Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Autonomiegroep: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Autonomiegroep&oldid=51221621 11 mrt 2018 ‎ JoyceMaas 5 mrt 2018)
 
(https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Autonomiegroep&oldid=51225120 12 mrt 2018 (Informatie gewijzigd nav kritiek: toegevoegd dat het over een behandeling gaat uit de wereld van de psychotherapie en dat de effectiviteit nog moet blijken. De tekst)
Regel 1: Regel 1:
'''De autonomiegroep''', ook wel ‘autonomieversterkende interventie’ of ‘autonomy-enhancing treatment’ (AET), is een behandeling in groepsvorm waarin het doel autonomieversterking is. Onder [[autonomie]] wordt het zelfsturend vermogen verstaan, zowel individueel als in contact met anderen.  
'''De autonomiegroep''', ook wel ‘autonomieversterkende interventie’ of ‘autonomy-enhancing treatment’ (AET), is een behandeling in groepsvorm uit de wereld van de [[psychotherapie]] waarin het doel autonomieversterking is. Van oorsprong komen autonomiegroepen uit de feministische hulpverlening. In de moderne variant nemen ook mannen deel. Onder [[autonomie]] wordt het zelfsturend vermogen verstaan, zowel individueel als in contact met anderen.  


==Autonomie-verbondenheid==
==Autonomie-verbondenheid==
Het woord [[autonomie]] is opgebouwd uit de Griekse woorden [[autos]] (zelf), en [[Nomos (Griekenland)|nomos]] (wet), en betekent bij benadering: zichzelf de wet voorschrijven. Het begrip autonomie kent een lange traditie binnen allerlei domeinen van de [[psychologie]], zoals de ontwikkelings-, klinische, onderwijs-, en arbeids- en organisatiepsychologie, maar ook in de [[filosofie]].  
Het woord [[autonomie]] is opgebouwd uit de Griekse woorden [[autos]] (zelf), en [[Nomos (Griekenland)|nomos]] (wet), en betekent bij benadering: zichzelf de wet voorschrijven. Het begrip autonomie kent een lange traditie binnen allerlei domeinen van de [[psychologie]], zoals de ontwikkelings-, klinische, onderwijs-, en arbeids- en organisatiepsychologie, maar ook in de [[filosofie]].  


De traditionele definitie van [[autonomie]] legt veel nadruk op onafhankelijkheid en separatie<ref>Bekker, M. H. J. (1993). The development of an Autonomy scale based on recent insights into gender identity. European Journal of Personality, 7, 177-194. </ref>. In werkelijkheid zijn echter zowel het vermogen tot onafhankelijkheid als het vermogen tot verbondenheid belangrijk voor gezonde volwassenheid<ref>Bekker, M. H. J. (1993). The development of an Autonomy scale based on recent insights into gender identity. European Journal of Personality, 7, 177-194. </ref><ref>Bekker, M. H. J., & Van Assen, M. A. L. M. (2006). A short form of the autonomy scale: Properties of the Autonomy-Connectedness Scale. Journal of Personality Assessment, 86, 51-60. </ref>. Dat vraagt aan de ene kant naar weten wat we zelf willen en deze behoeften kunnen nastreven, maar tegelijkertijd ook naar het aangaan van bevredigende relaties, dicht bij anderen kunnen (en durven) zijn, hulp kunnen vragen en geven, en rekening kunnen houden met de wensen en behoeften van anderen. Dit alles zonder onszelf hierin te verliezen. Omdat [[autonomie]] en verbondenheid/gehechtheid inherent zijn aan elkaar en elkaar als het ware veronderstellen, werd het modernere begrip autonomie-verbondenheid geïntroduceerd <ref>Bekker, M. H. J. (1993). The development of an Autonomy scale based on recent insights into gender identity. European Journal of Personality, 7, 177-194. </ref>.
De traditionele definitie van [[autonomie]] legt veel nadruk op onafhankelijkheid en separatie. Omdat [[autonomie]] en verbondenheid/gehechtheid inherent lijken te zijn aan elkaar en elkaar als het ware veronderstellen, werd het modernere begrip autonomie-verbondenheid geïntroduceerd door Bekker<ref>Bekker, M. H. J. (1993). The development of an Autonomy scale based on recent insights into gender identity. European Journal of Personality, 7, 177-194. </ref><ref>Bekker, M. H. J., & Van Assen, M. A. L. M. (2006). A short form of the autonomy scale: Properties of the Autonomy-Connectedness Scale. Journal of Personality Assessment, 86, 51-60. </ref>. In de moderne definitie van Bekker betekent [[autonomie]] aan de ene kant weten wat we zelf willen en deze behoeften kunnen nastreven, maar tegelijkertijd ook naar het aangaan van bevredigende relaties, dicht bij anderen kunnen (en durven) zijn, hulp kunnen vragen en geven, en rekening kunnen houden met de wensen en behoeften van anderen. Dit alles zonder onszelf hierin te verliezen.  


