Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Lelietje-van-dalen

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Het lelietje-van-dalen of meiklokje (Convallaria majalis) is een plantensoort uit het geslacht Convallaria in de aspergefamilie (Asparagaceae).

Beschrijving

Het lelietje-van-dalen is een overblijvende, kruidachtige plant die 10 tot 30 cm hoog wordt. Hij heeft een wortelstok die tot 50 cm diep wortelt als opslag- en overlevingsorgaan en wordt daarom ingedeeld als een rizoomgeofyt. De relatief dunne, kruipende wortelstok vertakt monopodiaal, wat betekent dat de bovengrondse scheuten zich boven de top van de wortelstok vertakken. Met behulp van hun aanvankelijk kegelvormige vorm breken de jonge scheuten in het voorjaar door de grond. De verder bladerloze, rechtop groeiende en hoekige stengel heeft meestal twee blaadjes in een opgerolde knopstand aan de basis, die hem in een schede omsluiten.

Blad

Het lelietje-van-dalen heeft twee tot drie bladeren die rechtstreeks uit de wortelstok groeien. Ze zijn verdeeld in een stengelachtige bladschede die een pseudostam vormt en de bladschijf. De lengte van de schede is ongeveer 4 tot 30 centimeter. De volledige bladschijf is onbehaard. De lengte varieert tussen 12 en 20 centimeter, de breedte tussen 2,5 en 5 centimeter. Het is breed lancetvormig en eindigt in een korte spitse bladtop. Het bovenste en onderste bladoppervlak zijn donkergroen, het bovenste bladoppervlak is duidelijk glanzend. Naar de basis toe versmalt het blad zich tot de valse stengel toe, waarbij de stengelachtige schede van het onderste blad die van het hogere blad omhult. Bovendien omringen verscheidene vliezige onderste bladeren de basis van de valse stengel op een schede-achtige manier.

Bloem

Tussen maart en juni ontwikkelen zich vijf tot tien afhangende, breed klokvormige bloemen in een min of meer eenzijdige trosvormige bloeiwijze.

Elke bloementros staat boven een vliezig, 4 tot 20 mm lang, lancetvormig schutblad dat ongeveer half zo lang is als de 5 tot 11 mm lange bloemsteel en deze aan de basis omhult. Lelietjes-van-dalen hebben een karakteristieke, intens zoete geur die potentiële bestuivers aantrekt. Het aromatische aldehyde bourgeonal bepaalt de geur. Het zuiver witte bloembekleedsel (perianth) van het lelietje-van-dalen heeft een uniforme vorm en is, zoals gebruikelijk is in de onderfamilie Nolinoideae, niet verdeeld in kelk en bloemkroon. De zes 5 tot 9 mm lange perigone bladeren zijn bijna volledig vergroeid in een klokvorm met uitzondering van hun zes korte, 1 tot 3 millimeter lange, teruggebogen toppen. De perigone bladeren zijn bedekt met microscopisch kleine klieren. De perigoon is meestal zuiver wit, zelden hebben exemplaren binnenin zes paarse vlekken waar de meeldraden zijn ingeplant (var. picta Wilczek). De bloem van het lelietje-van-dalen is tweeslachtig, d.w.z. ze bevat meeldraden en vruchtbladeren in één bloem. Er zijn twee cirkels, elk met drie vrije, vruchtbare meeldraden onder elkaar. De korte, meestal vaag roodachtige meeldraden zijn vergroeid met de basis van de bloemblaadjes en steken er niet bovenuit. De gele, langwerpige tot lancetvormige helmknoppen hebben twee stuifmeelreservoirs. Ze openen aan beide zijden van boven naar beneden met een overlangse spleet om het stuifmeel vrij te geven. Drie vruchtbladeren zijn vergroeid tot een rondachtig driekamerig vruchtbeginsel. Elke kamer van het vruchtbeginsel bevat vier tot acht zaadknoppen. De korte, dikke, rechte stamper wordt afgesloten door een kleine, iets drielobbige tot kopvormige stempel. De stamper steekt niet buiten het bloembekleedsel uit.

Zaadjes

De ronde drielobbige bessen met een diameter van zes tot twaalf millimeter worden helderrood wanneer ze rijp zijn. In het vruchtvlees zitten één tot vijf zaden. De gele tot lichtbruine zaden zijn ongeveer drie tot vier millimeter lang en bijna bolvormig tot hoekig van vorm. Om te ontkiemen hebben ze hebben kou nodig en ze worden als kortlevend beschouwd.

Chromosomen

Het basis-chromosomenaantal is x = 19. In de wilde plant is er een diploïde chromosomenreeks van 2n = 38.

