Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Russisch-Orthodoxe Kerk onder communistisch bewind

Uit Wikisage
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Tijdens de revolutie van 1917 werd in Rusland niet alleen het wereldlijk bestuur omver geworpen, maar werd ook de ene staatsideologie vervangen door een andere. Het atheïstische communisme nam de plaats in van het Russisch-orthodoxe geloof en werd de nieuwe "religie" die doordrong tot in alle facetten van het Russische leven (zoals het orthodoxe geloof dat tot de revolutie had gedaan).

In principe staat het communisme (atheïstisch) vijandig tegenover het orthodoxe geloof (monotheïstisch). Toch heeft de Russisch-Orthodoxe Kerk zeventig jaar communisme weten te overleven. Na de val van het communisme grepen mensen terug de Orthodoxe Kerk van hun voorouders om het ontstane ideologisch vacuüm op te vullen.

De communistische opvattingen

Het standpunt van Marx

Marx, Lenin en Stalin hadden ieder hun eigen ideeën over kerk en religie. Hun opvattingen waren gevoed door ervaringen die elk van hen tijdens zijn jeugd met religie had gehad. Marx noemt de religie het opium van het volk en een verkeerd wereldbewustzijn.

In de Deutsch-Französische Jahrbücher schrijft hij: Der Mensch macht die Religion, die Religion macht nicht den Menschen. Und zwar ist die Religion das Selbstgefühl des Menschen, der sich selbst entweder noch nicht erworben oder schon wieder verloren hat … Der Mensch, das ist die Welt des Menschen, Staat, Sozietät. Dieser Staat, diese Sozietät producieren die Religion, ein verkehrtes Weltbewußtsein, weil sie eine verkehrte Welt sind. Die Religion ist die allgemeine Theorie seiner Welt … Sie ist die phantastische Verwirklichung des menschlichen Wesens, weil das mensliche Wesen keine wahre Wirklichkeit besitzt. Der Kampf gegen die Religion ist also mittelbar der Kampf gegen jene Welt deren geistigen Aroma die Religion ist. Das religiöse Elend ist in einem der Ausdruck des wirkliche Elend. Die Religion ist der Seufzer der bedrängten Kreatur, das Gemut einer herzlosen Welt, wie sie der Geist geistloser Zustände ist. Sie ist das Opium des Volkes …

Het opium van het volk, iets dat door het volk zelf is gecreëerd. Marx vond, dat de mens religie zelf in het leven heeft geroepen als middel om zichzelf in een roes te helpen nu het aardse leven zo ondraaglijk was geworden. Religie helpt de arbeidersklasse dom te houden en verdedigt de uitbuiting. Religie komt voort uit de economische onderbouw van het leven, is een weerspiegeling van een bepaalde sociaal-economische ordening van de maatschappij – gecreëerd door de lagere klassen om hun zorgen te kunnen vergeten, en in stand gehouden door de hogere om de lagere klassen uit te kunnen buiten. Als de proletariërs de macht grijpen, zal de religie vanzelf een zachte dood sterven, omdat na het stoppen van de uitbuiting religie overbodig zal zijn.

Het valt op, dat Marx niet zozeer ageert tegen de kerk. Sterker nog, er hoeven geen aparte maatregelen genomen te worden om kerk en religie te bestrijden: als de heerschappij van het proletariaat begint, zal religie vanzelf verdwijnen! Voor het communisme kan komen, moet de religie geheel verdwenen zijn, zegt Marx. Communisme vraagt om atheïsme en communisme vangt aan waar atheïsme begint.

Het is opmerkelijk dat het communisme juist in Rusland voet aan de grond wist te krijgen. De arbeidersklasse was in Rusland vele malen kleiner dan in de landen van West-Europa. Een saillant detail is, dat Marx’ boek Das Kapital als eerste vanuit het Duits naar het Russisch werd vertaald. De censor achtte het boek namelijk door de onbegrijpelijkheid ongevaarlijk …

De standpunten van Lenin en Stalin

Lenin had een andere opvatting over kerk en religie dan Marx. Marx verachtte de religie en beschouwde haar als randverschijnsel. Lenin zag religie als een sterke en alomtegenwoordige vijand. Religie moest als zodanig stevig aangepakt worden; ze zou niet vanzelf verdwijnen. Lenin had een persoonlijke afkeer van alles wat maar naar godsdienst zweemde. Degenen die Lenin echt vreesde en haatte waren gelovigen met een zuivere levenswandel; zij zouden hem de meeste tegenstand bieden. Corrupte priesters waren voor Lenin geen probleem; zij waren er makkelijk onder te krijgen.