Het begrip autonomie-verbondenheid bestaat uit drie componenten; autonomieproblematiek wordt gereflecteerd als een probleem met één of meer van deze componenten. Het gaat hierbij om [[zelfbewustzijn]], gedefinieerd als het vermogen zich bewust te zijn van eigen meningen, wensen en behoeften, en deze in sociale interacties te uiten. De tweede component is gevoeligheid voor anderen, ofwel gevoeligheid voor de meningen, wensen en behoeften van anderen; hiertoe behoren ook empathisch vermogen en het vermogen tot en de behoefte aan [[intimiteit]] en [[separatie (sociologie)|separatie]]. De derde component is vermogen tot het hanteren van nieuwe situaties, geënt op het inzicht vanuit de [[hechting (psychologie)|hechtingstheorie]] <ref>Bowlby, J. (1969). Attachment and loss: Vol. 1. Attachment. New York: Basic. </ref><ref>Bowlby, J. (1973). Attachment and loss: Vol. 2. Separation. New York: Basic. </ref>. dat bij veilige hechting exploratiegedrag wordt vertoond. Deze component reflecteert (on-)gemak in nieuwe situaties, [[flexibiliteit]], exploratiegeneigdheid en afhankelijkheid van vertrouwde structuren.  
Het moderne begrip autonomie-verbondenheid bestaat uit drie componenten; autonomieproblematiek wordt gereflecteerd als een probleem met één of meer van deze componenten. Het gaat hierbij om [[zelfbewustzijn]], gedefinieerd als het vermogen zich bewust te zijn van eigen meningen, wensen en behoeften, en deze in sociale interacties te uiten. De tweede component is gevoeligheid voor anderen, ofwel gevoeligheid voor de meningen, wensen en behoeften van anderen; hiertoe behoren ook empathisch vermogen en het vermogen tot en de behoefte aan [[intimiteit]] en [[separatie (sociologie)|separatie]]. De derde component is vermogen tot het hanteren van nieuwe situaties, geënt op het inzicht vanuit de [[hechting (psychologie)|hechtingstheorie]] <ref>Bowlby, J. (1969). Attachment and loss: Vol. 1. Attachment. New York: Basic. </ref><ref>Bowlby, J. (1973). Attachment and loss: Vol. 2. Separation. New York: Basic. </ref>. dat bij veilige hechting exploratiegedrag wordt vertoond. Deze component reflecteert (on-)gemak in nieuwe situaties, [[flexibiliteit]], exploratiegeneigdheid en afhankelijkheid van vertrouwde structuren.  


