Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Onrechtmatige daad (Nederland)

Uit Wikisage
Versie door SjorsXY (overleg | bijdragen) op 3 okt 2009 om 19:05 (Een onrechtmatige daad is o.a. dat iemand een ander benadeelt. ([http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Onrechtmatige_daad_(Nederland)&oldid=18459900]))
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Een onrechtmatige daad is in Nederland een handeling waarmee iemand op onwettige of onbehoorlijke wijze een ander benadeelt of schade toebrengt. Ook het nalaten van wat men had behoren te doen kan als een onrechtmatige daad beschouwd worden. Het is een begrip in het burgerlijk recht. Onrechtmatige daad is een juridisch begrip; wetten en jurisprudentie bepalen wat wel en wat niet als een onrechtmatige daad wordt gerekend. De omschrijving en gevolgen van een onrechtmatige daad zijn in het Nederlandse recht vastgelegd in artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel luidt als volgt:

Lid 1. Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.
Lid 2. Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.
Lid 3. Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.

In Nederland was aanvankelijk slechts sprake van een onrechtmatige daad als een wet was overtreden. In 1910, in het Zutphense waterleiding arrest werd bijvoorbeeld, ondanks grote schade, geen aansprakelijkheid vastgesteld. In 1919 werd dit anders toen in Lindenbaum/Cohen ook maatschappelijke zorgvuldigheid meewoog in vaststelling van een onrechtmatige daad. In 1992, in het nieuwe Burgerlijke Wetboek, werd dit in artikel 162 van boek 6 opgenomen.

Onrechtmatige daad is niet hetzelfde als wanprestatie. Er is sprake van een wanprestatie indien iemand een contractuele verplichting jegens zijn wederpartij niet na komt. Voor het begaan van een wanprestatie gelden andere regels dan voor het begaan van een onrechtmatige daad.

Voorwaarden waaraan een onrechtmatige daad moet voldoen

Er moet sprake zijn van:

  • een onrechtmatige gedraging (doen of nalaten);
  • toerekenbaarheid van de daad aan de dader;
  • schade;
  • causaal verband tussen de daad en de schade;
  • relativiteit.

Onrechtmatige gedraging

Voorbeelden hiervan zijn:

  • Pieter stoot een schaal van Bas van de tafel en deze raakt beschadigd.
  • Drie jongens slaan een vierde het ziekenhuis in.
  • Een automobilist rijdt een voetganger aan.
  • Piet bekrast de auto van Bert.
  • Een hangjongere bekladt een muur met graffiti.
  • Inbreuk maken op de rechten van een ander (zoals een persoonlijkheidsrecht of eigendomsrecht);
  • Handelen in strijd met een wettelijke plicht;
  • Handelen in strijd met in het maatschappelijk verkeer geldende normen (zoals onbehoorlijke concurrentie, benadeling van schuldeisers of gevaarzetting).

Bij een onrechtmatige daad denkt men vaak aan een actieve gedraging. Maar het kan ook een passieve gedraging zijn, een vorm van nalaten. Iemand die weet dat door het dichtdraaien van de hoofdkraan waterschade aan handelswaar in een ondergelegen winkel kan worden voorkomen en dit ondanks verzoek nalaat, is schadeplichtig.

Een gedraging is niet onrechtmatig, indien er sprake is van:

  • Overmacht;
  • Noodweer;
  • Uitvoering van een wettelijk voorschrift of wettelijke bevoegdheid;
  • Uitvoering van een bevoegd gegeven ambtelijk bevel;
  • Toestemming van degene tegen wie de gedraging zich richt.

Zo'n omstandigheid wordt een rechtvaardigingsgrond genoemd.

Toerekenbaarheid

De daad moet aan de dader kunnen worden toegerekend. Niet iedere gedraging kan aan de dader worden toegerekend. Er moet schuld, dan wel verantwoordelijkheid voor de gedraging bestaan. In twee bijzondere gevallen is er sprake van niet-toerekenbaarheid:

  • Er is sprake van een schulduitsluitingsgrond;
  • De dader is op het moment van de gedraging jonger dan 14 jaar.