Ook bij Lenin leeft het standpunt, dat religie de uitbuitende klassen (regering en bourgeoisie) helpt om het volk in slavernij te houden en zelfs dat het gebruikt wordt als middel om de klassenstrijd te vergiftigen. Godsdienst heeft een functie als onderdrukkingsmiddel in dienst van de heersende klassen. De wortels van de religie liggen in de structuur van de maatschappij (zoals ook Marx al zei), maar aangezien Lenin (in tegenstelling tot Marx) vindt dat religie als component van de heersende klasse te vuur en te zwaard bestreden moet worden, kan de strijd tegen religie worden verbonden met de strijd tegen het kapitalisme. Zo benadrukt ook Lenin de onverzoenlijkheid van religie en socialisme.

Anders dan Lenin heeft Stalin vooral een hekel aan corrupte priesters. Dit kan te maken hebben met zijn intrede in het seminarie tijdens zijn tienerjaren en zijn gedwongen vertrek op zijn twintigste. Dit gedwongen vertrek was vanwege het lezen van verboden literatuur als Victor Hugo’s Les Travailleurs de la Mer, Darwins The Origin of Species en Marx’ Das Kapital. Bovendien had Stalin zijn geloof verloren; Stalin zelf heeft altijd volgehouden dat Darwin hiervoor verantwoordelijk was. Stalins afkeer van priesters beïnvloedt de maatregelen die hij tijdens zijn regering tegen de kerk zal nemen.

De kerkelijke opvattingen

Direct na de gebeurtenissen in oktober 1917 verklaarde de Russisch-orthodoxe Kerk dat deze revolutie het werk van de duivel was. Vanuit kerkelijk-ideologisch oogpunt was dit een logische conclusie; volgens de website van de Russisch-Orthodoxe Kerk zag de Kerk veranderingen in de maatschappij als het werk van de duivel, aangezien het tsaristisch bestuurde Rusland Gods Wil was geweest met de uitvoerder van die Wil aan het hoofd (de tsaar) . Nadat het patriarchaat in 1917 opnieuw was ingesteld werd Tichon gekozen als patriarch. Tichon protesteerde heftig tegen de revolutie, riep de gelovigen op te lijden als dat nodig mocht zijn en excommuniceerde de bolsjewieken.

Binnen de Orthodoxe Kerk ontstonden verschillende stromingen die ieder op haar eigen manier tegen het communisme aankeek. Patriarch Tichon droeg het officiële kerkstandpunt uit, dat openlijk ageerde tegen het communisme. De stroming van de obnovlentsy daarentegen was trouw aan de communistische machthebbers. De Levende Kerk, zoals deze stroming ook wordt genoemd, probeerde de kerk van binnenuit 'over te nemen' en er ontstond een strijd over de te volgen koers tussen haar en patriarch Tichon. Ook een aantal meer gematigde geestelijken binnen het kamp van Tichon zelf wilde dat de patriarch zijn ambt neer zou leggen.

Nadat hij door zijn tegenstand tegen het beleid van het communistische bewind tijdens de Grote Hongersnood van 1921 gevangen had gezeten, verklaart Tichon geen vijand meer te zijn van de communistische machthebbers; hij stelt nu alles in het werk om de Orthodoxe Kerk te redden. In een verklaring, die na zijn dood in 1925 werd gepubliceerd, stelde hij nog wel, dat in geloofskwesties geen compromis toelaatbaar is, maar dat de gelovigen op politiek gebied trouw moeten zijn aan de Sovjetregering . Samenzwering en heulen met de vijanden van het Sovjetregime is onaanvaardbaar volgens Tichon.