Onderzoek maakt aannemelijk dat veel psychische klachten en stoornissen, zoals angst-, stemmings-, eet- en persoonlijkheidsstoornissen (mede) veroorzaakt en/of in stand gehouden kunnen worden door autonomieproblematiek <ref>Alford, B.A., & Gerrity, D.M. (1995). The specificity of sociotropy-autonomy personality dimensions to depression vs. anxiety. Journal of Clinical Psychology, 51, 190-195. </ref><ref>Bekker, M.H.J., & Belt, U. (2006). The role of autonomy-connectedness in anxiety and depression. Depression and Anxiety, 23, 274-280. </ref><ref>Fresco, D.M., Sampson, W.S., Craighead, L.W., & Koons, A.N. (2001). The relationship of sociotrophy and autonomy to symptoms of depression and anxiety. Journal of Cognitive Psychotherapy: An International Quarterly, 15, 17-31. </ref><ref> Bekker, M.H.J., & Croon, M.A. (2010). The roles of autonomy–connectedness and attachment styles in depression and anxiety. Journal of Social and Personal Relationships, 27, 908-923. </ref><ref>Burke, A., & Haslam, N. (2001). Relations between personality and depressive symptoms: a multimeasure study of dependency, autonomy, and related constructs. Journal of Clinical Psychology, 57, 953-961. </ref><ref>Fairbrother, N., & Moretti, M. (1998). Sociotropy, autonomy, and self-discrepancy: Status in depressed, remitted depressed, and control participants. Cognitive Therapy and Research, 22, 279-296. </ref><ref>Kuipers, G.S., van Loenhout, Z., van der Ark, L.A., & Bekker, M.H.J. (2016). Attachment insecurity, mentalization and their relation to symptoms in eating disorder patients. Attachment & Human Development 18, 250-272. </ref><ref>Marsden, P., Meyer, C., Fuller, M., & Waller, G. (2002). The relationship between eating psychopathology and separation-individuation in young nonclinical women. Journal of Nervous and Mental Disorders, 190, 710-713. </ref><ref>Bekker, M. H. J., Willemse, J.J., & De Goeij, J.W. (2010). The role of individual differences in particular autonomy-connectedness in women’ and men’s work-family balance. Women & Health, 50, 241-261. </ref>. Een consistente bevinding is dat mensen met internaliserende stoornissen (waaronder [[angst]] en [[depressie (klinisch)|depressie]]) een specifiek autonomie-gehechtheid patroon hebben ten opzichte van mensen zonder deze klachten: een laag zelfbewustzijn, een hoge gevoeligheid voor anderen, en een lage capaciteit om nieuwe situaties te hanteren. Met andere woorden hebben mensen met een internaliserende stoornis soms een onvoldoende ontwikkeld zelf, moeite met het aangeven en herkennen van hun eigen behoeften (laag zelfbewustzijn), als ook het aangaan van nieuwe, potentieel stressvolle, situaties (vermogen om nieuwe situaties te hanteren). Vaak hebben zij juist geleerd om op anderen te varen en er alles aan te doen dat de relatie met deze anderen intact blijft, door de behoeften van anderen extra goed in de gaten te houden (gevoeligheid voor anderen).
Onderzoek maakt aannemelijk dat veel psychische klachten en stoornissen, zoals angst-, stemmings-, eet- en persoonlijkheidsstoornissen (mede) veroorzaakt en/of in stand gehouden kunnen worden door autonomieproblematiek <ref>Alford, B.A., & Gerrity, D.M. (1995). The specificity of sociotropy-autonomy personality dimensions to depression vs. anxiety. Journal of Clinical Psychology, 51, 190-195. </ref><ref>Bekker, M.H.J., & Belt, U. (2006). The role of autonomy-connectedness in anxiety and depression. Depression and Anxiety, 23, 274-280. </ref><ref>Fresco, D.M., Sampson, W.S., Craighead, L.W., & Koons, A.N. (2001). The relationship of sociotrophy and autonomy to symptoms of depression and anxiety. Journal of Cognitive Psychotherapy: An International Quarterly, 15, 17-31. </ref><ref>Burke, A., & Haslam, N. (2001). Relations between personality and depressive symptoms: a multimeasure study of dependency, autonomy, and related constructs. Journal of Clinical Psychology, 57, 953-961. </ref><ref>Fairbrother, N., & Moretti, M. (1998). Sociotropy, autonomy, and self-discrepancy: Status in depressed, remitted depressed, and control participants. Cognitive Therapy and Research, 22, 279-296. </ref> Een consistente bevinding is dat mensen met internaliserende stoornissen (waaronder [[angst]] en [[depressie (klinisch)|depressie]]) een specifiek autonomie-gehechtheid patroon hebben ten opzichte van mensen zonder deze klachten: een laag zelfbewustzijn, een hoge gevoeligheid voor anderen, en een lage capaciteit om nieuwe situaties te hanteren.  