In bepaalde in de wet aangegeven gevallen is de gedraging van rechtswege toerekenbaar. Dat wil zeggen dat het dan niet van belang is of de dader een verwijt kan worden gemaakt.

Schade

Er is alleen sprake van een onrechtmatige daad als de gedraging tot schade heeft geleid. Dat kan zowel vermogensschade zijn als ander nadeel. Ander nadeel kan alleen verhaald worden op de dader voor zover de wet op vergoeding hiervan recht geeft (artikel 6:95 Burgerlijk Wetboek).

Het recht op een schadevergoeding kan niet worden overgedragen op een ander, en is niet vatbaar voor beslag, tenzij het bij overeenkomst is vastgelegd of ter zake een vordering in rechte is ingesteld. Voor overgang onder algemene titel is voldoende dat de benadeelde aan de aansprakelijke persoon heeft medegedeeld op de vergoeding aanspraak te maken.

Vermogensschade

Vermogensschade omvat zowel geleden verlies als gederfde winst. Vermogensschade is bijvoorbeeld de reparatiekosten aan een auto na een aanrijding, of de kosten van ziekenhuisopname na een aanrijding. Als er kosten moeten worden gemaakt om de hoogte van de schade vast te stellen (bijvoorbeeld de kosten van een taxateur bij autoschade), of om uit te zoeken wie aansprakelijk is voor de schade, komen die kosten ook voor schadevergoeding in aanmerking. Als er een rechtszaak nodig is om de schade vergoed te krijgen, komen die kosten ook voor schadevergoeding in aanmerking (daarbij gelden wel de regels met betrekking tot proceskosten; zie artikel 6:96 Burgerlijk Wetboek en artikel 241 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Soms kan (meer) schade voorkomen worden door de benadeelde; als daardoor andere kosten gemaakt worden komen ook die voor schadevergoeding in aanmerking. Die kosten moeten dan wel redelijk zijn.

Ander nadeel

Voor ander nadeel dan vermogensschade heeft de benadeelde recht op een "naar billijkheid vast te stellen" schadevergoeding als sprake is van een of meer van de volgende situaties:

  • De aansprakelijke persoon had het oogmerk zodanig nadeel toe te brengen.
  • De benadeelde heeft lichamelijk letsel opgelopen, is in zijn eer of goede naam geschaad of is op andere wijze in zijn persoon aangetast.
  • Het nadeel bestaat uit aantasting van de nagedachtenis van een overledene en is toegebracht aan de partner of bloedverwant (tot in de tweede graad) van de overledene. In dit geval is alleen sprake van een onrechtmatige daad als de aantasting plaatsvond op een manier die de overledene, als hij nog in leven was geweest, recht zou hebben gegeven op schadevergoeding wegens het schaden van zijn eer of goede naam. 'Partner' is in dit geval de (niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot) of de geregistreerde partner.

Deze schade wordt ook wel immateriële schade of smartengeld genoemd. In het Nederlandse systeem worden minder en lagere vergoedingen van immateriële schade toegekend dan in het Angelsaksische systeem. In Nederland wordt nog geen affectieschade toegekend aan de gedupeerde, in tegenstelling tot in het Angelsaksische systeem.

Matiging

De rechter is bevoegd de eis tot schadevergoeding te matigen ("verminderen"). De rechter kan dat bijvoorbeeld doen als de dader een geringe draagkracht heeft, of als de dader te goeder trouw heeft gehandeld. Als de veroorzaker zich voor zijn aansprakelijkheid op een verzekering kan beroepen, wordt matiging altijd afgewezen.