Tichons plaatsvervanger (locum tenens, tot er een nieuwe patriarch zou zijn gekozen) Peter Kroetitskij was een man van de oude stempel; hij was openlijk tegen de communistische machthebbers. Al snel werd hij naar Siberië verbannen. Zijn opvolger Sergej Stragorodskij was een meer gematigd man. Hij was solidair met het regime, omdat hij ervan overtuigd was, dat een strikte scheiding van kerk en staat het voortbestaan van beide zou waarborgen. De stroming binnen de Orthodoxe Kerk waartoe Sergej behoorde, haalde zijn inspiratie uit een bepaalde Bijbelpassage. In Paulus’ brief aan de Romeinen staat: Iedereen moet zich aan de overheid onderwerpen. Want overheidsgezag is iets dat alleen bestaat bij de gratie van God. Ook het bestaande gezag is door God ingesteld. Wie zich dus verzet tegen het gezag, verzet zich tegen een instelling van God.

Bovendien zegt Jezus zelf: Geef […] de keizer wat de keizer, en God wat God toekomt. Sergej begreep dat het stoffelijk welzijn van het volk op het terrein van de regering lag, en dat hij zich vooral moest bekommeren om het geestelijk welzijn. In 1927 tekende hij een verklaring, waarin hij stelt dat de Russisch-orthodoxe Kerk loyaal zal zijn aan het communistische bewind. Ondanks de loyaliteitsverklaring van Metropoliet Sergej zette de communistische regering de strijd tegen de kerk voort. In de eerste dertig jaar van het bestaan van de Sovjet-Unie kunnen drie vervolgingspieken worden onderscheiden, namelijk tijdens de Hongersnood begin jaren ’20, de collectivisatie begin jaren ‘30 en gedurende de Grote Zuiveringen.

We zien dus dat na aanvankelijke tegenstand de Russisch-orthodoxe Kerk zich uiteindelijk neerlegde bij de nieuwe situatie. Desondanks werd de kerk door de machthebbers vervolgd. Dat gebeurde soms heftig, maar was het ook effectief?

De kerkvervolgingen

Na droogte en misoogst ontstond er in 1921 een grote hongersnood in Rusland, waarbij ruim vijf miljoen doden vielen. Tichon bood de communistische regering de hulp aan van de Orthodoxe Kerk, maar dit aanbod werd door de regering afgeslagen. Omdat Tichon om zich heen de gevolgen zag van de hongersnood, stelt hij op eigen houtje ongewijd kerkelijk goed ter beschikking, om te verkopen tegen voedsel, zodat dat onder de mensen verdeeld kon worden. Een dag later verscheen in de Peterburgskaya Pravda een artikel, waarin werd gesteld dat dit gebaar van de kerk onvoldoende was, en dat ze meer van haar rijkdom zou moeten uitdelen.

De communistische regering decreteerde daarop, dat de kerk ook alle gewijde goederen die niet direct noodzakelijk waren moest overhandigen, zodat ook deze goederen verkocht zouden kunnen worden. Tichon reageerde hierop met een weigering: het confisqueren van gewijd kerkelijk goed was heiligschennis; hij wilde hieraan niet meewerken. De regering zette hem daarop gevangen. Een vervolging van geestelijken kwam hiermee op gang; in Moskou en Sint-Petersburg zijn rond die tijd ruim 250 priesters geëxecuteerd. Volgens het Centraal Comité van de Communistische Partij zijn in 1922 in totaal 20 bisschoppen en 1414 priesters terechtgesteld. De kerk zelf noemt ruim 8100 slachtoffers.

Nadat Sergej Stragorodskij zijn verklaring van loyaliteit aan het Sovjetregime ondertekend had, kwam de kerk in iets rustiger vaarwater. Ze werd nog steeds door de regering tegengewerkt, maar de vervolgingen werden minder. De rust bleek geen blijvende toestand; in 1929 werd de wetgeving op de religieuze verenigingen (zoals parochies voortaan werden genoemd) van kracht. In de jaren 1937 – 1938 barstten de kerkvervolgingen weer in alle hevigheid los: het waren de jaren van de Grote Zuiveringen onder Stalin.

Tijdens de Grote Zuiveringen werden priesters en bisschoppen beschuldigd van de meest uiteenlopende (en vaak ook dwaze) misdaden, waarvoor ze geëxecuteerd werden. Zo zou een bisschop uit Moskou 200.000 roebels hebben gecollecteerd onder de gelovigen, om dat geld vervolgens ter beschikking te stellen aan de Gestapo. Ook beschuldigingen van spionage en trotskistische gevoelens kwamen veelvuldig voor.

