Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Duitse naamvallen: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 43: Regel 43:




===Hoe vind ik de 4 naamvallen ?===
===Hoe vind je de 4 naamvallen ?===


====EERSTE NAAMVAL====
====EERSTE NAAMVAL====

Versie van 2 aug 2008 18:33

Gebruik van de Duitse naamvallen is voor velen een lastige materie. Het volgende lijstje kan behulpzaam zijn bij het onthouden van welke naamval bij welk voorzetsel hoort.

Duits "dreunlijstje"

De voorzetsels met de derde naamval, vierde naamval en voorzetsels met de derde of vierde naamval, respectievelijk of er sprake is van iets statisch of van een beweging.

Derde naamval

  • mit - nach - nebst - samst - bei - seit - von - zu - zuwider - entgegen - aus - außer - gemäß - binnen - gegenüber

Vierde naamval

  • durch - für - ohne - um - bis - gegen - wieder - entlang

Derde of vierde naamval

  • an - auf - hinter - neben - in - über - unter - vor - zwischen

Ontleden

De woorden van de 'der'-groep en de woorden van de 'ein'-groep kunnen in de eerste, tweede, derde of vierde naamval staan. (zie schema)

der-groep ein-groep
1: d…(de, het) 2: dies…(dit, deze) 1: ein…(een) 2: kein… (geen) 3: mein… (mijn)
3: jen…(die, dat) 4: jed…(ieder, elk) 4: dein…(jouw) 5: sein…(zijn) 6: ihr… (haar)
5: solch…(zo, zulk) 6: welch…(welk) 7: unser…(ons) 8: euer…(jullie) 9: ihr… (hun)
7: manch…(menig, sommige) 8: all…(alle) 10: Ihr…(uw)
4-naamvallen der-groep 4-naamvallen ein-groep
m v o mv m v o mv
1: der die das die 1: ein- eine ein- keine
2: des der des der 2: eines einer eines keiner
3: dem der dem den 3: einem einer einem keinen
4: den die das die 4: einen eine ein- keine


Hoe vind je de 4 naamvallen ?

EERSTE NAAMVAL

Het onderwerp staat in de eerste naamval Het onderwerp staat in de eerste naamval
De man leest een boek. De vrouw zoekt een nieuwe baan.
Vraag: wie leest ? Vraag: wie zoekt ?
Antwoord: de man Antwoord: de vrouw
Dus: de man krijgt eerste naamval Dus: de vrouw krijgt eerste naamval
Der Mann liest ein Buch. Die Frau sucht einen neuen Job.
  • Ook na sein en werden volgt de eerste naamval:
    SEIN
    Hij is de nieuwe chef = Er ist der neue Chef
    Mijn moeder was een zangeres = Meine Mutter war eine Sängerin
    WERDEN
    Hij wordt de eerste doelman = Er wird der erste Torwart
    Zij werd een goede lerares = Sie wurde eine gute Lehrerin

TWEEDE NAAMVAL

  • De combinatie van de, van het, van onze etc. tussen zelfstandige naamwoorden
    …………… van de ……………………
    …………… van het ……………………
    …………… van onze ……………………

enz.

Enkele voorbeelden (het onderstreepte krijgt 2e naamval). Je gebruikt geen von !

  • Het huis van onze vrienden = Das Haus unserer Freunde
  • De bomen van dit bos = Die Bäume dieses Waldes
  • De televisie van mijn oom = Das Fernsehen meines Onkels

DERDE NAAMVAL

  • Het meewerkend voorwerp staat in de derde naamval. Het meewerkend voorwerp is dàt stukje van de zin waar je aan of soms voor voor kunt denken of kunt weglaten. De betekenis van de zin mag dan niet veranderen.
  • Zij geeft (aan) haar zus een boek. = Sie gibt ihrer Schwester ein Buch
  • Ik vertel (aan) mijn moeder het verhaal. = Ich erzähle meiner Mutter die Geschichte
  • Mijn broer deelt het (aan) de chef mee. = Mein Bruder teilt es dem Chef mit

Je mag het woordje aan dus niet vertalen met an!

VIERDE NAAMVAL

  • Het lijdend voorwerp staat in de vierde naamval. Het lijdend voorwerp vertelt ons wat het onderwerp bijv. koopt, leest, vertelt, schrijft, vangt enz.
  • Voorbeeld:
De man verkoopt zijn koffer. Zijn moeder schrijft een brief.
Vraag: wat doet (=verkoopt) de man? Vraag: wat doet (=schrijft) zijn moeder?
Antwoord: zijn koffer Antwoord: een brief
Dus: zijn koffer krijgt 4e naamval Dus: een brief krijgt 4e naamval
Der Mann verkauft seinen Koffer. Seine Mutter schreibt einen Brief.
  • Een tijdsbepaling zonder voorzetsels staat ook in de vierde naamval.
    Ik zie hem elke maand. = Ich sehe ihn jeden Monat.
    Deze winter was hij niet in de stad. = Diesen Winter war er nicht in der Stadt.