== Behandeling ==
== Behandeling ==
Het behandelprotocol voor deze groepsbehandeling, Behandelprotocol voor een autonomieversterkende interventie bij patiënten met autonomieproblematiek <ref>Bekker, M.H.J., Kouwenhoven, B., Rutten, E.A.P., & Van Helsdingen, M.A. (2015). Protocol voor Autonomie-Versterkende Interventies. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. </ref>, is in 2015 uitgebracht bij [[Bohn Stafleu van Loghum]].
Het doel van de behandeling<ref>Bekker, M.H.J., Kouwenhoven, B., Rutten, E.A.P., & Van Helsdingen, M.A. (2015). Protocol voor Autonomie-Versterkende Interventies. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. </ref> is het ontwikkelen en vergroten van het zelfsturend vermogen. Hiertoe behoren ook het versterken van het zelfgevoel en van de verbondenheid met anderen zonder zichzelf ‘kwijt te raken’, en het leren beter met nieuwe situaties om te gaan. Voorop staat dat de cliënt het ‘eigen ik’ verder ontwikkelt en/of hervindt. Als gevolg van deze interventie wordt klachtvermindering en gedragsverandering verwacht.
 
Het doel van de behandeling is het ontwikkelen en vergroten van het zelfsturend vermogen. Hiertoe behoren ook het versterken van het zelfgevoel en van de verbondenheid met anderen zonder zichzelf ‘kwijt te raken’, en het leren beter met nieuwe situaties om te gaan. Voorop staat dat de cliënt het ‘eigen ik’ verder ontwikkelt en/of hervindt. Als gevolg van deze interventie wordt klachtvermindering en gedragsverandering verwacht.
 
De 15 wekelijkse groepssessies kennen een vast patroon. Elk groepslid ontwikkelt haar/zijn persoonlijke autonomie-gerelateerde doelen die zij of hij gedurende de behandeling tracht te realiseren. Elk groepslid treedt, gesteund door de therapeuten, tevens een keer als voorzitter op, en structureert dan het groepsgesprek, wat de [[autonomie]] des te meer bevordert. Elke bijeenkomst wordt er een ander autonomie- gerelateerd thema behandeld. Voorbeelden van thema’s zijn: overlevingsstrategieën, relaties en vriendschappen, [[intimiteit]] en [[seksualiteit]], zelfbeeld, en ouderlijke boodschappen. Autonomiegroepen kennen een rijke mêlee aan oefeningen, o.a. [[ontspanningsoefeningen]], oefeningen om grenzen te herkennen, en lichaamsgerichte oefeningen.
 
== Gender en diversiteit ==
Van oorsprong komen autonomiegroepen uit de feministische hulpverlening. In de modernere variant van de autonomiegroepen nemen ook mannen deel, omdat autonomieproblematiek ook bij hen geregeld voorkomt (met name mannen met angststoornissen). Het thema [[gender (identiteitsaspect)|gender]] is wel bewaard gebleven: voor zowel vrouwen als mannen wordt besproken hoe zowel het man-zijn als het vrouw-zijn in verhouding staat tot de klachten. Daarnaast wordt aandacht besteed aan andere [[diversiteit]]skenmerken, zoals culturele achtergrond en leeftijd.  