De gevolgen van de Grote Zuiveringen waren voor de kerk enorm. Eind 1938 zaten er zo’n 7000 priesters in de gevangenis en waren in Moskou nog slechts 25 kerken open. De kerkgebouwen waren door de overheid geconfisqueerd; als de gelovigengemeenschap gebruik wilde maken van het gebouw, moesten zij huur betalen. Voor het kleinste kerkgebouw was de huur in 1938 fl. 30.000 per jaar (guldenniveau van 1949). De verschuldigde bedragen waren na 1 januari 1938 namelijk met 1200% verhoogd.

Dat Stalin vooral een hekel had aan corrupte priesters, maar niet zo’n probleem had met de gewone gelovigen, bleek uit het feit, dat er, hoewel de bisschoppen en priesters te vuur en te zwaard bestreden werden, geen schoolboeken gedrukt mochten worden die het christendom belachelijk maakten. Bovendien konden de arbeiders in 1938 vrij nemen tijdens de grote Kerkelijke feestdagen van Pasen en Kerstmis (die weliswaar door het bewind een andere inhoud werd gegeven) [feit?].

De Bond van Militante Atheïsten

Tussen de zware vervolgingen door hield de Bond van Militante Atheïsten zich bezig met de anti-religieuze opvoeding. Deze bond was in 1925 opgericht als Bond van Godlozen. In 1929 werd de naam veranderd in de Bond van Militante Atheïsten. Deze bond was verantwoordelijk voor de organisatie en de leiding van de antireligieuze opvoeding. Volgens M. Sheinman van de Marxistische Universiteit van België is de bond een sociale organisatie samengesteld uit vrijwilligers en zij is niet bij macht enige administratieve functie uit te oefenen. De Bond heeft bijgevolg niet de macht […] al die dingen te doen die de Kerk en de buitenlandse kapitalistische pers hem toekennen. (namelijk het coördineren en uitvoeren van kerkvervolgingen).

De Bond van Militante Atheïsten zette zich vooral in om aan te tonen dat God niet kan bestaan. Dit deden de leden van de bond met tijdschriften en boeken, maar ook met conferenties, lezingen, culturele avonden, enzovoorts. De bond bereikte echter niet het succes waarop gehoopt was.

Dit had vooral te maken met het diepgewortelde geloof dat zich op het platteland nog steeds staande kon houden. De overheid stelde tractors beschikbaar aan de landbouw, waarop de bond een atheïstische brochure onder de boeren verspreidde, waarin stond, dat zij (de boeren) nu niet meer op God hoefden te vertrouwen voor het lukken van de oogst. Helaas ging de illusie van de atheïstische tractors al snel in rook op, toen bleek dat de boeren kruizen aanbrachten op de voertuigen en de priesters diensten hielden in de dorpen, waarin God gedankt werd voor het feit dat Hij een tractor naar het dorp had gezonden!

In 1933 had de Sovjet-Unie vliegtuigen ontworpen die tot in de stratosfeer konden doordringen. Volgens de Bond van Militante Atheïsten was de hemel met succes bestormd, maar God was niet gevonden! Maar al spoedig stortte een vliegtuig (met de toepasselijke naam USSR) neer vanaf 22 kilometer hoogte. Dit ongeluk en de dood van de drie piloten was in de ogen van veel gelovigen een hemelse straf.

Hoewel de antireligieuze propaganda door deze gebeurtenissen meer had verloren dan gewonnen, bleef de Bond van Militante Atheïsten nog lang actief bezig met het ontplooien van antireligieuze activiteiten. Uit het feit, dat de Russisch-Orthodoxe Kerk 70 jaar communisme heeft overleefd, blijkt dat zowel de vervolgingen door de staat als de antireligieuze activiteiten van de Bond van Militante Atheïsten niet het gewenste resultaat hebben gehad.

