unitaire universiteit ULB-VUB.

Van Ryckeghem doceerde aan de RUG en de VUB tot 1982. Aan de RUG was hij aanvankelijk verbonden aan het Seminarie voor Statistiek als leerling-assistent van prof. Andre de Ridder en daarna als assistent en werkleider bij prof. Hein Picard. In 1969 werd hij aan de RUG de eerste titularis van de discipline econometrie. Na de splitsing in 1969 van de ULB-VUB en de oprichting van een autonome VUB kreeg hij de kans een curriculum op te stellen voor de Faculteit Economie. Hij bedeelde zichzelf met de vakken Problemen van Economische groei en Stabiliteit en Technieken van Macro-Economische Programmering. Hij werd gewoon hoogleraar aan de VUB in 1973 waar hij ondertussen het Centre for Econometrics and Management Science (CEMS) had opgericht. Hij behoorde tot de eerste generatie die intensief computers gebruikte voor economisch onderzoek en maakte deel uit van de computercomissies aan de RUG en de VUB. Hij nam ontslag samen met de andere leden van de computercommissie van de RUG wanneer de beheerraad van de universiteit zwichtte voor overheidsdruk bij de keuze van een nieuwe computer voor haar rekencentrum.

Hij werkte nauw samen met de Britse econoom Geoffrey Maynard met wie hij o.m. A World of Inflation publiceerde in 1976, een internationale studie van inflatie waarvoor hij in 1972 al de Fernand Collin-Prijs van de Universitaire Stichting had ontvangen. In deze studie zetten zij zich af tegen het monetarisme dat in de jaren 1970 opgang maakte, en gaven voorrang aan structurele factoren om inflatieverschillen te verklaren, zoals de werking van de arbeidsmarkt en productiviteitsverschillen. In 1980 werd hij uitgenodigd door Andrea Boltho om het hoofdstuk te schrijven over de Lage Landen voor het boek The European Economy dat later gepubliceerd werd door de Oxford University Press. In deze bijdrage die de ganse na-oorlogse periode bestrijkt onderscheidt hij drie fasen, in de eerste fase van 1948 tot 1960, behandelt hij de leerperiode van economische integratie binnen Benelux; in de tweede fase van 1960 tot 1973 ontleedt hij de positieve impact van economische integratie binnen de Gemeenschappelijke markt, en ten slotte in de derde fase beschrijft hij de duurzame schade berokkend door de schok veroorzaakt door de energiecrisis.

Van Ryckeghem werkte actief mee aan verschillende Vlaams Wetenschappelijk Economische Congressen en was voorzitter van het VI-de Congres dat gewijd was aan inkomens- en vermogensverdeling. Hij werd in 1973 voorzitter van de Koninklijke Belgische Vereniging voor Statistiek en sprak op 14 november 1974 de academische redevoering uit bij de officiële herdenking van het honderdjarige overlijden van Adolphe Quetelet. Hij was ook lid van de Hoge Raad voor de Statistiek en de Nationale Raad voor Wetenschapsbeleid.

Als Belgisch lid van de Nederlandse Studiekring Post-Keynesiaanse Economie leverde hij bijdragen aan het Jaarboek 1981 gewijd aan De pluriforme economische macht en verzorgde de redactie van het Jaarboek 1983 gewijd aan Macro Economie en Politiek . In 1976 leidde hij op verzoek van de Internationale Arbeidsorganisatie een tewerkstellingsmissie in Portugal, waarvan de resultaten onder zijn redactie werden gepubliceerd in het kader van het World Employment Program onder de titel Employment and Basic Needs in Portugal. In deze studie werd aangetoond dat een ontwikkelingsstrategie prioritair gericht op het voldoen van de basisbehoeften van de bevolking de meeste tewerkstelling schept, rekening houdend met de multipliereffecten hiervan. Hij nam ook deel aan de werkgroep Internationale Arbeidsverdeling in het kader van de Belgische ontwikkelingssamenwerking onder leiding van Robert Vandeputte en leidde in samenwerking met Jef Maton een landenstudie over de Philippijnen.