== Effectiviteit ==
== Effectiviteit ==
Aanwijzingen voor de effectiviteit van autonomiegroepen voor angst (en depressie) komen momenteel vooral uit klinische ervaring. Verschillende behandelcentra in Nederland bieden de groepen al jaren aan en clinici hebben er doorgaans zeer goede ervaringen mee (ook in een multiculturele context). (Ex-) patiënten zijn vaak ook erg enthousiast over de aanpak, omdat het naar hun idee meer ingrijpt op ‘de kern’ van het probleem dan klachtgerichte behandelingen.
Aanwijzingen voor de effectiviteit van autonomiegroepen voor angst (en depressie) komen momenteel vooral uit klinische ervaring. Gecontrolleerde effectstudies ontbreken. In enkele pilotstudies met verschillende patiënten (o.a. angst en depressie) werd gevonden dat de groepen de autonomie verbeterden: het zelfbewustzijn en het vermogen om nieuwe situaties te hanteren stegen, en de gevoeligheid voor anderen nam iets af. Op gebied van klachten namen angst, depressie en algemene psychische klachten af <ref>Bekker, M.H.J., Kouwenhoven, B., Roos, A., Soekar, S., van Houten, J., & Vossen, J. (2017). Autonomy-connectedness enhancing group intervention: Building the self and its steering capacity. Manuscript submitted. </ref><ref> Maas, J., Van Balkom, A. J. L. M., Van Assen, M. A. L. M., Rutten, E. A. P., Janssen, D., Van Mastrigt, J. M., & Bekker, M. H. J. (2017). Enhancing autonomy-connectedness in anxiety-disordered patients: A randomized controlled trial: Manuscript submitted for publication. </ref>.
 
In enkele pilotstudies met verschillende patiënten (o.a. angst en depressie) werd gevonden dat de groepen de autonomie verbeterden: het zelfbewustzijn en het vermogen om nieuwe situaties te hanteren stegen, en de gevoeligheid voor anderen nam iets af. Op gebied van klachten namen angst, depressie en algemene psychische klachten af <ref>Bekker, M.H.J., Kouwenhoven, B., Roos, A., Soekar, S., van Houten, J., & Vossen, J. (2017). Autonomy-connectedness enhancing group intervention: Building the self and its steering capacity. Manuscript submitted. </ref><ref> Maas, J., Van Balkom, A. J. L. M., Van Assen, M. A. L. M., Rutten, E. A. P., Janssen, D., Van Mastrigt, J. M., & Bekker, M. H. J. (2017). Enhancing autonomy-connectedness in anxiety-disordered patients: A randomized controlled trial: Manuscript submitted for publication. </ref>.


== De ACS-30 ==
== De ACS-30 ==
De drie componenten van autonomie-verbondenheid kunnen in kaart worden gebracht door middel van de Autonomy Connectedness Scale, ACS-30<ref> Bekker, M.H.J., & van Assen, M.A.L.M. (2006). A short form of the Autonomy Scale: properties of the Autonomy–Connectedness Scale (ACS–30). Journal of Personality Assessment, 86, 51-60. </ref>. Enkele voorbeeld items:
De drie componenten van autonomie-verbondenheid kunnen in kaart worden gebracht door middel van de Autonomy Connectedness Scale, afgekort de ACS-30<ref> Bekker, M.H.J., & van Assen, M.A.L.M. (2006). A short form of the Autonomy Scale: properties of the Autonomy–Connectedness Scale (ACS–30). Journal of Personality Assessment, 86, 51-60. </ref>. Enkele voorbeeld items:
 
:Zelfbewustzijn. “Als mij gevraagd wordt wat ik wil, weet ik het antwoord meestal onmiddellijk”, “Ik vind het vaak moeilijk te bepalen wat ik zelf wil”, “Als ik de meningen van anderen hoor, verandert dat mijn eigen opvattingen vaak”.