De Tweede Wereldoorlog

Een ommekeer in de relatie tussen de Russisch-orthodoxe Kerk en de communistische machthebbers kwam bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog (of zoals de Russen zeggen: de Grote Vaderlandse Oorlog). Als in 1941 Duitsland Rusland binnenvalt, schaart de Orthodoxe Kerk zich direct als één man achter de regering in Moskou. De gelovigen werden opgeroepen om de grenzen te beschermen, en in alle kerken werd God gebeden het Rode Leger de overwinning te schenken.

Ook de regering begreep dat het zwaartepunt nu moest liggen bij een verenigd Russisch volk, gelovigen en atheïsten, om het nazi-leger te bestrijden. De communistische leiders schiepen dan ook zoveel mogelijk een sfeer van welwillendheid, ook om zoveel mogelijk profijt te trekken van de religie. Stalin hield op 21 november 1941 een toespraak, waarin hij zelfs God aanriep om president Roosevelt bij te staan bij diens taak(!). Tijdens het Paasfeest van 1942 was het, ondanks de avondklok, toegestaan ’s avonds kerkdiensten te houden. Deze sfeer van welwillendheid werd ook tegen het einde van de oorlog nog volgehouden, toen in januari 1945 Aleksej van Petersburg door een kerkconcilie (met toestemming van de communistische regering) werd gekozen tot de nieuwe patriarch. Deze Aleksej had in 1943 zelfs een medaille gekregen voor zijn daden tijdens de belegering van Leningrad.

De verhouding tussen de staat en de Kerk werd hiermee wat beter, hoewel de concessies die Stalin deed vooral werden ingegeven door de wil Duitsland te verslaan, en niet zozeer uit welwillend oogpunt.

Conclusie

Hoe heeft de Russisch-Orthodoxe Kerk zeventig jaar communisme overleefd? Waren de twee dan geen gezworen vijanden, of hebben de communistische machthebbers er niet alles aan gedaan om de Kerk uit te roeien?

Gesteld kan worden dat het communisme en het orthodoxe geloof aartsvijanden zijn; de twee ideologieën kunnen in principe (op wereldlijk niveau) niet naast elkaar bestaan, maar sluiten elkaar uit. De communistische regeringen hebben veel moeite gedaan om de macht van de kerk te breken (door het opsluiten en terechtstellen van priesters en bisschoppen en het confisqueren van kerkelijke goederen), maar ze hebben er niet alles aan gedaan om de kerk uit te roeien. De houding van de communistische machthebbers tegenover de kerk is een ideologisch-pragmatische geweest. Ideologisch, omdat er zeker zeer stevige maatregelen tegen de kerk zijn genomen.

Pragmatisch, omdat de regering het de Orthodoxe Kerk toestond voort te bestaan als geloofstraditie van het volk, als dat de regering van pas kwam. In tijden van nood werkten de twee zelfs samen. De verklaring voor deze dualistische houding ligt in de tegenstelling tussen de idealen van het communisme en de geloofstraditie die onder het volk bleef bestaan.

Speciale aandacht moet bovendien geschonken worden aan metropoliet Sergej Stragorodskij. De kerk had zonder hem niet kunnen overleven. Juist door zijn loyaliteitsverklaring en door het feit dat hij het bewaren van het geestelijk leven als belangrijkste taak voor de Kerk zag (en niet het wereldse), kreeg de Kerk een adempauze en kon zij overleven. De scheiding die hij heeft gemaakt tussen het “sterfelijke” en het “geestelijke” is zo van cruciaal belang geweest.

Externe links


Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

  • David E. Powell, Antireligious Propaganda in the Soviet Union: A Study of Mass Persuasion (The MIT Press, Cambridge MA, 1975)
  • Paul Johnson A History of the Modern World. From 1917 to the 1980s (Weidenfeld & Nicholson, Londen 1983)
  • P. van Kampen, De Russisch Orthodoxe Kerk (Kok Voorhoeve, Kampen 1996)
  • A. Diepenhorst, Kerk en Communisme in Rusland (Kemink & Zn., Utrecht 1949)
  • J.M. Thompson, A Vision Unfulfilled (D.C. Heath & Co., Lexington, 1996)
  • Groot Nieuws Bijbel (Katholieke Bijbelstichting, Boxtel 1984)
  • Alex de Jonge, Stalin and the shaping of the Soviet Union (WiliamCollins & Sons Ltd., Glasgow, 1987)
rel=nofollow