Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Nederlandsche Fotografen Patroons Vereeniging

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.

De Nederlandsche Fotografen Patroons Vereeniging (NFPV) was een beroepsvereniging voor vakfotografen (de voorloper van de huidige BFN), die heeft bestaan vanaf maart 1919 tot aan haar liquidatie door de bezetter in september 1942.

Ontstaansgeschiedenis

De NFPV is ontstaan uit onvrede. Een groeiend onbehagen met het bestuurlijk beleid van de vooroorlogse Nederlandsche Fotografen Kunstkring (NFK) leidde in 1919 tot een scheuring in deze vakorganisatie. In de NFPV waren lang niet alle portretfotografen van Nederland verenigd, in weerwil van de niet aflatende pogingen van het bestuur om de fotografen hiertoe aan te zetten. Integendeel, het merendeel van de fotografen heeft nooit aansluiting gezocht bij deze organisatie. Toch beschouwden de verenigde fotografenpatroons zich als de dragers van de fotocultuur in Nederland. Het was een fotocultuur die in belangrijke mate werd bepaald door de cliëntèle, die weliswaar verschilde in welstand en smaak, hetgeen zich uitte in de manier waarop zij gefotografeerd wilde worden, maar van wie de fotografen te allen tijde afhankelijk waren. De geschiedenis van de portretfotografie in Nederland, beschreven vanuit de NFPV, is er een van een gedegen artistieke middelmaat. Hoe die Nederlandse portretfotografie tussen de twee wereldoorlogen eruitzag, kan voor wat de NFPV betreft gereconstrueerd worden aan de hand van de enig overgebleven maar rijke bron: de jaargangen van het tweewekelijks tijdschrift Bedrijfsfotografie, tevens "Officieel orgaan der Nederlandsche Fotografen Patroonsvereeniging." [1]

Er bestond namelijk sind begin van de vorige eeuw al een vakorganisatie voor fotografen: de Nederlandsche Fotografen Kunstkring (NFK). De NFK was in 1902 in Den Haag opgericht als een vakorganisatie voor fotografen die de artistieke bevordering van het fotografenvak tot doel had. Het streven van de NFK was "fotografie hier te lande tot een hooger standpunt op te voeren en verbetering te brengen in alle toestanden, die het bestaan van den kunstminnenden vakfotograaf bedreigen als: de goedkoope ateliers, die de fotografen bij het publiek in miscrediet brengen; de oneerlijke concurrentie van sommige zoogenaamde amateurs en van handelaars in fotografieartikelen, enz."

Naoorloge jaren

De idealen waarvoor de vooroorlogse generatie NFPV vruchteloos streed zijn tijdens en na de oorlog gerealiseerd. In 1941 werd de Vestigingswet Kleinbedrijf 1937 voor het fotografisch ambacht van toepassing verklaard. De in 1941 door Carel Tirion opgerichte Stichting Foto Vakschool werd in 1950 aan de NFPV overgedragen. Deze vakopleiding kreeg de naam Nederlandsche Fotovakschool. De school startte in 1953 met door de overheid gesubsidieerde avondopleidingen en in 1957 met een dagopleiding. Pas in 1955 werd de verfoeide 15% weeldebelasting op fotografische producten opgeheven. Datzelfde jaar werd de stichting tot bescherming en handhaving van foto-auteursrechten Burafo opgericht. Na een scheiding van 50 jaar besloten de NFPV en de naoorlogse NFK in 1970 samen te gaan in een nieuwe organisatie: de Beroepsfotografen Nederland (BFN).

Externe links

rel=nofollow
  1. º [ J.R.A. Schouten, De Nederlandsche Fotografen-Kunstkring, in Lux 14 (1903), p. 580.]