:Gevoeligheid voor anderen. “Ik verdiep me vaak in de gevoelens van anderen”, “Ik vraag me dikwijls af wat anderen van mij vinden”, “Als ik iets doe waar anderen niet zo gelukkig mee zijn, zet ik dat gemakkelijk van me af”.
:Zelfbewustzijn. “Als mij gevraagd wordt wat ik wil, weet ik het antwoord meestal onmiddellijk”, “Ik vind het vaak moeilijk te bepalen wat ik zelf wil”, “Als ik de meningen van anderen hoor, verandert dat mijn eigen opvattingen vaak”.<ref> Bekker, M.H.J., & van Assen, M.A.L.M. (2006). A short form of the Autonomy Scale: properties of the Autonomy–Connectedness Scale (ACS–30). Journal of Personality Assessment, 86, 51-60. </ref>


:Capaciteit om nieuwe situaties te hanteren. “Ik stap op nieuwe dingen gemakkelijk in mijn eentje af”, “Als het aan mij lag, zou ik de meeste tijd in mijn vertrouwde omgeving doorbrengen”, “Het kost mij moeite om op mijn eentje aan onbekende activiteiten te beginnen”.
:Gevoeligheid voor anderen. “Ik verdiep me vaak in de gevoelens van anderen”, “Ik vraag me dikwijls af wat anderen van mij vinden”, “Als ik iets doe waar anderen niet zo gelukkig mee zijn, zet ik dat gemakkelijk van me af”.<ref> Bekker, M.H.J., & van Assen, M.A.L.M. (2006). A short form of the Autonomy Scale: properties of the Autonomy–Connectedness Scale (ACS–30). Journal of Personality Assessment, 86, 51-60. </ref>


:Capaciteit om nieuwe situaties te hanteren. “Ik stap op nieuwe dingen gemakkelijk in mijn eentje af”, “Als het aan mij lag, zou ik de meeste tijd in mijn vertrouwde omgeving doorbrengen”, “Het kost mij moeite om op mijn eentje aan onbekende activiteiten te beginnen”.<ref> Bekker, M.H.J., & van Assen, M.A.L.M. (2006). A short form of the Autonomy Scale: properties of the Autonomy–Connectedness Scale (ACS–30). Journal of Personality Assessment, 86, 51-60. </ref>
<!-- (Informatie gewijzigd nav kritiek: toegevoegd dat het over een behandeling gaat uit de wereld van de psychotherapie en dat de effectiviteit nog moet blijken. De tekst is neutraler gemaakt en bronnen zijn toegevoegd bij behandeling en effectiviteit. Het aantal bronnen bij autonomie-verbondenheid is teruggebracht en het kopje gender en diversiteit is verwijderd.)  --> 
==Referenties==
==Referenties==
{{Reflist}}
{{Reflist}}

Versie van 21 mrt 2018 10:47

De autonomiegroep, ook wel ‘autonomieversterkende interventie’ of ‘autonomy-enhancing treatment’ (AET), is een behandeling in groepsvorm uit de wereld van de psychotherapie waarin het doel autonomieversterking is. Van oorsprong komen autonomiegroepen uit de feministische hulpverlening. In de moderne variant nemen ook mannen deel. Onder autonomie wordt het zelfsturend vermogen verstaan, zowel individueel als in contact met anderen.

Autonomie-verbondenheid

Het woord autonomie is opgebouwd uit de Griekse woorden autos (zelf), en nomos (wet), en betekent bij benadering: zichzelf de wet voorschrijven. Het begrip autonomie kent een lange traditie binnen allerlei domeinen van de psychologie, zoals de ontwikkelings-, klinische, onderwijs-, en arbeids- en organisatiepsychologie, maar ook in de filosofie.

De traditionele definitie van autonomie legt veel nadruk op onafhankelijkheid en separatie. Omdat autonomie en verbondenheid/gehechtheid inherent lijken te zijn aan elkaar en elkaar als het ware veronderstellen, werd het modernere begrip autonomie-verbondenheid geïntroduceerd door Bekker[1][2]. In de moderne definitie van Bekker betekent autonomie aan de ene kant weten wat we zelf willen en deze behoeften kunnen nastreven, maar tegelijkertijd ook naar het aangaan van bevredigende relaties, dicht bij anderen kunnen (en durven) zijn, hulp kunnen vragen en geven, en rekening kunnen houden met de wensen en behoeften van anderen. Dit alles zonder onszelf hierin te verliezen.