Hij verliet België tijdelijk in 1982 om een opdracht te aanvaarden bij de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IDB) in Washington, waar hij verantwoordelijk was voor de landenstudies en de jaarlijkse economische en sociale rapporten van de bank. In 1984 coördineerde hij voor de IDB een diepgaande studie over de impact van de schuldencrisis op de economie van Latijns Amerika. Hij presenteerde deze studie in 1985 op het Congres van de Latin American Studies Association (LASA) in Albuquerque. Hij wijdde ook een aantal publicaties aan de determinanten van Directe buitenlandse investeringen (FDI) in Latijns Amerika. In 1990 werd hij bevorderd tot deputy manager van de Bank die hij verliet in 1996. Hij had eerder al deelgenomen aan ontwikkelingsprojecten van Amerikaanse universiteiten in Argentinië (Harvard-universiteit), Brazilië (Universiteit van California-Berkeley) en Marokko (Universiteit van Michigan). Hij was gedurende een jaar gastprofessor voor internationale economie aan de University of North Carolina at Chapel Hill en is Honorary Fellow van de Belgian American Educational Foundation.

In 2018 publiceerde hij het e-boek De Ryckeghem Saga, een familiegeschiedenis die teruggaat tot de Viking Rikiwulf in de 9e eeuw. Hij is sinds 1963 getrouwd met Nicole Hacquaert en de vader van drie dochters, Anouk, Caroline en Patricia van Ryckeghem.

Consumentenorganisaties

Naast zijn loopbaan als econoom ontwikkelde hij een parallele activiteit als verdediger van consumentenbelangen. Dit begon toen hij werkte aan zijn master-scriptie over de meting van het publiciteitseffect, en de doxagoog Louis Darms ontmoette die in november 1957 de consumentenorganisatie Test-Aankoop had opgericht en hem aanbood om onder-voorzitter te worden en verbruikerstandpunten te helpen formuleren. Zijn eerste bijdrage was een standpunt tegen verticale prijsbinding, een toen nog veel voorkomende praktijk waarbij de fabrikant aan de detaillist een vaste verkoopprijs of een minimumverkoopprijs mocht opleggen. Deze praktijk zou later verboden worden door de Wet op Handelspraktijken. In 1968 volgde hij Jean Kufferath op als voorzitter van deze lobbygroep en speelde later ook een belangrijke rol in de internationale consumentenbeweging, die hij leidde van 1975 tot 1978. In die periode stimuleerde hij de oprichting van consumentenorganisaties in ontwikkelingslanden met de hulp van de Verbruikers-Unie Derde Wereld. Hij verdedigde de stelling dat om een tegengewicht te vormen tegen de multinationale onderneming, de consumentenbeweging ook moest opereren als een multinational. Gedurende zijn mandaat werd aanvang gemaakt met de formulering van internationale richtlijnen voor consumentenbescherming. Deze werden uiteindelijk goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 16 april 1985 als UN Guidelines on Consumer Protection.