Giftigheid en eerste hulp

Het lelietje-van-dalen is zeer giftig. Alle delen van de plant zijn giftig, maar vooral de bloemen en de vruchten. Er zijn 38 glycosiden in de plant gevonden, die zijn afgeleid van 9 aglyconen. De belangrijkste werkzame stoffen zijn convallatoxine, convallatoxol, convalloside en desglucocheirotoxine. Vergiftigingssmtomen: Uitwendig contact met de plant veroorzaakt huid- en oogirritatie. Bij inname via de mond treden misselijkheid, diarree, hartritmestoornissen, duizeligheid en vernauwing van de borstkas op. Aanvankelijk treden hoge bloeddruk en versnelde polsslag op, later verlaagde bloeddruk, zeer trage en diepe ademhaling met ten slotte hartstilstand. Na het eten van één tot vijf bessen zijn hooguit korte sinusritmestoornissen waargenomen, meestal geen symptomen. Als grotere hoeveelheden worden geconsumeerd, moet een behandeling worden gegeven zoals voor hartglycosidevergiftiging.

Kinderen lopen vooral gevaar door bessen, bloemen en bladeren. Als delen van de plant worden ingeslikt, moet het antigifcentrum of een arts worden geraadpleegd. Lelietjes-van-dalen worden wel eens verward met het eetbare daslook. De typische knoflookgeur van daslook is een onderscheid tussen de beide.

Tradities en symboliek

Het lelietje-van-dalen wordt beschouwd als de bloem van Ostara, een vermoedelijke Germaanse godin van de lente.[1]

De symboliek van de terugkeer van de lente die met deze bloem verbonden is, zou zijn wortels hebben in Keltische tradities en in Romeinse ceremonies voor Flora, de godin van de bloemen.

Doorheen heel Europa symboliseert het lente en nieuw leven.[1]

Meiklokjes schenken op 1 mei

Op 1 mei wordt het lelietje-van-dalen traditioneel geschonken als ’geluksbrenger’ omdat het rond deze datum bloeit. Deze traditie is zeer aanwezig in onder meer Frankrijk, Zwitserland, België en Andorra. Bij sommigen in Frankrijk en België bestaat het gebruik dat kinderen op 1 mei lelietjes-van-dalen aan hun moeder en oma schenken. In onder andere Frankrijk heeft het een betekenis gekregen van de bloem van de werkmensen en wordt traditioneel aan werknemers gegeven op 1 mei, het Feest van de Arbeid.[1]

De traditie van het schenken van het lelietje-van-dalen werd in 1561 officieel ingesteld door de Franse koning Karel (Charles) IX. Op 1 mei 1561 kreeg hij een tuiltje lelietjes-van-dalen als ’geluksbrenger’, en was hiermee zo opgezet, dat hij verordende dat hofdames op elke eerste mei een takje lelietjes-van-dalen zouden krijgen als geluksbrenger. Deze aristocratische traditie werd aan het eind van de 19e eeuw gepopulariseerd door de zanger Félix Mayol, die op 1 mei 1895 een takje lelietjes-van-dalen in zijn revers droeg. Op 1 mei 1936 werd het lelietje-van-dalen voor het eerst specifiek in verband gebracht met de Dag van de Arbeid en werd op die manier een symbolische bloem voor de werkmensen.

Het meiklokje wordt ook geassocieerd met het ’Bal du muguet’ (het bal van het lelietje-van-dalen) waarbij jongeren een dansfeest organiseerden waar de ouders niet naartoe mochten komen. Meisjes waren in het wit gekleed en de jongemannen droegen een lelietje-van-dalen op hun kleren. Daarom wordt het bloempje ook in verband gezien met verliefde afspraakjes.[2]

In het katholicisme

Het lelietje-van-dalen wordt vermeld in het Bijbelboek Hooglied (Hooglied 2:1). In de Katholieke Kerk wordt deze passage toegepast op Maria, maar ook op Jezus Christus.

In de tweede nocturne der metten van Maria’s Geboorte, heet het: „Want Zij, Maria, is de bloeme des velds, waaruit de kostelijke lelie der dalen voortkwam, door wiens geboorte de menselijke natuur veranderd en de schuld gedelgd werd.”[3]

In de litanie voor Maria stond als een Mariatitel: Flos campi, convallium singulare lilium (bloem des velds, uitgelezen lelie der dalen).[4]

Omdat het bloemetje nieuw leven symboliseert, wordt het ook toegepast op de advent van Christus.[1]

Varia

Muguet (lelietje-van-dalen) was de zevende dag (van de eerste decade) van de maand floréal in de Franse republikeinse kalender. Dit viel op 26 of 27 april.

Verwijzingen

  1. 1,0 1,1 1,2 1,3 Miranda Bruce-Mitford, The Illustrated Book of Signs & Symbols, DK Publishing, New York, 1996, ISBN 0-7894-1000-1, p. 53
  2. º https://www.landelijkegilden.be/informeren/actualiteit/jij-verdient-een-bosje-meiklokjes
  3. º Latijn: Haec est enim flos campi, de qua ortum est pretiosum lilium convallium, per cuius partum mutatur natura protoplastorum, deletur et culpa, geciteerd in: J. J. M. Timmers, Symboliek en Iconographie, Roermond-Maaseik, 1947, p. 514
  4. º geciteerd in: J. J. M. Timmers, Symboliek en Iconographie, Roermond-Maaseik, 1947, p. 462