Het moderne begrip autonomie-verbondenheid bestaat uit drie componenten; autonomieproblematiek wordt gereflecteerd als een probleem met één of meer van deze componenten. Het gaat hierbij om zelfbewustzijn, gedefinieerd als het vermogen zich bewust te zijn van eigen meningen, wensen en behoeften, en deze in sociale interacties te uiten. De tweede component is gevoeligheid voor anderen, ofwel gevoeligheid voor de meningen, wensen en behoeften van anderen; hiertoe behoren ook empathisch vermogen en het vermogen tot en de behoefte aan intimiteit en separatie. De derde component is vermogen tot het hanteren van nieuwe situaties, geënt op het inzicht vanuit de hechtingstheorie [3][4]. dat bij veilige hechting exploratiegedrag wordt vertoond. Deze component reflecteert (on-)gemak in nieuwe situaties, flexibiliteit, exploratiegeneigdheid en afhankelijkheid van vertrouwde structuren.

Onderzoek maakt aannemelijk dat veel psychische klachten en stoornissen, zoals angst-, stemmings-, eet- en persoonlijkheidsstoornissen (mede) veroorzaakt en/of in stand gehouden kunnen worden door autonomieproblematiek [5][6][7][8][9] Een consistente bevinding is dat mensen met internaliserende stoornissen (waaronder angst en depressie) een specifiek autonomie-gehechtheid patroon hebben ten opzichte van mensen zonder deze klachten: een laag zelfbewustzijn, een hoge gevoeligheid voor anderen, en een lage capaciteit om nieuwe situaties te hanteren.

Behandeling

Het doel van de behandeling[10] is het ontwikkelen en vergroten van het zelfsturend vermogen. Hiertoe behoren ook het versterken van het zelfgevoel en van de verbondenheid met anderen zonder zichzelf ‘kwijt te raken’, en het leren beter met nieuwe situaties om te gaan. Voorop staat dat de cliënt het ‘eigen ik’ verder ontwikkelt en/of hervindt. Als gevolg van deze interventie wordt klachtvermindering en gedragsverandering verwacht.

Effectiviteit

Aanwijzingen voor de effectiviteit van autonomiegroepen voor angst (en depressie) komen momenteel vooral uit klinische ervaring. Gecontrolleerde effectstudies ontbreken. In enkele pilotstudies met verschillende patiënten (o.a. angst en depressie) werd gevonden dat de groepen de autonomie verbeterden: het zelfbewustzijn en het vermogen om nieuwe situaties te hanteren stegen, en de gevoeligheid voor anderen nam iets af. Op gebied van klachten namen angst, depressie en algemene psychische klachten af [11][12].

De ACS-30

De drie componenten van autonomie-verbondenheid kunnen in kaart worden gebracht door middel van de Autonomy Connectedness Scale, afgekort de ACS-30[13]. Enkele voorbeeld items:

Zelfbewustzijn. “Als mij gevraagd wordt wat ik wil, weet ik het antwoord meestal onmiddellijk”, “Ik vind het vaak moeilijk te bepalen wat ik zelf wil”, “Als ik de meningen van anderen hoor, verandert dat mijn eigen opvattingen vaak”.[14]
Gevoeligheid voor anderen. “Ik verdiep me vaak in de gevoelens van anderen”, “Ik vraag me dikwijls af wat anderen van mij vinden”, “Als ik iets doe waar anderen niet zo gelukkig mee zijn, zet ik dat gemakkelijk van me af”.[15]
Capaciteit om nieuwe situaties te hanteren. “Ik stap op nieuwe dingen gemakkelijk in mijn eentje af”, “Als het aan mij lag, zou ik de meeste tijd in mijn vertrouwde omgeving doorbrengen”, “Het kost mij moeite om op mijn eentje aan onbekende activiteiten te beginnen”.[16]

Referenties

rel=nofollow