Causaal verband

Aan het vereiste van een causaal verband wordt voldaan indien de schade het gevolg is van de gedraging. Belangrijk hiervoor is of de schade toch zou zijn ontstaan indien de gedraging niet had plaatsgevonden (conditio sine qua non); als de schade zou zijn ontstaan ook al had de gedraging niet plaatsgevonden, dan is er geen sprake van een causaal verband. Daarnaast is het van belang of de schade redelijkerwijs te voorzien was. De benadeelde moet als regel het causaal verband tussen de gebeurtenis en de schade bewijzen. Een uitzondering op deze regel kan zich voordoen, als de aangesproken persoon een norm heeft overtreden, die specifiek het belang beschermt waarin de schade is geleden. Dit wordt ook wel de omkeringsregel genoemd, de bewijslast van het causaal verband wordt dan immers omgekeerd ten nadele van degene die voor de schade wordt aangesproken. Een voorbeeld is een verkeersongeval waarbij de aangesprokene onder invloed van alcohol aan het verkeer deelnam. Deze moet dan bewijzen dat het ongeval ook had plaatsgevonden als hij of zij geen alcohol had gebruikt. De norm dat men niet onder invloed aan het verkeer mag deelnemen beschermt namelijk specifiek tegen ongevallen in het verkeer.

Relativiteit

De dader is alleen aansprakelijk voor schade, als de norm die hij overschreden heeft als doel heeft om het (aangetaste) recht van de benadeelde te beschermen. Er moet dus een relatie bestaan tussen de veroorzaakte schade en het beschermde belang.

Een voorbeeld is dat van een tandarts die onbevoegd zijn beroep uitoefent. De wet stelt een vergunning verplicht voor tandartsen. Andere tandartsen kunnen die tandarts niet aansprakelijk stellen. De vergunningplicht is namelijk ingesteld om de patiënt te beschermen tegen onbekwame tandartsen, en niet om de broodwinning van concurrerende tandartsen te beschermen (HR 17 januari 1958, NJ 1961/568, Beukers c.s./Dorenbos).

Het relativiteitsvereiste is voor het eerst in de Nederlandse rechtspraak toegepast in het brandstichtingsarrest (HR 24 januari 1930, NJ 1930/299): De vrouw van de huiseigenaar met wie zij in algehele gemeenschap van goederen is gehuwd, steekt in zijn afwezigheid het tegen brandschade verzekerde huis in brand. De verzekeringsmaatschappij wil de schade aan de huiseigenaar niet vergoeden, omdat de verzekeringsmaatschappij van mening is dat de brandstichting een tegenover haar als verzekeraar gepleegde onrechtmatige daad is. De Hoge Raad zegt in dit arrest dat de echtgenote van de huiseigenaar door de brand te stichten een norm overtreden heeft. Maar dat is een norm, die strekt tot bescherming van andere belangen dan het belang waarin de verzekeraar is geschaad. Daarom kan de verzekeraar aan de overtreding van die norm geen recht ontlenen. Dit zou alleen dan anders kunnen zijn, als de brand was gesticht met de bedoeling om de verzekeraar te benadelen. In dat geval zou namelijk inbreuk zijn gemaakt op de - ook de verzekeraar beschermende - plicht om niet zonder redelijke grond aan een ander opzettelijk nadeel toe te brengen.

Met name als het gaat om de aansprakelijkheid van de overheid speelt het relativiteitsvereiste een rol. De Hoge Raad heeft op 7 mei 2004 (LJN AO6012) daarover de volgende uitspraak gedaan. Een baggerschip zinkt doordat een ander schip, een duwbak, kapseist. De oorzaak hiervan is de slechte staat waarin de duwbak verkeert. Het baggerbedrijf stelt de Staat der Nederlanden en de deskundige die een onzorgvuldige keuring heeft verricht aansprakelijk. De Hoge Raad oordeelt dat niet is voldaan aan het relativiteitsvereiste. Hij oordeelt dat het overtreden veiligheidsreglement (RosR) de veiligheid van het scheepvaartverkeer in algemene zin wil bevorderen. Dit betekent dat het reglement niet strekt tot bescherming van het individueel vermogensbelang van derden, die schade lijden door een onvoldoende zorgvuldig gekeurd schip. De Hoge Raad wijst erop dat uiteindelijk de eigenaar verantwoordelijk is voor de deugdelijkheid van het schip. Dat de Staat in het algemeen verantwoordelijk is voor een veilig scheepvaartverkeer betekent niet, dat een onbeperkte groep van derden beschermd wordt tegen de schade, die kan ontstaan doordat bij de keuring de onveiligheid van het schip niet is gebleken.