Hij was ook vroeg actief in de milieuproblematiek en trad op als woordvoerder voor Test-Aankoop gedurende de polemiek die ontstond rond haar onderzoek van zeewatervervuiling in 1970. Samen met zijn collega's van het Seminarie voor Statistiek was hij de eerste die in 1971 een statistische analyse uitvoerde op de metingen van luchtvervuiling in Vlaanderen en Brussel. Gedurende de energiecrisis van 1973 vertolkte hij het consumentenstandpunt dat aandrong op energiebesparingen door de overheid. Wanneer in april 1974 een Overleg- en Controlecomitee voor de Petroleum werd opgericht suggereerde hij vergeefs dat de consumenten hierin zouden vertegenwoordigd zijn. In tegenstelling met de Groenen en Ralph Nader die de politieke weg opgingen, verzette hij zich echter uitdrukkelijk tegen de oprichting van een consumentenpartij. Hij drukte ook zijn twijfels uit tegen de oprichting van de Raad voor het Verbruik en het OIVO als overheidsinstellingen voor de bescherming van de consument. Hij was er van overtuigd dat een goed functionerende markteconomie voor de consument de beste resultaten oplevert en dat de overheid zich beter op deze taak zou toeleggen. Hij verdedigde deze opinie in het collectief project Het land waarin wij werken onder leiding van Gaston Eyskens waarvan de resultaten door De Standaard werden gepubliceerd in 1974. Vergelijkend warenonderzoek draagt volgens hem bij tot een grotere markt-transparentie en stimuleert de fabrikanten tot het verbeteren van de kwaliteit/prijs verhouding van hun producten en diensten. Hij steunde informatieve etikettering maar verzette zich tegen het toekennen van kwaliteitslabels aan producenten die er voor betalen. Hij steunde ook de beslissing van Minister van Economische Zaken Mark Eyskens om de Prijzencommissie af te schaffen, waarvan de beslissingen dikwijls leidden tot hogere prijzen in plaats van lagere prijzen. Hoewel legendarisch a-politiek, ontwikkelde hij een goede relatie met Karel van Miert en Freddy Willockx en schreef het hoofdstuk met prioriteiten voor een Europees consumentenbeleid in hun manifest Tussen Droom en Werkelijkheid voor de Eerste Europese Parlementsverkiezingen van juni 1979.

Hij maakte deel uit van de redactieraad van Trends (Roularta) en publiceerde regelmatig een column met verbruikersstandpunten. Hij was ook lid van de adviesraad van het BRT televisie consumentenprogramma Wikken en Wegen.

In 2005 publiceerde hij bij Editions Racine te Brussel L`Histoire de Test Achats waarin hij de opgang beschrijft van Test-Aankoop van consumentenblad tot de multinational Euroconsumers die vergelijkend warenonderzoek uitvoert op wereldschaal en de resultaten ervan publiceert in vijf verschillende landen, België, Brazilië, Italië, Portugal en Spanje. In Brazilië begeleidde hij na zijn emeritaat nog de consumentenorganisatie Pro Teste, die in 2016 de belangrijkste consumentenorganisatie was van Latijns Amerika met meer dan 250.000 leden. In 2017 brak hij met de consumentenbeweging wanneer zij in zijn opinie te bedrijfs-vriendelijk werd.

PUBLICATIES

De Meting van het Publiciteitseffect, HSHEW, Gent 1960

A World of Inflation, met Geoffrey Maynard, Batsford, London, 1976 ISBN 0713430680

Why Inflation Rates Differ, met Geoffrey Maynard in: Inflation in Small Countries, Springer Verlag, Berlin, 1979 ISBN 3540076247

Employment Problems and Policies in Developing Countries, Rotterdam University Press, 1976 ISBN 9023722728

Simulatiemodellen van de Belgische Fiscaliteit, met R. Boelaert, Gent, 1977

Employment and Basic Needs in Portugal, International Labour Office, Geneva, 1979 ISBN 922102203-X

Macro-Economie en Politiek, met W. Driehuis, Rotterdam, 1983, ISBN 9014033451

External Debt: Crisis and Adjustment, Inter-American Development Bank, Washington DC, 1985 ISSN 00952850

The Transformation of Latin America : A Long-Term View, in : Global Change and Transformation, Copenhagen, 1993, ISBN 8716132157

Domestic Policy Factors Influencing FDI Inflows in Latin America. In: W. Grabendorff, Ed. Foreign Direct Investment in Developing Countries. The Case of Latin America. IRELA Madrid 1995

L`Histoire de Test Achats, Editions Racine 2005 ISBN 2873864044

rel=nofollow