Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Lijst van termen in de bouwkunde: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Lijst_van_termen_in_de_bouwkunde&oldid=87670 24 aug 2003)
({{inhoud rechts}})
Regel 1: Regel 1:
Enkele '''bouwkundige begrippen''' die gebruikt worden om elementen in (vaak oude) gebouwen te benoemen of een aanduiding zijn voor de stijl waarin het bouwwerk (of een element daaruit) thuishoort:
Enkele '''bouwkundige begrippen''' die gebruikt worden om elementen in (vaak oude) gebouwen te benoemen of een aanduiding zijn voor de stijl waarin het bouwwerk (of een element daaruit) thuishoort:
 
{{inhoud rechts}}
====A====
====A====
*[[acanthus]]
*[[acanthus]]

Versie van 7 dec 2015 19:32

Enkele bouwkundige begrippen die gebruikt worden om elementen in (vaak oude) gebouwen te benoemen of een aanduiding zijn voor de stijl waarin het bouwwerk (of een element daaruit) thuishoort:

A

B

C

D

E

F

G

H

I

J

K

  • kandelaber: motief in de vorm van een kandelaar.
  • kapiteel: bekroning van een zuil, pijler of pilaster, veelal voorzien van beelhouwwerk.
  • keperboog: driehoekige boog.
  • koor
  • kraagsteen: in een muurvlak of pijlerschacht bevestigde dragende steen.
  • kroonlijst: horizontale band (meestal uitspringend en geprofileerd) die de bekroning vormt van muur of ander belangrijk bouwonderdeel.
  • kruisgewelf: gewelf waarvan de schelpen elkaar snijden onder een knik.
  • Kubisme: stijlperiode in het begin van de 20e eeuw die gekenmerkt wordt o.a. door de ontleding van de vorm in een hoekig patroon.

L

  • laddervenster: venstertype waarbij de onderverdeling van de roeden doet denken aan de sporten van een ladder.
  • lantaarn: bovenste, opengewerkte geleding van een toren.
  • lessenaardak: opgaand dak met één schuine zijde.
  • liseen: weinig uitstekende muurverzwaring.
  • loofwerk: doorlopend floraal ornament.
  • luchtboog: over het (de) dak(en) der zijbeuk(en) reikende steun.

M

  • motief: een vorm of figuur die als basis dient voor het bekleden of versieren van bouwelementen. Het motief wordt vele malen op een regelmatige manier herhaald.

N

  • neut: het onderste gedeelte van de stijlen van een deurkozijn, vaak in hardsteen (natuursteen) uitgevoerd.
  • netgewelf: gewelf met vele, elkaar kruisende diagonalen.

O

  • overstek: een gedeelte van een bouwwerk dat ten opzichte van het onderliggende deel vooruitsteekt.
  • oranjerie: vaak treft men deze kassen of bouwwerken (met vensters op het zuiden) op grote buitenplaatsen aan. Het doel ervan is het laten overwinteren van niet winterharde gewassen.

P

  • pijler, pilaar: hoekige (soms ook rond), vrijstaande ondersteuning van een boog, een hoofdgestel etc. Zie ook zuil.
  • pilaster: een vooral in de gevelarchitectuur van de Renaissance en Barok toegepaste vierkante of halfronde halfzuil in het muurwerk, voorzien van een basement en een kapiteel.
  • piscina: reinigingsbekken soms in een nis, gebruikt voor de erediensten in kerken.
  • plint: voetplaat.
  • polychromeren: met vele kleuren beschilderd (b.v. beelden).
  • pseudobasilicaal: (zelfstandig naamwoord: pseudo-basiliek), zonder vensters in de hoofdbeuk.

Q

R

  • Renaissance: stijlperiode in de 15e en 16e eeuw, gekenmerkt door o.a. realisme en klassieke motieven.
  • retabel: bovenbouw van een altaar.
  • rib van een gewelf (gewelfrib): stenen strook tegen de onderzijde van een gewelf, die ofwel,om louter esthetische ofwel om esthetische alsook functionele redenen is aangebracht.
  • risaliet: een gedeelte van de gevel dat over de gehele hoogte vooruitspringt.
  • Rococo: stijlperiode uit de 18e eeuw, gekenmerkt o.a. door een overwoekering van het ornament.
  • Rolwerk: soort ornamentiek die in gekrulde vormen uitloopt.
  • Romaans: uit de periode van de Romaanse stijl (omstreeks 1000/1250), die wat de kerkbouw betreft gekenmerkt wordt door kubusachtige ruimten met rondbogen, tongewelven en dikke muren.

S

  • scheiboog: boog in een kerk die de middenbeuk scheidt van de zijbeuken.
  • schip: de ruimte van een kerk of kathedraal rondom het spreekgestoelte.
  • sluitsteen: middelste steen van een gemetselde boog, vaak in natuursteen uitgevoerd.
  • steekkap: klein gewelf of kapconstructie dat in een groter gewelf of kap insnijdt.
  • stergewelf: gewelf in de vorm van een ster.
  • steunbeer: ver uitstekende muurdam of verzwaring om horizontale krachten te verdelen in het metselwerk.
  • straalgewelf: gewelf boven een veelhoekig vlak.
  • tongewelf: tunnelvormig of Romeins gewelf.

T

  • terracotta: (latijn: gebakken aarde) ongeglazuurd aardewerk.
  • Toscaans: uit de Romeinse Bouwkunst afkomstige orde, vergelijkbaar met de Dorische orde uit de Griekse Bouwkunst. De Toscaanse orde is te herkennen aan het gebruik van gladde zuilen.
  • tracering: decoratieve vulling van b.v een Gotisch venster.
  • transept: dwarsschip.
  • travee: ruimte-eenheid, die beantwoordt aan één venster, boog of gewelf.
  • triforium: loopgang tussen de scheibogen en de vensters van de hoofdbeuk.
  • triomfboog: boog tussen het schip of de viering van een kerk en het koorgedeelte.
  • tympaan: driehoekige gevelplaat, vaak op zuilen geplaatst of boven vensters.

U

  • uitkraging: een in metselwerk geleidelijk verlopende overstek.

V

  • voluut: spiraal- of kruisvormige versiering, veelal gebruikt ter versiering van kapitelen in de Griekse Bouwkunst
  • viering: het gedeelte van een kerk of kathedraal waar dwars- en langsschip elkaar kruisen. Wordt ook wel kruising genoemd.

W

  • waaierboog: boog bestaande uit verschillende kleine cirkelvormige segmenten.
  • wenkbrauw: uitkragende decoratieve band aan de bovenzijde van een deur of venster in metselwerk of gepleisterd.
  • westwerk: blok ten westen van het schip en daarmee niet corresponderend. Vaak bevat dit gedeelte de toren(s).

X

Y

Z

  • zadeldak: opgaand dak met twee schuine zijden of dakvlakken.
  • zuil: kolom of drager gevormd door een schacht die wordt gedragen door een basement en bekroond door een kapiteel.