Eigen schuld

Soms heeft de benadeelde de schade deels aan zichzelf te wijten. Men spreekt dan van "eigen schuld". De plicht van de dader om de schade te vergoeden wordt dan gedeeltelijk of geheel verminderd. Eerst wordt dan onderzocht in welke mate de benadeelde zelf heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade. De causale maatstaf heet dat. De schade wordt over de dader en de benadeelde verdeeld naar die maatstaf. Stel dat de dader de schade voor 75% heeft veroorzaakt en de benadeelde voor 25%, dan hoeft de dader niet meer dan 75% van de schade te vergoeden. De overige 25% moet de benadeelde zelf dragen. Maar dat is niet alles. Daarna komt namelijk de vraag aan de orde, of en in hoe verre die verdeling moet worden gecorrigeerd. De norm daarvoor zijn de eisen van de billijkheid. Die correctie heet dan ook de billijkheidscorrectie. Welke omstandigheden bij die billijkheidscorrectie een rol spelen is met name afhankelijk van de soort onrechtmatige daad en van de aard van de schade. Als het gaat om een verkeersongeval waarbij een motorvoertuig in botsing is gekomen met een zwakke verkeersdeelnemer zoals een fietser of een voetganger is het algemene gevaar, dat het rijden met een dergelijk voertuig meebrengt, reeds voldoende voor een correctie naar 50%. Het Betriebsgefahr wordt dat genoemd. Bij de aard van de schade maakt het verschil of sprake is van letselschade, dan wel uitsluitend van beschadiging van de fiets, zaakschade genoemd. Bij letsel vindt als regel nog een extra correctie plaats van die verdeling van de schade over de dader en de benadeelde. Ook wordt een extra correctie toegepast als de benadeelde niet voor de schade is verzekerd en de auto wel.

Onrechtmatige daad versus strafrecht

Een gedraging die een onrechtmatige daad oplevert, kan tegelijkertijd strafbaar zijn. De dader kan dan door de benadeelde aangesproken worden in een civiele procedure, en door het Openbaar Ministerie in een strafprocedure. Dit zijn dus twee aparte gerechtelijke procedures.

Sinds een aantal jaren kan een slachtoffer in Nederland bij een strafzaak een schadeclaim indienen, waardoor in één rechtszaak zowel de civiele zaak (de onrechtmatige daad van de dader) als de strafzaak (het strafbare feit) afgehandeld kan worden. Dat kan echter alleen bij eenvoudige zaken. Als de zaak te ingewikkeld is moet het slachtoffer nog steeds een afzonderlijke civiele zaak aanspannen om zijn schade vergoed te krijgen.

Vergelding

In het Romeinse recht en het Angelsaksische recht wordt naast de vergoeding van de materiële en immateriële schade tevens vergolden. Dit komt doordat de strafwetten in die rechtssystemen veel minder omvangrijk zijn; de vergelding (voor het leed dat is aangedaan) vindt dan niet plaats door middel van het strafrecht maar door middel van het civiele recht. De naar Nederlandse maatstaven torenhoge boetes in het Anglo-Amerikaanse recht zijn dan ook geen vergoeding voor immateriële schade of affectieschade, maar een straf voor de overtreder: vergelding.

Externe links